Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het Vlaamse beleid voor alcoholpreventie bij jongeren
Vraag om uitleg over het alcoholgebruik van jonge minderjarigen
Vraag om uitleg over het aantal spoedopnames ten gevolge van alcoholintoxicatie
Vraag om uitleg over het alcoholmisbruik bij jongeren
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Minister, de weekendkranten van twee weken geleden stonden er vol van. Elke dag belanden gemiddeld 6 tieners op de spoedafdeling, namelijk 2234 jongeren tussen 12 en 17 jaar in 2018. In tegenstelling tot vorige jaren worden deze jongeren steeds jonger. Nog nooit zaten er zoveel 12- tot 13-jarigen tussen, namelijk 116. 60 procent daarvan waren meisjes. Nochtans is dit volgens Michiel Callens, arts-onderzoeker bij het InterMutualistisch Agentschap, maar het topje van de ijsberg.
De gevolgen van alcoholmisbruik zijn enorm. Het gaat van hersenschade over levercirrose en hart- en vaatziekten tot bepaalde vormen van kanker. Bovendien is het risico op een alcoholverslaving vier tot zes keer hoger als een jongere voor zijn vijftiende levensjaar begint te drinken. Spoedartsen geven aan dat er momenteel nog geen nationale standaardaanpak is. Jongeren moeten nadien niet standaard voor een gesprek naar een pediater of psycholoog. Hierdoor blijven de gevaren voor alcohol eerder ongekend.
In de artikels wordt er ook een verantwoordelijkheid bij de ouders gelegd, want zij zijn medeverantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. Het wordt als normaal ervaren en het geeft vaak de indruk dat het alleen maar gezellig kan zijn als er alcohol is in onze samenleving.
Minister, deze situaties zijn duidelijk zeer verontrustend. Hebt u er een zicht op of deze jongeren doorstromen naar de integrale jeugdhulp wanneer dat nodig is? Want momenteel is dit een weinig gekend fenomeen binnen de jeugdhulp zelf. Wat voor soort behandeling krijgen deze jongeren? Hoe wordt er intersectoraal en contextueel gewerkt?
Worden dergelijke situaties momenteel beschouwd als een verontrustende opvoedingssituatie? Gaan er alerts af op de spoed om naar de context te kijken? Dit lijkt me immers in een aantal gevallen noodzakelijk. Kunnen we dat uit de cijfers van het jaarverslag integrale jeugdhulp inzake de VOS’ers (verontrustende opvoedingssituatie) detecteren? Zo neen, hoe kunnen we dat in de toekomst bijvoorbeeld beter weten, zodat we ook gepast kunnen reageren?
Kinderartsen geven aan dat jongeren vaak weten dat ze moeten afblijven van drugs, maar dat jongeren de gevaren van alcohol op een heel andere manier worden ervaren. Kunt u het preventiebeleid nog meer toespitsen op deze kwetsbare doelgroep? Hoe wilt u dat eventueel doen?
Minister, bent u al een gesprek aangegaan met uw federale collega De Block om samen met de medische wereld te bekijken hoe een verplichte aanpak, bijvoorbeeld na comazuipen, kan worden opgestart, die standaard is voor iedereen die in een dergelijke situatie op de spoed belandt?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord
Voorzitter, hoewel we met vijf vraagstellers zijn over dit onderwerp, wil ik toch mijn vraag in zijn geheel brengen omdat ieder zijn eigen invalshoek heeft. Recente gegevens tonen opnieuw aan dat het alcoholgebruik bij jongeren problematisch is. Gemiddeld belanden zes jongeren tussen 12 en 17 jaar in het ziekenhuis na alcoholmisbruik. De groep jongeren die drinkt, zou kleiner worden maar die groep zou steeds meer drinken.
Bij jongeren reageert het lichaam anders dan bij volwassenen. Zij geraken sneller en sterker onder invloed. Alcohol heeft invloed op de ontwikkeling van de hersenen, het reactievermogen neemt sterker af dan bij volwassenen en de zelfcontrole neemt sterk af, met impulsieve gedragingen en agressie tot gevolg. Bij snel drinken treden black-outs of alcoholvergiftiging op. Vroeg beginnen met alcohol drinken, verhoogt aanzienlijk de kans op een ernstig alcoholprobleem als volwassene.
Alcohol onder 16 jaar is verboden. Bier en (schuim)wijn verkopen aan jongeren jonger dan 18 jaar mag, zwaardere dranken niet. Onderzoek uit 2016-2017 toont aan dat 53,3 procent van de leerlingen in het secundair onderwijs het jaar voordien alcohol dronk. Eén scholier op acht dronk wekelijks tot dagelijks alcohol. Door het meeste aantal leerlingen werd bier gedronken. 9 procent van alle leerlingen dronk minsterns een keer per week bier.
Er blijken grote verschillen in alcoholgebruik te zijn naargelang de leeftijd van de scholieren. 59,4 procent van de jongeren onder de 16 jaar heeft nog nooit alcohol gedronken. Dat is meer dan een aantal jaar geleden en htoont aan dat de wetgeving die alcohol onder de 16 jaar verbiedt, almaar beter wordt nageleefd. Vanaf 16 jaar drinkt een grote meerderheid van de jongeren wel: twee op de drie leerlingen dronken tijdens de laatste maand alcohol en een kwart drinkt regelmatig. Van alle 17- en 18-jarigen was 57 procent in het voorbije jaar dronken.
De Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) stelt al geruime tijd voor om de leeftijdsgrens voor het aankopen en gebruik van alcohol op te trekken naar 18 jaar, alcohol duurder te maken en de reclame voor alcohol aan banden te leggen. Dit zijn maatregelen die binnen de bevoegdheid liggen van de federale minister van Volksgezondheid.
Jongeren kopiëren volwassen gedrag. Ouders en grootouders drinken, in tegenstelling tot vroeger, niet meer alleen op speciale momenten, maar vaak dagelijks, bij het eten. Groepsdruk, erbij willen horen, experimenteren, liggen aan de basis van het gebruik van alcohol bij jongeren. Ook zou het merendeel van de jongeren alcohol drinken omdat ze het lekker vinden.
Een doctoraatsonderzoek #DrinksWithFriends stelt dat de sociale media een rol spelen in het drinkgedrag van jongeren. Het op sociale media delen van positieve berichten over alcohol doet drinken. De bevindingen van die studie vragen om nieuwe initiatieven voor alcoholpreventie en -interventie waarbij er rekening wordt gehouden met sociale media.
Op 10 januari 2018 werden de gezondheidsdoelstellingen zoals geformuleerd door de Vlaamse Regering, aangenomen door het Vlaams Parlement. Die gezondheidsdoelstellingen werden onder andere geformuleerd op basis van de gezondheidsconferentie van 16 en 17 december 2016.
Minister, hebt u reeds enig zicht op de voortgang van het strategisch plan ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’, en dan specifiek wat betreft het alcoholgebruik bij jongeren?
Ouders, leerkrachten en jeugdwerkers spelen een belangrijke rol in de preventie van alcoholgebruik bij min 18-jarigen. Op welke manier bereiken preventieprogramma’s deze doelgroepen? Is dit voldoende?
Vlaanderen is verantwoordelijk voor de gezondheid van zijn inwoners. Onze samenleving moet duidelijke grenzen stellen. Gaat u mee in dit stellen van grenzen? En wat zult u daarvoor doen?
Het Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs formuleerde recentelijk een aantal beleidsaanbevelingen die voornamelijk binnen de bevoegdheid van de federale minister van Volksgezondheid liggen, over de leeftijdsgrens verkoop en gebruik alcohol, reclame enzovoort. Vanwege de federale politieke situatie vond er echter al geruime tijd geen Interministeriële Conferentie Volksgezondheid plaats. Het ziet er niet naar uit dat dit overlegorgaan binnen korte tijd zal samenkomen. Minister, zult u zelf in Vlaanderen initiatieven nemen ter preventie van alcohol bij jongeren. Indien ja, welke?
De heer De Reuse heeft het woord.
Recente cijfers tonen aan dat alcoholmisbruik steeds meer voorkomt bij tieners. Vroeger kenden we deze problematiek vooral vanuit Engeland. Destijds waren hierover reeds meerdere reportages te zien op de nationale televisie. Maar ook bij ons belanden nu dagelijks gemiddeld zes jongeren tussen 12 en 17 jaar in het ziekenhuis na alcoholmisbruik. Dat blijkt uit de laatste nieuwe cijfers. Het valt vooral op dat het aantal extreem jonge jongeren toeneemt en ook dat het aandeel meisjes een hoge vlucht neemt.
Verschillende fenomenen liggen aan de oorzaak daarvan. Jongeren gaan steeds later op de avond uit, maar drinken zich eerst in, bij de zogenaamde predrink. Daarnaast komt sterke drank steeds meer op de voorgrond.
De gevolgen van het alcoholmisbruik zijn volgens de Nederlandse kinderarts Nico van der Lely, autoriteit in Nederland in deze problematiek, niet min. Wanneer je op heel jonge leeftijd, bijvoorbeeld 12 jaar, twee keer lazarus bent geweest, heb je 43 procent kans om je IQ met 10 à 15 punten te zien dalen. Ook fysiek houdt een op de vier een letsel over aan een uit de hand gelopen nacht.
Het Universitair Ziekenhuis Antwerpen bereidt samen met dokter Van der Lely, medisch socioloog Guido Van Hal en kinderintensivist Jozef De Dooy een pilootproject voor om dronken tieners die op de spoedafdeling belanden, binnenkort intensief te begeleiden. De plannen om een alcoholkliniek op te starten in Vlaanderen zijn er al sinds 2011, maar nu maakt men zich sterk dat de opstart begin 2020 zal plaatsvinden.
Nu worden stomdronken jongeren uiteraard ook al behandeld, maar dan enkel fysiek. Een nieuwe aanpak dringt zich echter op, en Nederland strekt zich hier tot voorbeeld.
Tijdens het eerste uur nadat ze ontwaken in het ziekenhuis, het zogenaamde gouden uur, wijst men de jongeren op de risico's van alcohol, zoals breuken, hersenschade, kanker en zelfs overlijden. Men maakt echt gebruik van de kater die de jongeren op dat moment hebben. De medici overlopen vragenlijsten waarbij ze de jongeren confronteren met hun alcoholmisbruik, maar ook de problematiek in kaart brengen. Nadien volgt er een terugkoppeling met de jongeren en de ouders.
Dit traject kost natuurlijk geld en vergt middelen.
Minister, in de beleidsnota Welzijn staat onder de realisatie ‘gezonder leven’ dat er verder werk zal worden gemaakt van het vroegtijdig detecteren en aanpakken van verslavingen, onder andere alcoholverslaving. Over een eerste alcoholmisbruik bij jongeren staat in de beleidsnota echter niks. Hoe wilt u hierop inzetten, en meer specifiek voor de doelgroep van de minderjarige jongeren?
Het project in het UZA, door de pers omgedoopt tot ‘alcoholkliniek voor tieners’, liep vertraging op door administratieve moeilijkheden maar ook door de vragen die er zijn rond de terugbetaling door de mutualiteit. Gezien dit preventie aangaat, is ook Vlaanderen hier aan zet. Hebt u hierover al overleg gehad met uw federale collega?
Hoe wilt u inzetten op een grotere betrokkenheid van de ouders in preventie? In sportclubs en jeugdverenigingen kan hierrond ook nog een tandje bij gestoken worden. Zult u hierrond bijvoorbeeld door VAD initiatieven laten ontwikkelen?
Zult u in overleg gaan met de industrie om verdere bewustmaking omtrent de gevolgen van alcoholmisbruik ook door de industrie mee te laten betalen en in advertenties en promoacties in te zetten op een verantwoord gebruik van alcohol?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Gezien de veelheid aan vragen over dit thema zal ik proberen me tot de essentie te beperken.
Gemiddeld belanden elke dag zes 12- en 13-jarigen op spoed als gevolg van bingedrinken. Dat is mijn voornaamste aandachtspunt. Ook de meest recente cijfers van het InterMutualistisch Agentschap (IMA) wijzen erop dat het totaalaantal spoedopnames voor alcoholmisbruik in Vlaanderen nog nooit zo hoog is geweest.
VAD bepleit een grotere maatschappelijke bewustwording rond de kwalijke effecten die alcohol kan hebben, in het bijzonder bij de ontwikkeling van jongeren. Ze zijn fysiek kwetsbaarder dan volwassenen. Bovendien is de kans om een verslaving te ontwikkelen als men op jonge leeftijd al zoveel drinkt, veel groter. Daarnaast, meer algemeen, blijkt uit OESO-cijfers dat 2 procent van de overlijdens in België alcoholgerelateerd is. Dat is echt veel.
Vanwege deze cijfers en omdat het alcoholgebruik, en het alcoholmisbruik, bij jongeren blijft stijgen, in tegenstelling tot de dalende trend die we zien bij tabak, vraag ik me af of het geen tijd is voor een actieplan.
Beaamt u dat dit onwenselijke evoluties zijn, zeker zorgwekkend wat jongeren betreft?
Bent u bereid om maatregelen te nemen om de Vlaming, en in het bijzonder de jongeren, te sensibiliseren rond de gevaren van alcohol? Behoort een actieplan, zoals bepleit door VAD, hierbij tot de mogelijkheden?
Dank u wel, mevrouw Van den Bossche, voor de korte en krachtige vraag.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik zal het eveneens kort en krachtig houden.
Het werd hier al gezegd: elke dag belanden 6 jongeren in het ziekenhuis door alcoholmisbruik. Vorig jaar waren dat 2234 jongeren tussen 12 en 17 jaar. Dranken die het meest hebben geleid tot een spoedopname, zijn vodka, Ricard en Bacardi, dus sterke drank die niet aan jongeren onder de 18 jaar verkocht mag worden. Bij 30 procent van de fuiven en evenementen wordt die leeftijdsgrens niet gerespecteerd bij de verkoop van alcoholische dranken. Men stelt ook vast dat 18-jarigen soms de alcohol kopen en vervolgens doorgeven aan de minderjarigen.
Essentieel is om in te zetten op enerzijds het informeren en sensibiliseren van jongeren over de schade die alcoholmisbruik, zeker op jonge leeftijd, met zich meebrengt. Ik denk maar aan het verlies van IQ. Maar evenzeer is het belangrijk om ouders te sensibiliseren. Als 12- en 13-jarigen op spoed belanden vanwege drankgebruik, dan schort er iets aan de opvoeding.
Ik heb hierover de volgende vragen. Hoe wilt u sterker inzetten op het bewustmaken van jongeren van de gevolgen van drankmisbruik? Hoe wilt u ouders betrekken bij uw preventie- en sensibiliseringsmaatregelen rond drankmisbruik bij jongeren?
Minister Beke heeft het woord.
Dat is een hele boterham, of een heel glas. Ik wil beginnen met toe te lichten dat de cijfers die afgelopen weekend door het IMA gelanceerd werden, betrekking hebben op de informatie vanuit de mutualiteiten inzake het aantal fenomenen en het aantal afgenomen alcoholtesten op de spoedafdelingen. Het aantal afnames staat niet gelijk aan het aantal positieve testen, daarvan zijn geen gegevens voorhanden.
Laat het duidelijk zijn: elke opname van een jongere als gevolg van alcoholintoxicatie op spoed is er natuurlijk een te veel en is zeer ernstig. Maar jongeren leren uit het gedrag en het voorbeeld van volwassenen, ouders, grootouders. Alcoholintoxicatie is niet alleen een probleem van jonge kinderen maar een ernstig probleem voor de hele samenleving en in de hele samenleving.
Daarnaast wil ik de trend die door het onderzoek wordt geschetst, enigszins nuanceren. De jaarlijkse leerlingenbevraging die VAD organiseert bij 40.000 leerlingen in het secundair onderwijs, toont aan dat de gemiddelde leeftijd waarop het eerste glas wordt gedronken, een stuk hoger ligt dan enkele jaren geleden. Daarnaast daalde het aantal jongeren onder de 16 jaar die ooit alcohol dronken, van 68 procent in 2008 naar 40,6 procent in 2016. Op 10 jaar tijd is dat dus een daling met 28 procent. Die trend doet zich minder voor bij jongeren ouder dan 16 jaar. Bingedrinken is vooral een probleem binnen de oudere leeftijdsgroepen van de 17- en 18-jarigen. Daarbij deed bijna een op de drie jongeren maandelijks of wekelijks aan bingedrinken.
De resultaten van het VAD-onderzoek laten twee grote lijnen zien. Meer jongeren beginnen later te drinken, en drinken ook minder. Een kleine groep drinkt echter wel, en drinkt ook veel meer, om de roes en met de bedoeling om dronken te worden. Specifiek voor jongeren die vroeger beginnen met experimenten, heeft VAD, de partnerorganisatie voor onder andere alcohol binnen het preventieve gezondheidsbeleid, een methodiek ontwikkeld die op basis van het persoonlijkheidstype van de jongere een aanpak voorstelt binnen het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) en de jeugdhulp. CLB’s zijn door hun unieke positie, met systematische contacten met de volledige populatie jongeren, immers in staat om vroegtijdige signalen van problematisch alcoholgebruik op te sporen.
Ik wil er ook op wijzen dat er binnen het strategisch plan wordt gewerkt met settinggerichte gezondheidsdoelstellingen, die worden gemeten aan de hand van procesindicatoren. Dat neemt uiteraard niet weg dat alle relevante gedragsindicatoren op de voet moeten worden gevolgd. Van de jongeren die nooit alcohol dronken, geeft de helft aan dat te doen omdat ze alcohol ongezond of gevaarlijk vinden. Dat is maar een van de vele redenen om alcohol niet of niet excessief te drinken. Als reden om wel te drinken, geven drie op vier jongeren aan dat te doen voor de gezelligheid. Nog redenen zijn: omdat ze er zin in hadden, uit nieuwsgierigheid. Het is eigen aan jongeren om niet stil te staan bij de gevaren van het gedrag. Voor hen primeren andere motieven om al dan niet een bepaald gedrag te vertonen.
Vlaanderen heeft een lange traditie op het vlak van alcoholpreventie. De doelstellingen zijn gefaseerd. Het begint met het aanmoedigen van het niet drinken en het uitstellen van de beginleeftijd. Hier zou het optrekken van de beginleeftijd tot 18 jaar een preventieve meerwaarde kunnen hebben. Daarnaast wordt ingezet op verantwoordelijk omgaan met alcohol bij al iets oudere adolescenten, en op het vroegtijdig detecteren van probleemgedrag. Preventie draait niet alleen om het duidelijk maken van de gevaren aan jongeren, maar om een brede waaier aan maatregelen van educatie, omgevingsinterventies, afspraken, regels en zorg en begeleiding. Op die manier wordt een beleidsmatige aanpak gehanteerd waarbij is bewezen dat die de grootste impact kan hebben.
VAD ontwikkelt en implementeert al jaren preventiemethoden voor jongeren inzake alcohol en drugs. Binnen die methodieken wordt informatie gegeven over de gevaren van drugs en alcohol, maar wordt ook ingezet op het bevorderen van vaardigheden om neen te zeggen. Men leert jongeren zorg te dragen voor zichzelf en voor hun vrienden, en er komen andere dingen aan bod die bijdragen tot de preventie van alcoholgebruik door jongeren.
Meer concreet ontwikkelde VAD in 2019 een nieuwe methodiek met betrekking tot de laatste honderd dagen, de zogezegde Chrysostomosvieringen van scholieren, om excessief alcoholgebruik en de daarbij horende overlast te beperken. Daarbij wordt ingezet op een samenwerking tussen scholen en lokale besturen. Beide hebben de sleutels in handen om preventief en zorgzaam op te treden in dezen. Ook wordt ingezet op verantwoord uitgaan door jongeren, met Friends & fun!, op alcoholgebruik in de sportclubs, met Sportivos, op alcoholgebruik binnen de jeugdbewegingen, met ZOT op kamp. Ook is er Maat in de shit, en uiteraard wordt er heel wat materiaal aangeboden aan het onderwijs om aan de slag te gaan met het thema alcoholgebruik, zoals ‘Rock Zero’, ‘Crush’ en andere.
Zoals reeds toegelicht, is er ook een methodiek voorhanden die specifiek gericht is op jongeren die vroeg beginnen te experimenteren met alcohol of drugs, gebaseerd op verschillende persoonlijkheidstypes. Dat heet BackPAC.
Ook de terreinorganisatie De Sleutel zet in op de preventie van middelengebruik en de versterking van psychosociale vaardigheden in het onderwijs.
Zoals uit mijn opsomming mag blijken, is er al heel wat materiaal ontwikkeld voor de setting van sportclubs, jeugdbewegingen en onderwijs. Eerder dan meer te ontwikkelen, is het zaak om die sectoren te overhalen om met het beschikbare materiaal ook effectief aan de slag te gaan. Immers, Health in All Policies (HiAP), daar hebben we het hier al eens over gehad. Op het terrein zorgen de cgg-preventiemedewerkers (centrum voor geestelijke gezondheidszorg) voor ondersteuning bij het implementeren van methodieken en het opmaken van alcoholbeleid. Ze zorgen ook voor consult, advies en vorming aan intermediairs in die setting. Daarnaast voorzien ze ook in een aanbod voor lokale preventiewerkers via cofinanciering vanuit de gemeenten. Het zijn de gemeenten zelf die bepalen waaraan ze prioritair willen werken met hun lokale preventiewerking. Het lokale beleid staat dicht bij de burger en heeft wat mogelijkheden om met ouders en met jongeren te werken.
Ouders betrekken en voorzien van opvoedingsondersteuning is een strategie die ook al uitgewerkt werd: met de methodiek ‘Als kleine kinderen groot worden’ wordt ingezet op die ondersteuning. Ook op de website rond gezond opvoeden en op de druglijn komt het onderwerp alcohol aan bod. Ten slotte wordt ook in de nieuwe methodiek rond de laatste honderd dagen een luik specifiek voor ouders voorzien.
Het optrekken van de leeftijd waarop alcohol mag gedronken worden zou ouders een extra tool in handen geven om met hun kinderen afspraken te maken om niet te drinken onder de achttien jaar.
Ik kom tot de vragen over de jeugdhulp. Er wordt binnen integrale jeugdhulp geen registratie bijgehouden van het aantal jongeren die vanuit spoedopnames doorverwezen worden. Daarenboven komen jongeren pas in de jeugdhulp terecht wanneer de ontwikkelingskansen van de jongere bedreigd zijn. Dat kan gaan om jongeren die vanwege een verslavingsprobleem uitvallen op school, thuis problemen ondervinden, of andere. Enkel en alleen het alcoholgebruik is onvoldoende. Voor verslavingsproblemen worden jongeren veelal doorverwezen naar specifieke programma’s voor jongeren binnen de geestelijke gezondheidszorg, zoals aangeboden door de cgg’s.
Een opname op de spoedafdeling wegens een alcoholintoxicatie wordt ‘an sich’ niet als VOS beschouwd. Er dienen over een langere periode problemen te zijn op meerdere levensdomeinen. Vooraleer er sprake kan zijn van een maatschappelijke noodzaak moet duidelijk zijn dat de jongere en/of de ouders zich eveneens verzetten tegen de hulpverlening.
Er wordt niet bijgehouden hoe vaak een alcoholprobleem meespeelt binnen VOS- vorderingen en die intentie is er ook niet. Er zijn immers heel wat elementen die kunnen bijdragen tot een VOS; die allemaal opnemen in een categoriale registratie lijkt ons niet mogelijk.
Ik kom tot de vragen in verband met de aanpak binnen de ziekenhuizen. Vlaanderen is tot op heden niet betrokken bij de alcoholkliniek. Ook is de Algemene Cel Drugsbeleid (ACD), het forum waarop dergelijke zaken tussen de verschillende gemeenschappen besproken kunnen worden, door het uitblijven van de vorming van een federale regering al even niet meer samengekomen. Het was ook binnen de ACD dat jaren werd geijverd voor een nationaal alcoholactieplan. Het wordt uitkijken naar de volgende federale regering om te vernemen wat hieromtrent de initiatieven zullen zijn. Uiteraard blijft Vlaanderen inzetten op een aanbod aan preventie én hulpverlening voor verslaving.
Binnen het continuüm preventie-hulpverlening mag ook wel duidelijk zijn dat het tot de taak van de hulpverlener behoort om een jongere na een opname door te verwijzen naar het gepaste hulpverleningsaanbod indien dit nodig wordt geacht.
Momenteel is er geen sprake van een verplichte aanpak na comazuipen. Ik ben wel op de hoogte van een federaal project ‘Liaison alcohol’, dat al sinds 2009 loopt in een aantal Belgische ziekenhuizen. Binnen dat project wordt in bijkomende aandacht en doorverwijzing voorzien voor patiënten die in het ziekenhuis worden opgenomen omwille van een alcoholproblematiek. In hoeverre jongeren deel uitmaken van die doelgroep is mij niet duidelijk.
Het concept dat in Nederland is uitgewerkt, is interessant, maar dat zomaar overnemen is niet wenselijk. We hebben in Vlaanderen immers een uitgebreid netwerk van cgg’s waar jongeren en hun ouders, na opname in de spoed, naar doorverwezen kunnen worden. Daarvoor moet geen aparte alcoholkliniek geopend worden.
Nederland heeft de problematiek van comazuipen de laatste jaren fel kunnen inperken. Dat is het gevolg van een hele waaier aan maatregelen, zoals het optrekken van de beginleeftijd naar 18 jaar, beperken van het aanbod, enzovoort. Zo is er bijvoorbeeld geen verkoop in winkels langs de autostrades. Het meest evidencebased antwoord op de alcoholproblematiek is een globaal beleid waarin de verschillende maatregelen worden gebundeld – prijs, reclamebeperking en beperking van het aanbod – gekoppeld aan een doorgedreven preventie en een laagdrempelig aanbod aan vroegtijdige hulpverlening. Hiervoor is samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus noodzakelijk.
Dan kom ik tot de vraag over de industrie. De industrie is niet betrokken bij het uitvoeren van activiteiten die preventie van alcoholmisbruik beogen. De belangen van de alcoholindustrie en die van mij als minister bevoegd voor Welzijn en Volksgezondheid liggen nogal ver uit elkaar om samenwerking mogelijk te maken. De industrie wil zoveel mogelijk alcohol verkopen en ik wil de boodschap brengen dat we het alcoholgebruik zoveel als mogelijk moeten beperken. De richtlijn die de Hoge Gezondheidsraad heeft uitgevaardigd, geeft aan om niet meer dan tien standaardglazen per week te drinken. Dat staat haaks op de belangen van de industrie. Samenwerken met de industrie in deze problematiek kan de geloofwaardigheid van het beleid schaden en daar moeten we omzichtig mee omgaan.
De heer Parys heeft het woord.
Ik dank de collega's voor hun interessante vragen en de minister voor zijn antwoord. Ik onthoud dat er minder jongeren drinken dan een aantal jaren geleden, maar dat de groep die ernstig alcoholmisbruik aan de dag legt, wel problematischer is dan vroeger.
Minister, ik heb een goed antwoord gekregen op de meeste vragen. Ik wil u enkel vragen om er toch voor te zorgen dat wanneer een jongere op spoed belandt, de ingewikkelde architectuur van de gezondheidszorg in ons land er niet voor zorgt dat de jongere door de mazen van het net glipt. De jongere moet niet alleen acuut behandeld worden voor alcoholintoxicatie wanneer hij binnenkomt op spoed in een ziekenhuis – gelijk welk ziekenhuis en dus niet alleen dat waarover is bericht –, maar er moet ook een aanklampend vervolgtraject komen. Daarvoor is samenwerking nodig tussen het federale niveau en Vlaanderen, zodat we deze pest van alcoholmisbruik bij een kleine groep jongeren – die steeds jonger worden – uit de wereld kunnen helpen.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het omstandige antwoord. U hebt een vrij uitgebreide opsomming gegeven van allerlei initiatieven die lopen, zowel Vlaams als federaal. Ik mis wel een beetje wat u daar als minister persoonlijk over denkt en wat u extra wilt doen aan het preventiebeleid in de komende maanden.
U hebt een aantal keren verwezen naar het optrekken van de leeftijdsgrens naar achttien jaar. Ik denk dat dat een federale bevoegdheid is. Kunt u op dat vlak ook initiatieven nemen? Kunt u de leeftijd in Vlaanderen toch op achttien jaar brengen?
U hebt verwezen naar VAD, een belangrijke partner in het preventiebeleid. We hebben de voorbije dagen moeten horen dat die belangrijke partner een heel stuk middelen verliest. In welke mate zullen zij nog in staat zijn om dat preventiebeleid te voeren? Voor elke euro die u investeert, krijgt u daar meer dan twee euro voor terug. Hoe zult u dit opvolgen?
Recent was er een opiniestuk in de media van de Gezinsbond. Die stelt dat we de verantwoordelijkheid niet zozeer bij de ouders moeten leggen door te zeggen dat ze hun kinderen slecht opvoeden, maar dat de samenleving uitermate tolerant is ten aanzien van alcoholgebruik. De samenleving moet duidelijkere signalen geven dat dit niet kan. Kunt u op dat vlak ook initiatieven nemen?
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, ik dank u ook voor uw omstandig antwoord. De cijfers die u geeft met betrekking tot de min-zestienjarigen zijn bemoedigend. Er is een daling, maar dat neemt niet weg dat we de kinderen die alcohol misbruiken, goed moeten opvolgen en monitoren. We moeten het probleem blijvend ernstig nemen, want het is een beginfase die steeds erger wordt.
De kerstmarkten zijn er weer, waardoor er heel wat gelegenheden zijn waarop jonge mensen gemakkelijk aan alcohol kunnen geraken. In onze Bourgondische cultuur wordt dat gemakkelijk getolereerd, ook door ouders die er bij zijn en zeggen: ‘Het is maar eentje, het kan geen kwaad.’ Het is vooral belangrijk dat preventie, gekoppeld aan verstandig omgaan met alcohol, de lijn en de boodschap is van de Vlaamse overheid.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Het is echt belangrijk dat jongeren die na bingedrinken op spoed worden opgenomen, verder worden opgevolgd. Dat is problematisch drinkgedrag. We moeten op dat vlak aanklampend werken. Dat we daar geen specialistische hulp bij nodig hebben, omdat we over cgg's beschikken, voldoet niet voor mij op twee manieren. Ten eerste, puur de facto.
Deze week nog had ik een cgg aan de lijn, waar de wachttijd op dit moment één jaar en negen maand is. Jongeren kunnen er niet terecht. De poorten worden er heel erg dicht gehouden. Er zijn immense screenings om nog jongeren toe te laten. De periodes waarin zij worden begeleid, zijn heel kort geworden. Tenzij u daar een substantieel deel van het extra budget dat u op dat vlak hebt, inpompt, is dat geen echt antwoord, want ze kunnen er niet terecht.
Een tweede aspect is dat er, specifiek wat betreft verslaving bij jongeren, bijzondere expertise is, ook in Vlaanderen, zoals in Nederland. Er worden grote successen geboekt met een aantal ambulante programma’s. Die expertise is zo specifiek omdat, wanneer sommige jongeren initieel tijdens het uitgaan drinken en dan misschien bij coping, wanneer er zich problemen voordoen, te veel drinken, dit zich heel snel ontwikkelt tot een verslaving. En om van een verslaving af te geraken, is gespecialiseerde hulp zeer effectief en zinvol. Ik zou toch durven te heroverwegen om, wanneer wij detecteren dat jongeren op vroege leeftijd problemen hebben met verslaving, te investeren in meer aanbod om daarin te interveniëren.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is hier al gezegd door collega’s: wanneer een jongere wordt opgenomen op spoed, moeten we nadien voldoende begeleiding en opvolging voorzien. Ook moeten we de ouders voldoende tools aanreiken om een open gesprek te voeren met hun zoon of dochter. Het is vooral belangrijk om tot een goede communicatie te komen wanneer deze problematiek zich stelt.
We zullen de problematiek van alcoholmisbruik niet kunnen oplossen met één maatregel. Dat zal verschillende maatregelen vergen. Sowieso zullen we moeten bekijken wat er mogelijk is tussen de verschillende overheden, hopelijk op korte termijn. Maar het is hoe dan ook zeker dat er op beide niveaus maatregelen moeten worden genomen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, zo goed als alle fracties zijn al aan het woord geweest. Namens CD&V wil ik onze bekommernis met betrekking tot dit thema uitspreken. Het is goed dat de minister ook een aantal andere cijfers heeft die een wat ander beeld schetsen, enerzijds op de leeftijd waarop jongeren beginnen te drinken en anderzijds op de kleine problematische groep die op jonge leeftijd begint te drinken.
Minister, u wees erop dat er een totaalbeleid nodig is. Dat heeft verschillende facetten. Ik wil dat onderschrijven. Dat gaat ook over een beperking van het aanbod – we hebben het dan over maatregelen rond beschikbaarheid –, prijszetting, sensibiliseren, informeren, reclames daarrond. U zegt dat driekwart drinkt voor de gezelligheid en ook voor het experiment. Dat zegt toch veel.
De bevoegdheden ter zake zijn inderdaad verdeeld. Vanuit onze partij zijn er ook in het federale parlement al verschillende wetsvoorstellen neergelegd, zowel in verband met de verkoop, het beschikbaar stellen, als in verband met de reclame. Ik hoop dat er zowel op het Vlaamse als op het federale niveau op korte termijn werk wordt gemaakt van een krachtdadig en coherent beleid ter zake.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, ik dank u voor alle bekommernissen, die we delen. Er kan veel worden gezegd over de leeftijdsgrens, maar bij mijn weten is dat geen Vlaamse bevoegdheid. Ik zal mij daarover op dit ogenblik dus niet uitspreken.
We zullen extra investeren in de ondersteuning, ook in die van de cgg’s, maar we zullen ook nagaan waar we efficiëntiewinsten kunnen boeken in die sector. Ik was zaterdagavond te gast op een studiedag rond geestelijke gezondheidszorg. Daar werd het belang van zowel de geestelijke gezondheidszorg als het bekijken van de structuren om de hulpvragen op een efficiëntere manier goed te kunnen toewijzen en daarmee om te gaan, opnieuw extra onderlijnd.
Ik wil ook even ingaan op de vraag of de opmerking over de besparing op VAD, omdat wij na de formele vergadering van de Vlaamse Regering vrijdag een bespreking hebben gehad over de eenmalige middelen voor 2019 en over waar die naartoe zouden kunnen gaan. Ik heb 1,3 miljoen euro gevraagd om vaccins aan te kopen in 2019 die eigenlijk bedoeld waren om in 2020 aan te kopen, om op die manier ruimte te creëren om een aantal besparingen die voorzien waren, ongedaan te maken. Dat is het overleg dat ik ook vandaag voer en dat we ook de komende dagen verder zullen voeren om te bekijken hoe we daar precies mee omgaan, want ik weet dat het nogal bizar overkomt om enerzijds te spreken van een besparing en tezelfdertijd te zeggen dat er een uitbreidingsbeleid is. Er is voor de komende jaren een uitbreidingsbeleid en die organisaties moeten ook de kans krijgen om ofwel door te starten, te heroriënteren, ofwel – bijvoorbeeld als het gaat over suïcidepreventie, in het kader van de opmaak van het nieuwe suïcideplan – te bekijken wat de juiste focus is. Dat is dus de reden waarom we die eenmalige middelen gevraagd hebben en waarom ze ook toegezegd zijn: om op die manier ruimte te creëren om in overleg te gaan met een aantal sectoren of organisaties en die maatregelen te bekijken. Dat is dan meteen uitgeklaard.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.