Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, in het kader van de bespreking van de beleidsbrief hebben we het hier al over gehad, maar ik werd getriggerd door een nieuw groot rapport dat eind vorige maand is verschenen. Het gaat over een rapport van de KU Leuven en het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA) over loopbaanbewegingen op onze arbeidsmarkt. Het is een onderzoek bij 750.000 werknemers, waaruit blijkt dat maar 14 procent van alle aanwervingen in Vlaanderen naar werkzoekenden gaat. Een op zeven vacatures worden ingevuld door iemand die werk zoekt. De anderen zijn mensen die al een loon hebben, of zelfs geen werkzoekenden waren.
Opvallend in die studie is het verschil tussen de sectoren. Niet-werkenden vinden blijkbaar vooral een job in de horeca en de uitzendsector. Die grote studie bevestigt zwart op wit wat we al langer vermoeden: die uitzendsector is enorm belangrijk voor mensen om aan de slag te gaan. Het wordt ook wel een opstapsector genoemd in het jargon. Dat is zeker vooral het geval voor mensen die het zwakste staan op de arbeidsmarkt. Het blijkt dat kortgeschoolden en personen met een migratie-achtergrond het meest belang hebben bij de uitzendsector om aan de slag te geraken.
Uit die studie blijkt ook dat de overheid op dit vlak eigenlijk nog slechter scoort. 91 procent van de aanwervingen die door de overheid gebeuren worden namelijk ingevuld door werkenden. Als ik dat allemaal optel, kom ik eigenlijk tot de conclusie dat uitzendarbeid door de overheid heel wat potentieel heeft. We hebben het in de vorige legislatuur ingevoerd en ik heb niet de intentie om heel het debat opnieuw te voeren, dat is toen uitvoerig gebeurd. Het decreet is er nu, u hebt op mijn vraag naar aanleiding van de bespreking van de beleidsbrief geantwoord dat er ondertussen 245 uitzendkrachten door de overheid in dienst genomen zijn. Dat is een goede start, maar gelet op al die cijfers die ik net vermeldde, zijn er toch meer mogelijkheden, denk ik.
De mogelijkheid om uitzendarbeid te hebben bij de Vlaamse overheid is nu ongeveer één jaar operationeel. Is er al een eerste evaluatie gemaakt over dat nieuwe instroomkanaal?
Acht u een instrument van uitzendarbeid nuttig en drempelverlagend? Mocht dat zo zijn, denkt u dat er nog aanpassingen nodig zijn? Gelet op die 245 uitzendkrachten, kun je misschien toch al eerste voorzichtige conclusies trekken. Zouden er nog aanpassingen, decretale of andere, nodig zijn om dat instrument nog meer te gaan inzetten? Gaat u misschien maatregelen nemen, zeker als men ziet dat de instroomkansen voor kansengroepen door uitzendarbeid toch enorm verhoogd worden? Denkt u aan maatregelen om meer in te zetten op uitzendkrachten?
Ook niet onbelangrijk: zult u met uw collega bevoegd voor Werk toekijken op mensen die als uitzendkracht bij de overheid gestart zijn? In tegenstelling tot de private sector mag de overheid voor alle duidelijkheid uitzendarbeid niet gebruiken als rekruteringsinstrument, omdat men de eigen procedures heeft die aan overheidstewerkstelling gebonden zijn. Maar als men interims ingezet heeft, zou het misschien handig zijn dat die mensen, als hun contract afgelopen is, samen met VDAB extra worden begeleid, ofwel in hun kansen op een job in de private sector, ofwel om alsnog deel te nemen aan een of ander aanwervingsexamen voor de overheid. Hebt u eventueel ideeën om daarover met de minister van Werk in overleg te gaan?
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Ongena, voor deze interessante vraag.
Er werd nog geen beleidsevaluatie opgemaakt over uitzendarbeid als instroomkanaal. Ik stel vast dat slechts een beperkt aantal van de entiteiten van de Vlaamse overheid beroep deed op uitzendarbeid. Dit kan erop duiden dat uitzendarbeid nog geen ingeburgerde tewerkstellingsvorm is bij onze administratie.
Ik plan een uitgebreide beleidsevaluatie zodra het raamcontract voor uitzendarbeid twee jaar in gebruik is. Dat is een mooi moment om te evalueren, denk ik. Ik wil op verschillende initiatieven inzetten om kansengroepen meer instroomkansen te geven bij de Vlaamse overheid. Uitzendarbeid is een van de manieren waarbij kansengroepen tewerkgesteld kunnen worden. Met uitzendarbeid wordt via tijdelijke tewerkstelling de mogelijkheid geboden om ervaring op te doen binnen een overheidscontext, competenties te ontwikkelen en een netwerk uit te bouwen. Dit geldt als troef op het cv van werkzoekenden, wat dan voordelen biedt bij reguliere aanwervingsprocedures.
Wegens de bescherming van persoonsgegevens mag de herkomst van personen momenteel nog niet geregistreerd worden bij uitzendarbeid. Ik ben wel aan het onderzoeken welke juridische en operationele aanpassingen noodzakelijk zijn om de monitoring van kansengroepen in de uitzendarbeid mogelijk te maken. Dit proces moet drie stappen doorlopen: regelgeving, machtiging en technische implementatie. Dit kan tot mijn spijt snel anderhalf jaar in beslag nemen.
Ik sta even stil bij de drie stappen. De eerste stap betreft de regelgeving: er moet een wettelijke grond voorzien worden. Ik onderzoek of dit een decretale grond is of een wijziging van het Besluit van de Vlaamse Regering houdende maatregelen ter bevordering en ondersteuning van het gelijkekansen- en diversiteitsbeleid in de Vlaamse administratie. Deze wettelijke grond zal een duidelijke finaliteit en proportionaliteit bieden voor de nodige machtigingsaanvragen bij de respectievelijke authentieke gegevensbronnen zoals de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en het Rijksregister.
De tweede stap is de machtiging. De administratie zal verschillende machtingsaanvragen ter raadpleging moeten indienen bij de authentieke gegevensbronnen. De monitoring is bovendien complexer dan de monitoring van de personeelsleden van de administraties. De Vlaamse overheid is immers niet de wettelijke werkgever van de personen die tewerkgesteld zijn via uitzendarbeid.
De Vlaamse overheid moet daarom extra verwerkingsovereenkomsten afsluiten met de uitzendkantoren in het kader van een beveiligde uitwisseling van persoonsgegevens. Daarbij moet ook worden voldaan aan alle voorwaarden voor de anonieme, geaggregeerde verwerking van deze persoonsgegevens.
De derde stap, na de machtiging, is de technische implementatie. De uitzendkantoren registreren zelf geen persoonlijke diversiteitsgegevens, zoals buitenlandse herkomst, handicap of chronische ziekte. De raadpleging bij de authentieke gegevensbronnen en de verwerking zal verlopen op basis van het rijksregisternummer. Deze anonieme, geaggregeerde telling is reeds operationeel voor personeelsleden van buitenlandse herkomst. Dezelfde methode is in ontwikkeling voor personen met een handicap of chronische ziekte en moet nog worden getest. De dienst Diversiteitsbeleid verwacht dezelfde methode te volgen als voor de diversiteitsmonitoring van personeelsleden. Daarvoor werkt de dienst samen met de Vlaamse dienstenintegrator.
Ik zet in op diverse tewerkstellingsrelaties, waarvan uitzendarbeid er een is. Daarvoor wil ik, zoals opgenomen in mijn beleidsnota, een kader ontwikkelen over hoe om te gaan met het naast elkaar bestaan van statutaire en contractuele tewerkstelling, aangevuld met bijvoorbeeld consultants, freelancers en uitzendkrachten. Het behoort tot de autonomie van de leidend ambtenaren om te beslissen over de tewerkstelling binnen hun entiteiten. Wanneer binnen de Vlaamse overheid geen geschikte profielen beschikbaar zijn en de overheid op een snelle en flexibele manier de juiste werkkrachten moet kunnen aantrekken, kan uitzendarbeid een oplossing bieden, zeker in een krappe arbeidsmarkt.
Verder zijn uitzendkrachten juridisch gezien geen werknemers van de Vlaamse overheid, maar feitelijk gezien natuurlijk wel. Uitzendkrachten kunnen dus een beroep doen op de bestaande ondersteuning, zoals redelijke aanpassingen op de werkvloer bij een handicap of chronische ziekte of noodzakelijke opleidingen om hun functie goed te kunnen uitvoeren. Ik heb daarbij alle vertrouwen in de werking van VDAB. Het is immers hun taak om alle werkzoekenden toe te leiden naar de arbeidsmarkt. Mijn collega bevoegd voor het werk, minister Crevits, ondersteunt en versterkt VDAB als werkzaamheidsregisseur. Daarbij gaat er ook aandacht naar duurzame tewerkstelling in en vanuit de uitzendsector.
Ik hoop dat ik daarmee omstandig op uw relevante vraag heb geantwoord.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het omstandige antwoord.
Ik ben natuurlijk blij dat u ook wel de mogelijkheden van uitzendarbeid ziet als een motor voor kansengroepen om aan de slag te gaan. Ik noteer dat u na twee jaar een evaluatie wilt doen. We kijken er alvast naar uit, maar u zegt zelf dat er nog niet zo veel entiteiten zijn die dat gebruiken, dus hoop ik dat u die andere entiteiten misschien toch een beetje aanport om toch ook die mogelijkheid van uitzendarbeid eens goed te bekijken. U hebt er zelf ook naar verwezen: de overheid heeft ook een voorbeeldfunctie als het gaat over het tewerkstellen van mensen met een migratieachtergrond of mensen met een ziekte, kansengroepen dus. Voor alle duidelijkheid: uitzendarbeid is natuurlijk niet de enige manier om die mensen aan de slag te krijgen, maar het is wel een zeer nuttig instrument om dat te doen, denk ik. Ik zou er dus toch op willen aandringen dat men binnen de diverse entiteiten toch eens bekijkt of men toch ook niet meer zou kunnen gebruikmaken van uitzendarbeid.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, u weet dat wij genuanceerd kijken naar de inzet van uitzendarbeid binnen de Vlaamse overheid. We delen de ambitie om de streefcijfers echt te halen, om daaraan te werken, maar ik denk niet dat we dit moeten beschouwen als de heilige graal die het allemaal zal oplossen. Tegelijk – en dat hebben we ook gezegd bij de bespreking van de beleidsnota’s – zie ik wel welke opportuniteiten dat kan geven. U hebt dus absoluut onze steun om die evaluatie grondig te doen, maar de focus moet toch vooral ook worden gelegd op de structurele effecten. U geeft het ook voor een stuk aan in uw antwoord. Het gaat er niet om te kijken naar wat dat op korte termijn betekent voor onze cijfers, of ze daardoor worden gehaald of niet. De vraag is wel: stromen mensen dan ook door naar structurele tewerkstelling bij de Vlaamse overheid? Dat is immers het finale. Onze streefcijfers hebben geen zin als het enkel gaat over tijdelijke, kortstondige arbeid. Het moet gaat over structurele betrokkenheid van mensen, om op die manier een goede weerspiegeling te zijn van de Vlaamse samenleving, ervan uitgaand dat dat ook de werking van onze diensten en onze administratie versterkt.
Minister Somers heeft het woord.
Uitzendarbeid is uiteraard geen wondermiddel, maar bewijst wel dat het waarschijnlijk de enige sector is waar mensen met migratieroots oververtegenwoordigd zijn en dat het echt een doorstroomeffect heeft naar de reguliere arbeidsmarkt. Ik denk dat we dat instrument toch niet mogen minimaliseren, zonder in een overdreven hoerastemming te verzeilen of te zeggen dat dat het nec plus ultra is. Dat moeten we absoluut niet doen, maar ik geloof wel sterk in dat instrument. Daarom wil ik ook de suggestie die mijnheer Ongena doet om de andere instellingen en entiteiten op de mogelijkheden te wijzen en hen ook wat aan te moedigen om dat mee in ogenschouw te nemen, zeker meenemen en dat verder monitoren, zoals we dat ook de voorbije maanden en jaren hebben gedaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.