Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, vorige week heb ik hier enkele vragen gesteld over de manier van begraven, de lijkbezorging en het afscheid nemen. Maar er komt natuurlijk altijd veel verdriet bij kijken wanneer mensen afscheid moeten nemen van iemand uit hun naaste omgeving. Daar zijn binnen de wetgeving over de arbeidsovereenkomsten of statuten bepaalde regelingen voor uitgewerkt.
Vorige zondag was het Wereldlichtjesdag, een dag waarop mensen traditioneel kaarsjes aansteken ter nagedachtenis van overleden kinderen. Naar aanleiding hiervan riep de Gezinsbond op tot een uitbreiding van het rouwverlof voor mensen die een kind verliezen. Momenteel hebben werknemers uit de private sector recht op drie dagen rouwverlof bij het overlijden van een kind. Voor de personeelsleden van de lokale en regionale besturen voorziet artikel 209 van het rechtspositiebesluit van 7 december 2007 in een rouwverlof van vier dagen bij het overlijden van een kind. Eenzelfde periode van vier dagen wordt op basis van het Vlaams personeelsstatuut (VPS) toegekend aan de personeelsleden van de Vlaamse overheid.
De Gezinsbond wijst erop dat die periode voor heel wat nabestaanden te kort is en zelfs te weinig is om de praktische en administratieve zaken die met het overlijden te maken hebben, te regelen. Wat de werknemers van de private sector betreft, pleit de organisatie er bijvoorbeeld voor om de bestaande drie dagen omstandigheidsverlof na het overlijden van een inwonende partner of kind te koppelen aan zeven dagen omstandigheidskrediet op kosten van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA), vrij op te nemen in de drie jaar na het overlijden, op de momenten dat de persoon die achterblijft, er nood aan heeft.
Minister, hoe staat u tegenover een eventuele uitbreiding van het rouwverlof voor personeelsleden van lokale en regionale besturen en van de Vlaamse overheidsdiensten?
Hebt u hierover reeds vragen gekregen van de lokale en regionale besturen of van de personeelsleden zelf of andere organisaties? Hebt u al gesproken met organisaties die ouders van overleden kinderen vertegenwoordigen? Zult u die vraag meenemen bij verdere aanpassingen van de statuten?
In welke mate werd reeds vastgesteld dat personeelsleden van de Vlaamse overheidsdiensten, naast het rouwverlof, bijkomende verlofdagen opnemen bij het overlijden van een kind of partner – omdat het rouwverlof onvoldoende is –, of een periode aansluitend aan het rouwverlof ziekteverlof krijgen voorgeschreven?
Minister Somers heeft het woord.
Collega's, ik zal beginnen met de rechtsgrond te schetsen.
Voor de personeelsleden van de lokale besturen wordt het recht op verlof geregeld in de lokale rechtspositieregelingen, en dit binnen de krijtlijnen van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 en het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010. De diensten van de Vlaamse overheid vallen onder het VPS van 13 januari 2006. Het VPS regelt het recht op verlof voor het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid. Wat het toepassingsgebied betreft: de regeling inzake omstandigheidsverlof, zoals die is voorzien in genoemde regelgevingen, geldt voor alle personeelsleden, statutair en contractueel.
Personeelsleden hebben vandaag recht op vier werkdagen omstandigheidsverlof voor het overlijden van de samenwonende of huwelijkspartner, een bloed- of aanverwant in de eerste graad van het personeelslid, of van de samenwonende of huwelijkspartner.
Het is belangrijk om op te merken dat het begrip ‘partner’ ruim wordt geïnterpreteerd. De bestaande regelingen houden rekening met de maatschappelijke ontwikkelingen inzake gezinssamenstellingen. Hierdoor moet een personeelslid niet gehuwd zijn met de partner om recht te hebben op omstandigheidsverlof. Feitelijk samenwonen volstaat. Deze ruime interpretatie geldt ook als een kind of ouder van de partner sterft. Ook in dat geval heeft het personeelslid recht op omstandigheidsverlof als men met de partner feitelijk samenwoont.
Wat de hervorming betreft: ik begrijp uw vraag en ook de impact die zo’n overlijden op een persoon heeft. Daarom antwoord ik niet meteen neen op uw vraag. Wel vind ik het niet aangewezen om op korte termijn het omstandigheidsverlof van vandaag op morgen los van het grotere plaatje op te trekken. Ik geef er de voorkeur aan om dit gedegen te onderzoeken binnen het ruimer kader.
De totale verlofregeling is een evenwichtsoefening tussen het persoonlijk belang van het personeelslid en het belang van de organisatie. Het is niet aangewezen om één verlofelement afzonderlijk aan te passen. Dit kan het evenwicht in het gedrang brengen.
In de beleidsnota’s betreffende Binnenlands Bestuur en human resources worden hervormingen aangekondigd op het vlak van de rechtspositieregeling voor het personeel van de lokale en provinciale besturen en van het Vlaams personeelsstatuut. Voorliggende problematiek zal in dit kader zeker worden onderzocht en uiteraard zal het parlement hier zijn rol in kunnen opnemen.
Heb ik daartoe reeds vragen gekregen vanuit de lokale en regionale besturen of van de personeelsleden zelf? Het antwoord daarop is dat het Agentschap Binnenlands Bestuur geen weet heeft van vragen van lokale en regionale besturen die het omstandigheidsverlof bij het overlijden van een kind zouden willen optrekken. We hebben die vragen niet gekregen. Ook wat de diensten van de Vlaamse overheid betreft, ontving ik nog geen dergelijke vragen. Die zijn dus tot nu toe niet gesteld, wat niet wil zeggen dat ze niet kunnen leven. Maar ze zijn niet tot bij ons gekomen.
Heb ik al gesproken met organisaties die ouders van overleden kinderen vertegenwoordigen? Ik heb nog niet de kans gehad om daarmee te spreken. Maar ik zal als bevoegd minister, indien nodig, het initiatief nemen om dergelijk gesprek aan te gaan, zodat ik rekening kan houden met alle bezorgdheden bij de geplande initiatieven en bij het herdenken van het personeelsstatuut.
In welke mate werd reeds vastgesteld dat personeelsleden van de Vlaamse overheidsdiensten, naast het rouwverlof, bijkomende verlofdagen opnemen bij het overlijden van een kind of partner omdat het rouwverlof onvoldoende is? Er zijn personeelsleden die, volgend op hun omstandigheidsverlof, jaarlijkse vakantie of ziekteverlof opnemen. Uit het feit dat deze personeelsleden dit doen kun je evenwel niet rechtstreeks afleiden dat er een verband is met het overlijden en dus ook niet dat het omstandigheidsverlof te kort zou zijn. Maar het is wel degelijk een indicatie, zonder dat we daar 100 procent zeker van zijn. Met betrekking tot de lokale besturen hebben mijn diensten niet echt zicht op die situatie.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik erken vanzelfsprekend ook dat heel het statuut, en de verschillende mogelijkheden die dit geeft voor verlof in geval van bijzondere omstandigheden, een grote evenwichtsoefening is. Mijn vraag was ook niet om hic et nunc fragmentair een aanpassing te doen, iets wat ik vorige week wel gedaan heb in verband met pleegzorgverlof, omdat dat volgens mij nog iets anders is. Maar ik wil met deze vraag gewoon de aandacht vragen voor dit thema. Als we allemaal naar ons eigen gezin of naar onze omgeving kijken, moet iedereen vaststellen dat, wanneer je zoiets meemaakt, vier dagen eigenlijk niets is om alleen nog maar een aantal zaken in orde te krijgen, laat staan enige verwerking te doen, en dan gewoon alles weer op te nemen in een werksituatie. Al is dat natuurlijk voor iedereen verschillend.
Als u onderhandelingen gaat voeren voor aanpassingen van de rechtspositieregeling, zowel lokaal als voor de Vlaamse ambtenaren, dreigt de focus direct te liggen op een aantal heel grote elementen daarin. Ik wil vragen of u dit aspect ook wilt meenemen. Gelukkig maakt niet iedereen die tewerkgesteld is bij lokale of regionale besturen dit mee, maar voor zij die dit meemaken is het wel ongelooflijk ingrijpend. Het is veelzeggend dat u er niet onmiddellijk melding van krijgt, maar dat we wel zien dat er verlof wordt aangesloten. Je kunt natuurlijk nooit 100 procent zekerheid hebben dat dat is wegens die impact, maar je kunt toch denken dat het wel zo zal zijn. Als u dit element wilt meenemen, kan dat heel belangrijk zijn voor iedereen die daarmee geconfronteerd wordt. Het is maar een klein stukje ondersteuning, maar wel ondersteuning die mensen op dat moment nodig hebben.
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, ik denk dat uw beschouwing bij het gevaar dat zulke heel specifieke maatregelen wel eens verloren dreigen te gaan bij een algemene hervorming, een terechte bezorgdheid is. Daarom is het goed dat parlementsleden zoals u door vraagstelling de aandacht daarop vestigen en het ook heel duidelijk in het daglicht brengen. Wij kunnen dat bij de hervorming meenemen.
Op basis van uw vraag gaan wij dat zeker niet uit het oog verliezen. Ik heb ook gezegd dat ik niet nee zeg. Ik kan me nu ook nog niet actief engageren op een positieve wijze, maar we gaan zeker die bezorgdheid meenemen. U zult daar de komende maanden tijdens de werkzaamheden zeker nog op terug kunnen komen om verder van gedachten te wisselen. Alleszins bedankt om dat onder de aandacht te brengen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik wil u alleen maar zeggen dat ik hoop dat dit inderdaad meegenomen wordt en dat ik dit verder zal opvolgen. Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.