Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, voor patiënten die een beroerte krijgen, hebben we twee opties om te behandelen. 90 procent krijgt een eenvoudige behandeling in een beroertecentrum type S1. Maar bij een ischemische beroerte hebben we nood aan een heel specifieke behandeling, de trombectomie. In het voorjaar van dit jaar heeft de federale minister van Volksgezondheid aangekondigd dat er vijftien nieuwe dergelijke centra zouden komen.
Wij hebben toen al enkele kritische kanttekeningen geplaatst bij de verdeling. Vlaanderen zou namelijk recht hebben op 7 centra, wat overeenkomt met 1 centrum per 935.000 inwoners. Wallonië krijgt 5 centra, wat overeenkomt met 1 centrum per 724.000 inwoners. En Brussel krijgt 3 centra.
Op 3 oktober 2019 publiceerde de Raad van State zijn advies omtrent dit ontwerp van KB. De raad stelt daarin duidelijk dat er onvoldoende objectieve gegevens aangehaald worden om de verenigbaarheid van de geografische verdeling van de centra met het gelijkheidsbeginsel te motiveren. De raad formuleert daaromtrent dan ook een voorbehoud.
Ik heb deze vraag in het voorjaar ook al aan minister Vandeurzen gesteld. Hij liet toen uitschijnen dat een van de Brusselse erkenningen naar een Nederlandstalig ziekenhuis in Brussel zou gaan. Op die manier zou Vlaanderen recht hebben op zeven plus een erkenningen.
Minister, hebt u al kennisgenomen van het advies van de Raad van State? Wat is uw reactie daarop? Hebt u over dit dossier en het advies al overleg gehad met uw federale collega? Wat zijn uw bemerkingen daaromtrent?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, de Raad van State geeft aan dat er geen objectieve en cijfermatige elementen zijn opgenomen in de tekst van het protocolakkoord en dat hij dus niet over het vereiste inzicht beschikt in de feitelijke situatie. De adviesvraag aan de Raad van State en de aangeleverde informatie zijn de verantwoordelijkheid van de federale overheid. De Belgian Stroke Council heeft op een interkabinettenwerkgroep Ziekenhuizen een presentatie gegeven met de nodige elementen om de verdeling, zoals opgenomen in het protocolakkoord en in het KB, te verantwoorden.
Zich enkel baseren op het aantal inwoners om tot een verdeling te komen, is niet correct. Hier spelen ook twee andere principes een belangrijke rol. Een eerste principe dat gehanteerd werd, is de toegankelijkheid van de S2-centra voor beroertezorg. Zo is het bevolkingsaantal in Wallonië lager en de bevolkingsdichtheid ook minder, doordat het een meer uitgestrekt gebied is. Om iedereen een gelijke toegang te geven tot die centra, zijn er in verhouding meer centra nodig. En zelfs met de vijf centra die zijn toegewezen, zullen de aanrijtijden, zeker in de meer zuidelijke regio’s, langer zijn dan in Vlaanderen. Voor Brussel is een belangrijke factor dat deze ziekenhuizen ook patiënten aantrekken van buiten het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Tot het UZ Brussel richten zich patiënten uit Vlaams-Brabant, de regio Aalst en een deel van het zuiden van de provincie Antwerpen. De patiënten uit Waals-Brabant zijn ook afhankelijk van S2-centra in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Het koninklijk besluit is een uitvoering van het protocolakkoord. Het is een afspraak die tussen de verschillende overheden werd gemaakt. Onder meer vanuit Vlaanderen hebben wij er bij de federale collega op aangedrongen om het protocolakkoord om te zetten in een koninklijk besluit, zodat er juridisch een basis is voor de verdeling tussen de verschillende regio’s, met het oog op een gelijke of gelijkmatige verdeling over België.
Binnen het interadministratief overleg bespreekt men de toepassing van de verdeling van de drie centra in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. We gaan hier uit van het principe dat Vlaanderen een van deze drie centra mag erkennen. Maar ook hierover moeten we nog verdere afspraken maken.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, dank u wel. Het is waar dat er meer criteria zijn dan enkel de inwoners. Maar ik dring erop aan dat er ook met de andere criteria rekening wordt gehouden en dat we het probleem van het onevenwicht oplossen. Er moet bijkomend overleg worden gepleegd met de federale collega en met de Brusselse collega’s.
De heer Parys heeft het woord.
Ik herinner mij dat het akkoord was afgesloten in een interministeriële conferentie en dat erover was gesproken, maar dat het nooit was ondertekend. Is dat ooit ondertekend geraakt? Zit Vlaanderen daar dus aan vast?
Dat moet ik nagaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.