Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik heb nog een vraag binnen hetzelfde thema. Misschien riskeer ik daarmee vanaf nu telkens als antwoord te krijgen dat u de evaluatie afwacht, maar dan kan ik ter zake misschien toch nog een voorzet geven zoals daarstraks.
Mijn vraag is ingegeven vanuit de berichten die ik heb gehoord, ook van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) over de tweede controle die moet gebeuren na crematie en vooral de aanrekening van de kostprijs daarvan.
Het decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging van 16 januari 2004, waar ik eerder al naar verwees, bepaalt dat bij crematie een attest van de behandelende geneesheer moet worden toegevoegd waarin deze vermeldt of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak. Daarnaast is een verslag nodig van een beëdigd geneesheer aangesteld door de ambtenaar van de burgerlijke stand om de doodsoorzaak na te gaan. In dat verslag wordt eveneens vermeld of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak.
Die tweede controle is zeker niet zonder belang in het geval van een crematie. Als een stoffelijk overschot eenmaal gecremeerd is, is het immers niet meer mogelijk om de doodsoorzaak te onderzoeken. Recent waren er in de pers berichten te lezen als zou dit tweede onderzoek niet altijd even ernstig gebeuren. Dat zou ik dan toch wel zeer erg vinden. Daarnaast zou het voorkomen dat implantaten en pacemakers niet worden verwijderd voor de crematie plaatsvindt, wat toch wel bepaalde risico’s kan inhouden.
Volgens de VVSG is het tweede onderzoek geen taak voor de gemeenten, of zouden zij dat alleszins niet moeten financieren. Zij moeten de regelgeving volgen, maar vraag is wie dat moet betalen. Voor dat tweede onderzoek zou door de betrokken artsen gemiddeld zo’n 75 euro worden aangerekend. Alles samen, zo berekende de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, zou dit de gemeenten op jaarbasis meer dan 4 miljoen euro kosten. Dat cijfer is ongetwijfeld stijgend, want we weten dat het aantal crematies stelselmatig toeneemt.
Minister, bent u op de hoogte van klachten betreffende de tweede controle? Op welke manier kan worden gewaarborgd dat ook die tweede controle door een door de ambtenaar van de burgerlijke stand aangestelde arts kwaliteitsvol verloopt? Welke maatregelen zult u daartoe nemen of hebt u al genomen?
De noodzaak en de bijhorende kosten van die dubbele attestering worden soms in vraag gesteld. Nochtans moeten we zekerheid hebben dat het geen verdacht overlijden is en dat er een natuurlijke doodsoorzaak is. Ik vind dat een moeilijk gegeven. Minister, ziet u mogelijkheden om, met behoud van de noodzakelijke veiligheidsmechanismen, de procedure te vereenvoudigen?
Op welke manier verloopt de aanstelling van de arts voor de tweede controle en de bepaling van de kostprijs in de verschillende gemeenten? Zijn er daarrond good practices? Of doet iedere gemeente dat zoals ze zelf bepaalt? Is het mogelijk dat de gemeenten dit bedrag doorrekenen aan de nabestaanden? Zijn er al gemeenten waar dit gebeurt? Hebt u daar weet van?
Tot slot, werden er richtlijnen uitgevaardigd met betrekking tot de bedragen die voor dat tweede onderzoek mogen worden aangerekend of zult u dat nog doen? Ik denk dat het risico wel bestaat dat, na de berichtgevingen, er in sommige gemeenten de reactie komt dat ze dat inderdaad mogelijk kunnen doorrekenen. Het lijkt mij dus goed dat er daarrond richtlijnen zijn.
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, ik dank u opnieuw hartelijk voor uw vraag.
Wij hebben hierover geen enkele ‘officiële’ klacht van lokale besturen ontvangen. Maar de problematiek over de tweede controle door een beëdigd geneesheer in geval van crematie, is ons natuurlijk wel bekend.
Op uw tweede en derde vraag moet ik u antwoorden dat artikel 19, paragraaf 1, ten derde, van het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging duidelijk is. De controles door de tweede geneesheer, die in zijn of haar verslag vermeldt of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke, gewelddadige, verdachte of niet vast te stellen oorzaak, geeft een objectieve en onafhankelijke zekerheid omtrent de natuurlijke doodsoorzaak.
Dit is evident noodzakelijk. Want – u hebt er zelf naar verwezen – zodra de crematie gebeurd is, is het natuurlijk nog moeilijk om een gerechtelijk onderzoek te starten. Ik hoor ook de signalen van op het terrein en begrijp dat sommige gemeenten dit vooral als een administratieve last beschouwen. Dit moet echter worden afgewogen tegen het risico dat een afschaffing ervan, het bewijzen van een verdacht overlijden veel moeilijker maakt na de crematie. In een ideale situatie zou ik beiden verzoenen, maar daar zie ik, met mijn bescheiden creativiteit, momenteel geen oplossing voor. Maar, mevrouw Schryvers, indien u met uw diepgaande kennis van de maatschappelijke aspecten van het levenseinde een suggestie heeft, dan mag u die altijd doen. Ik sta daarvoor open.
Ik verwijs verder ook naar het eerdere antwoord op uw schriftelijke vraag van 7 januari 2015.
De manier waarop deze tweede arts wordt aangesteld, behoort tot de lokale autonomie van de gemeenten. De gemeenten kunnen dit bedrag niet doorrekenen aan de nabestaanden. Het decreet van 16 januari 2004 is ter zake duidelijk: het ereloon en alle daaraan verbonden kosten van de door de ambtenaar van de burgerlijke stand of door diens gemachtigde beambten van het gemeentebestuur aangestelde geneesheer vallen ten laste van het gemeentebestuur van de gemeente van het Vlaamse Gewest waar de overledene in de bevolkingsregisters, het vreemdelingen- of wachtregister is ingeschreven.
Ten slotte, wat betreft uw laatste vraag: er zijn geen richtlijnen over de tarifering. Ik ben niet bevoegd om tarieven op te leggen aan geneesheren.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dat is ook weer een heel duidelijk antwoord. Wat de vraag naar afschaffing van die tweede controle betreft, voel ik toch ook wel de druk vanop het terrein om te vragen waarom dat nodig is. Men ziet dat als een administratieve last. Ik hoopte op uw creativiteit, minister, want anders had ik zelf al de suggestie gedaan in welke zin dit verbeterd kon worden, maar ik zie het eigenlijk ook niet. Als men tot de vaststelling zou komen dat er mogelijk toch iets verdachts geweest is, maar de crematie plaatsgevonden heeft en er geen tweede controle geweest is, is dat ook een situatie die we absoluut niet wensen.
Ik denk dat het goed is dat de kosten niet doorgerekend kunnen worden. Ik heb altijd hetzelfde standpunt ingenomen en doe dat hier ook. De manier waarop je met je overledenen in je gemeente omgaat – mensen die vaak jaren in je gemeente gewoond hebben, daar actief waren en daar belasting betaald hebben – dat is een stukje respect dat je moet opbrengen. Dat brengt een kost mee in het kader van die tweede controle, dat is waar, maar in verhouding tot de totaliteit is dat allemaal toch maar heel beperkt.
We moeten er wel op blijven toezien dat die tweede controles correct gebeuren. Als er meer signalen zouden komen zoals we die recent gekregen hebben, moet men kijken hoe daarmee omgegaan moet worden. Ik denk dat er in de meeste gemeenten, wat de aanstelling betreft, een oproep gebeurt naar artsen om te zien wie bereid is om hieraan mee te werken, en dat er dan bepaalde perioden of bepaalde aantallen van voornemens tot crematies aan hen toegewezen worden. Op het terrein loopt dat op zich wel goed, maar het is verder op te volgen wat de kwaliteit ervan betreft.
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, ik denk dat wij het volkomen eens zijn dat het doorrekenen strijdig is met de menselijke waardigheid. Als mensen overlijden, of ze nu lang of niet lang in onze gemeenten gewoond hebben, kunnen we hen niet met een extra factuur opzadelen. Ik zit daar volledig op uw lijn.
Als laatste beschouwing kan ik u moeilijk ophemelen en toejuichen als zijnde een kwaliteitsvol parlementslid met heel veel expertise in dit domein, en tegelijkertijd geen beroep doen op uw creativiteit om mee na te denken over een goede oplossing. Ik moedig u dus opnieuw aan om creatief te blijven nadenken om een goede oplossing te vinden, en wij staan daar zeker voor open. Ik ga dat op mijn beurt ook doen. Maar net als u heb ik op dit moment niet direct een sluitend verhaal.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, we gaan dat samen blijven doen. Ik denk dat we dat aan iedereen die met de thematiek te maken heeft, verplicht zijn, en dat is uiteindelijk iedereen …
Uiteindelijk iedereen …
… in zijn leven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.