Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Uit de werkbaarheidsmonitor, een grootschalig driejaarlijks onderzoek van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), blijkt dat slechts de helft van de Vlamingen zijn of haar job doenbaar vindt. Meer dan een op de drie Vlaamse werknemers kampt bovendien met stress. Dat zijn de slechtste cijfers ooit gemeten. Hiervoor werden 13.000 werknemers bevraagd in een representatieve steekproef.
Als het gaat over stress op het werk, dan spant het onderwijs helaas de kroon. 46 procent van onze leraren is gestresseerd. Geen enkele sector doet het slechter. Die hoge stress zorgt er ook voor dat de Vlaming over alle sectoren heen wat minder gemotiveerd is en dat de combinatie werk en gezin steeds moeilijker wordt. De cijfers zijn opvallend, want in 2004 lag de werkbaarheid in het onderwijs nog op bijna 57,2 procent – nu is dat 45,7 procent –, waarmee het toen een van de beter scorende sectoren was. Ook voor de werk-privébalans en de emotionele belasting scoort het onderwijs bijzonder slecht.
De belangrijkste rol voor het tegengaan van deze fenomenen is weggelegd voor de werkgevers. Op het vlak van onderwijs gaat het dan over de koepels, het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (GO!) en de schoolbesturen. Zij moeten de werknemers voldoende informeren, sensibiliseren en begeleiden. Scholen die een plan van aanpak nodig hebben, kunnen hier nu al voor terecht op de website van het ministerie van Onderwijs en Vorming of op de website respectophetwerk.be.
Minister, hoe beoordeelt u deze nieuwe werkbaarheidsmonitor voor het onderwijs? Ik neem aan dat u ook enkele vragen had toen u die cijfers zag.
Een aantal oplossingen voor deze problematiek staan al in het regeerakkoord, onder andere planlast aanpakken, meer handen in de kleuterklas enzovoort. Plant u nog bijkomende beleidsmaatregelen op basis van deze cijfers?
Een belangrijk deel van de wetgeving rond psychosociaal welzijn bevindt zich op het federale niveau. Uw voorganger, minister Crevits, koos ervoor om een ad-hocwerkgroep op te richten voor de preventie van psychosociale risico's in onderwijsinstellingen in de schoot van de in 2010 opgerichte begeleidingscommissie van het convenant tussen Onderwijs en de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Zijn er al oplossingen naar voren gekomen uit deze werkgroep?
Er werd een beleidsplan opgesteld dat scholen kunnen gebruiken om het psychosociaal welzijn op scholen te verbeteren. Wordt dit beleidsplan aangepast naar aanleiding van deze nieuwe cijfers en invalshoeken?
Hoeveel vertrouwenspersonen werden intussen al opgeleid sinds de start in 2015, toen het er tachtig waren? Gaat u hier nog meer op inzetten?
Minister Weyts heeft het woord.
Inzake de werkbaarheidsgraad is het natuurlijk een gedeelde bezorgdheid. Ik denk trouwens dat ook de globale werkbaarheidsgraad in Vlaanderen achteruit gaat. Maar wat onderwijs betreft zijn de cijfers misschien nog iets zorgwekkender. Aan de andere kant worden er inzake welbevinden goede scores behaald in het onderwijs, ook wat leermogelijkheden betreft.
Wat doen we ermee? Inzetten op de loopbaan van leraren. Ik wil er in eerste instantie voor zorgen dat we stap voor stap maatregelen treffen die zo snel mogelijk voelbaar zijn op de onderwijsvloer, eerder dan misschien te streven naar een totaalpakket aan maatregelen. Wanneer we die volledig gefabriceerd zullen hebben en de kar vol geladen hebben – mogelijk overladen – zorgt dat er misschien voor dat de kar niet getrokken geraakt en niet kan vertrekken. Die concrete maatregelen moeten zorgen voor meer en snellere werkzekerheid voor leerkrachten en voor het behoud van leerkrachten.
Wat de kwaliteit van ons onderwijspersoneel betreft, moeten we focussen op het aantrekken en behouden van sterke profielen.
Wat belangrijk is in functie van werkdruk, is zeker en vast die aanvangsbegeleiding, en het goed afbakenen van de kernopdracht van de leerkracht. We vertrekken daarvoor ook vanuit het uitbestedingsonderzoek. Daar kunnen we toch nog wel wat extra data uit putten. Ik wil ook luisteren naar de leerkrachten op het terrein, en een duidelijk perspectief geven. Maar laat ons in eerst instantie wel focussen op wat we al hebben vervat in de beleidsnota. Dat is ons vertrekpunt.
Daarnaast is er natuurlijk ook de schoolleider, de directeur. We hebben het er daarnet over gehad. Die fungeert ook als poortwachter, om de werkdruk op een aanvaardbaar niveau te houden. Dat is natuurlijk ook essentieel.
Die ad-hocwerkgroep psychosociale risico’s in het onderwijs is enkele jaren geleden opgericht, ik denk in 2015. Welke initiatieven heeft die genomen? Er is een beleidsplan opgesteld ter bevordering van het welzijn en welbevinden. Dat is in 2016 gepubliceerd, en het wordt ook regelmatig geactualiseerd. Momenteel staat er ook een actualisering daarvan op stapel.
Er is ten tweede een toolbox tot stand gekomen met instrumenten ter voorkoming van psychosociale risico’s. Die toolbox staat ook op de website van Onderwijs Vlaanderen. Ten derde werden er met de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg cursussen en opleidingen georganiseerd over psychosociale risico’s. Zo was er een opleiding agressiepreventie. Daarbij kregen veertig leden van schoolteams bepaalde handvatten aangereikt, om een preventief en curatief agressiebeleid uit te bouwen. Zestig cursisten namen deel aan workshops met betrekking tot de aanpak van psychosociale risico’s in het onderwijs.
Ten vierde werd er in 2019 – pas dit jaar – een supervisietraject georganiseerd waarin schoolleiders werden ondersteund bij het uitbouwen van een welzijnsbeleid op maat van hun eigen school. Dat werd recent ook afgerond, en het wordt nu geëvalueerd.
Daarnaast werd er eind november ook een studiedag georganiseerd rond werkbaar werk en welbevinden, waarbij men vooral heel concrete goedepraktijkvoorbeelden heeft naar voren geschoven. Er zijn ook workshops over preventie van stressconflicten en het bevorderen van, wat men noemt, een positief schoolklimaat.
Tot slot worden er ook regelmatig opleidingen georganiseerd voor vertrouwenspersonen. Sinds de start in 2015 zijn er al zo’n vierhonderd vertrouwenspersonen opgeleid, waarbij het de bedoeling is dat die zouden fungeren als een soort bemiddelaars. Die zouden via de vereiste vaardigheden actief kunnen luisteren en doeltreffend kunnen communiceren. Ik wil opnieuw opleidingen en supervisies voor vertrouwenspersonen aanbieden; vanaf volgend jaar gaan we terug naar een ruime opleiding.
Dat zijn dus enkele maatregelen die ofwel reeds werden genomen, ofwel een work in progress zijn. Maar zoals ik al in een eerder antwoord aangaf, staan we nog voor de grote opdracht om verder te gaan naar het concretiseren van maatregelen. Daarbij hebben we uiteindelijk allemaal dezelfde doelstelling: een verbetering van het lerarenambt. Dat zal zorgen voor een verbetering van het welbevinden bij onze leraars.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk inderdaad dat dezelfde problematiek en dezelfde bezorgdheden regelmatig terug naar boven komen. Ik denk dat we wat geduld moeten hebben. Rome is niet op één dag gebouwd. We moeten een beetje geduld hebben tot die nieuwe maatregelen worden uitgebouwd of worden verdergezet – ook de maatregelen die uw voorgangster al heeft genomen. Zo kunnen we nagaan welke initiatieven het Vlaams Parlement eventueel zelf kan nemen om voor oplossingen te zorgen.
Ik heb misschien nog een kleine bijkomende vraag. In de strijd tegen de burn-out lees ik in het beleidsplan dat u zult samenwerken, en dat u op zoek gaat naar cofinanciering met uw federale collega van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Gaat u daar op korte termijn contact mee opnemen, of wacht u op de vorming van de nieuwe Federale Regering?
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik moet bevestigen dat er in de scholen vanuit de koepels al heel wat inspanningen zijn geleverd om het welbevinden van de leerkrachten op te volgen, om daar initiatieven rond te nemen en acties rond te voeren. Ik herinner mij dat daar pakweg tien jaar geleden veel minder sprake van was. De laatste jaren wordt daar veel harder op ingezet door de diverse leidinggevenden. Dat is dus al een grote stap vooruit. Maar mijn collega zegt terecht dat er nog heel wat werk aan de winkel is.
Minister, ik volg u wanneer u zegt dat een van de grote problemen de vlakke loopbaan is. Veel mensen die in het onderwijs terechtkomen, blijven hun hele carrière in bijvoorbeeld het derde leerjaar lesgeven en hebben geen afwisseling. Wij hebben in de vorige legislatuur het plan met de ‘vliegtuigloopbanen’ ingediend. Dat voorstel moet ervoor zorgen dat er meer afwisseling is.
Ik wil nog een ander probleem aanhalen waar ik vooral over hoor in het secundair onderwijs. Men vindt onvoldoende leerkrachten om de vakken te geven waarvoor ze zijn opgeleid. Dat zorgt voor heel wat stress bij de collega’s die het moeten geven, maar ook bij de andere collega’s. Mijn vrouw, die in het secundair onderwijs staat, getuigt daarvan. Men vindt bijvoorbeeld geen leraar aardrijkskunde. Men vindt dan iemand die daar totaal geen ervaring mee heeft en die ook die lespakketten niet kan opvolgen. Dat zorgt voor heel wat stress en problemen in de school.
Telkens we over een punt in de commissie Onderwijs een debat voeren, stellen we vast dat alles aan elkaar vasthangt. Je kunt het ene nooit los zien van het andere. De diverse problemen waarmee we worden geconfronteerd komen altijd op hetzelfde neer: te veel planlast, het niet kunnen uitvoeren van de kerntaak. Al die zaken dragen bij tot het welbevinden van de mensen die elke dag op de werkvloer staan. Dat is de gezamenlijke uitdaging van ons allemaal voor de volgende jaren. Op de werkvloer moet men inspanningen leveren. Dat doet men al. Wij kunnen dat, zoals mevrouw Grosemans zegt, zeker ondersteunen vanuit de Vlaamse overheid. Maar we moeten ook de andere pijnpunten stap voor stap aanpakken en ervoor zorgen dat de mensen inderdaad hun kerntaak kunnen doen. Zij zijn opgeleid om les te geven en worden daar ook voor betaald.
Al die nevenzaken die voor stress en externe negatieve prikkels zorgen, moeten we zoveel mogelijk van de baan proberen te krijgen. We moeten dat in een totaalpakket beschouwen. Als we in deze legislatuur stappen vooruit kunnen zetten, zullen we al die problemen die hier vandaag aan bod komen voor een deel kunnen vermijden.
De heer Brouns heeft het woord.
Mevrouw Grosemans stelt hier een heel belangrijke vraag. De vorige weken hebben we bij de bespreking van de beleidsnota al heel wat thema’s aangeraakt. Er is één constante. We verwachten bijzonder veel van de scholen en leerkrachten. Zij moeten elke dag opnieuw de grote kwaliteit realiseren die wij van hen verwachten, met het oog op de noodzakelijke leerwinst.
Daarbij is, zoals wij de voorbije weken vaak hebben gehoord, het welbevinden van de leerling ook belangrijk. De leerling geeft aan dat dat welbevinden in grote mate afhankelijk is van een goede relatie met de leerkracht. Een goede stielman of -vrouw heeft kwaliteitsvol gereedschap nodig. De leerkracht is zijn eigen gereedschap. Hij moet daar dus goed zorg voor dragen. Het belang van het psychosociaal welzijn van elke leerkracht in Vlaanderen kan onmogelijk overschat worden.
Daarnet werd verwezen naar het spieken bij de buren. Leerkrachten kunnen veel steun ervaren bij elkaar. De leraarskamer is een belangrijke plek. Daar kunnen dat soort zaken worden uitgewisseld. Men kan er naar elkaar luisteren. Er is een doorgedreven intervisie, er zijn vertrouwenspersonen. Ik geloof nogal sterk in goede interne relaties op de werkvloer. Ervaringen delen en uitwisselen kan een enorm positieve impact hebben op stress op het werk. Dat is natuurlijk niet alleen in het onderwijs zo. Maar ik verwijs naar de vraag van mevrouw Vandromme: zeker bij beginnende leerkrachten kan dat een welgekomen extra ondersteuning bieden.
Minister, misschien is het een idee om bij de doorlichting van een school te onderzoeken in welke mate scholen effectief een doorgedreven welzijnsbeleid hebben op dat vlak. In welke mate zijn ze bezig met het psychosociale welzijn van leerkrachten? Dat is voor ons een belangrijke kwaliteitsindicator voor elke school. In welke mate kunnen we daar bij inspecties of doorlichtingen rekening mee houden?
Minister Weyts heeft het woord.
Dit zijn nuttige suggesties, ook op het einde. Ik denk dat ondertussen elke schoolleider wel doordesemd is van de idee en van de overtuiging, zeker in het licht van het lerarentekort, dat hij of zij alle baat heeft bij het welbevinden van het lerarenkorps.
Wat de vragen naar de relatie met de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg betreft, laat ons het welbevinden van leerkrachten niet afhankelijk maken van een federale regeringsvorming. De samenwerking verloopt goed op administratief niveau. Er hoeft zelfs geen Belgisch minister voor te zijn. Misschien is dat wel een precedent. (Gelach)
Voor de vlakke loopbaan hebben we wel wat goede hoop als we kijken naar een project zoals duaal lesgeven, ook in de perceptie. Door de vlakke loopbaan wat te doorbreken – de ‘position switch’ die we daarmee realiseren –, kunnen we meer dynamiek in dat beroep brengen. Dat is bekeken vanuit de leerkracht. Het voordeel is dus niet alleen voor de leerlingen zelf, ook voor de leerkrachten moeten we over het muurtje naar de bedrijven kijken. Daar liggen toch ook wel opties. Net zoals voor duaal leren is het ook voor duaal lesgeven een leuke piste om op verder te bouwen. Ik hoop dat we in het volgend schooljaar al kunnen starten met enkele proefprojecten.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Minister, ik heb een uitgebreid antwoord gekregen en ik probeer zo geduldig mogelijk af te wachten. Ik zal in de komende jaren verder opvolgen hoe dit evolueert.
De vraag om uitleg is afgehandeld.