Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
De heer Brouns heeft het woord.
Als burgemeester van een mooie grensgemeente in dezelfde provincie als de minister ben ik de voorbije jaren een aantal keer gecontacteerd door collega-burgemeesters uit Nederland. Het ging dan telkens over ondernemers die niet zo goede bedoelingen hadden met hun verhuizing naar België. Wat mij daar telkens bij opviel, was dat zij over informatie beschikten die ik in de verste verte niet had of waarover ik niet kon beschikken.
Intussen zijn er wel al een aantal initiatieven genomen op federaal niveau, die in het kader van de integriteitsbeoordeling de juiste stappen vooruit zijn. En gelukkig stellen we vast dat deze Vlaamse Regering in haar regeerakkoord de juiste keuzes maakt op dat vlak, om de lokale besturen bij te staan in de moeilijke strijd tegen de georganiseerde misdaad.
Meer specifiek kunnen we in het regeerakkoord lezen dat de Vlaamse Regering de intentie heeft om de opbrengsten van de door de lokale besturen uitgevoerde handhaving van regels rechtstreeks bij de lokale besturen te laten terechtkomen. Die financiële ondersteuning is natuurlijk belangrijk voor de lokale besturen, om handhaving effectief vorm te kunnen geven, als sluitstuk van elke regelgeving.
Die bestuurlijke handhaving is relatief nieuw, althans als je het vergelijkt met de strafrechtelijke aanpak. Er zijn een aantal beleidsdomeinen, zoals milieu en ruimtelijke ordening, waar we al een hele weg hebben afgelegd. Maar voor heel wat besturen blijft het worstelen, elke dag opnieuw, om dat goed en effectief te kunnen handhaven en aanpakken. De ondersteuning voor die lokale besturen is dus meer dan wenselijk.
Om tot die efficiënte en effectieve handhaving te komen, is het volgens ons ook noodzakelijk om blijvend aandacht te hebben voor die samenwerking en voor het maken van afspraken tussen de actoren van de verschillende bestuursniveaus en uiteraard ook het parket. Het is ook in het bijzonder belangrijk om in te spelen op de noden inzake de informatie-uitwisseling, -deling en -vergaring en de procedurele ondersteuning. En wat die informatie betreft, mag ook de internationale context voor de grensregio’s zeker niet uit het oog verloren worden.
Minister, hoe zult u dit concreet operationeel maken? Welke timing hanteert u daarbij? In relatie tot uw andere bevoegdheden, ruimtelijke ordening en milieu, is het misschien logisch om die operationalisering daar te starten wat betreft de doorstorting van eventuele middelen die kunnen worden gegenereerd vanuit de handhaving. Hoe zult u verder inzetten op samenwerking met de verschillende niveaus? Hoe zult u het overleg faciliteren tussen alle betrokken handhavingsactoren van de verschillende niveaus?
Minister Demir heeft het woord.
Mijnheer Brouns, bedankt voor deze eerste vraag om uitleg. Ik zal trachten er zo nauwkeurig mogelijk op te antwoorden. Waarschijnlijk zullen we daar bij de bespreking van de beleidsnota nog op terugkomen.
In de beleidsnota wordt voorzien dat wordt onderzocht hoe binnen de verschillende Vlaamse beleidsdomeinen een uniforme bestuurlijke handhaving kan gebeuren door de implementatie van het kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving. Dat kaderdecreet bepaalt al dat bepaalde bestuurlijke geldboetes rechtstreeks aan de lokale besturen toekomen. Het bepaalt eveneens dat de inkomsten uit een gemengd handhavingstraject, waarbij zowel de lokale als de gewestelijke overheid is opgetreden, kunnen worden verdeeld volgens een verdeelsleutel, en dat zowel wat de inkomsten uit boetes -als de inkomsten uit maatregelen betreft.
Dit dient verder te worden uitgewerkt bij de concrete implementatie van het kaderdecreet. Ik plan de eerste noodzakelijke decretale wijziging in het kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving na evaluatie in de eerste jaarhelft van 2020.
Voor de beleidsdomeinen waar het kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving niet zal worden geïmplementeerd, dient in ieder geval te worden nagegaan op welke wijze de inkomsten uit bestuurlijke handhaving ingevolge optreden van lokale besturen, ook naar lokale besturen kunnen gaan.
Dan kom ik tot uw tweede vraag. Zowel in het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid als in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening is reeds opgenomen dat bepaalde inkomsten uit handhaving, zoals door de gemeenten geïnde bestuurlijke dwangsommen, ook rechtstreeks aan de gemeenten toekomen. Dit geldt echter niet voor alle handhavingsinstrumenten zodat een verdere bijsturing zeker nodig zal zijn. Ik kies ervoor om deze bijsturing te laten samensporen met de verdere uitwerking en implementatie van het kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving, zodat dit ook inpasbaar is in een uniform Vlaams beleid met betrekking tot het thema.
Dat de gemeenten de vruchten kunnen oogsten van de eigen handhaving, is niet meer dan normaal. Het is daarbij belangrijk dat het niet enkel gaat om een doorstorting via de transfer van door het Vlaamse niveau geïnde handhavingsinkomsten. Waar mogelijk worden de gemeenten bevoegd gemaakt om handhavingstrajecten integraal af te werken, met inbegrip van de inning van de dwangsommen, schadevergoedingen, meerwaarden enzovoort. Voor de handhavingstrajecten waar rechtstreekse inning onmogelijk zou blijken, kan gedeelde doorstorting worden overwogen op basis van een verdeelsleutel die de concrete inspanningen in het geheel van het handhavingstraject weerspiegelt.
Dan kom ik tot uw vraag over samenwerking. Concrete gesprekken tussen handhavingsactoren, zoals steden en gemeenten, inspectiediensten en politie worden het best georganiseerd per beleidsdomein en dus ook per vakminister. In het beleidsdomein Omgeving zal de Omgevingsraad de samenwerking faciliteren tussen handhavingsactoren van de verschillende beleidsniveaus.
Het kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving voorziet wel in de aansturing van opsporing en vervolging via door de Vlaamse Regering vastgelegde beleidslijnen. In het kader van de in het regeerakkoord voorziene evaluatie van het decreet zal ik ook onderzoeken hoe de inspraak van lokale besturen bij het vaststellen van deze beleidslijnen kan worden verzekerd, want dat is van groot belang.
De heer Brouns heeft het woord.
Uit uw antwoord blijken de inspanningen, maar het is geen evidente materie. Bij de bespreking van de beleidsnota kunnen we daar nog dieper op ingaan.
Het valt mij op – en dat is positief – dat u de ambitie hebt om na te gaan welke elementen verder gedecriminaliseerd kunnen worden om te komen tot meer GAS-boetes, waardoor er nog een grotere verantwoordelijkheid komt te liggen bij het lokale niveau om die handhaving in verschillende domeinen effectiever uit te voeren en te realiseren met rechtstreekse inkomsten.
Het is daarbij goed om lokale besturen aan te zetten om op dat vlak de handen in elkaar te slaan en dit gemeenteoverstijgend te bekijken. Heel veel kleine besturen lopen vandaag tegen het stuk handhaving aan. Dit kan misschien in de samenwerkingslogica worden opgenomen.
Minister Demir heeft het woord.
Ik neem akte van wat de heer Brouns suggereert.
De vraag om uitleg is afgehandeld.