Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
Uit een enquête in opdracht van het rekruteringsbureau Robert Half blijkt dat iets meer dan een op de vier bedienden, jonger dan 34 jaar, overweegt om aan de slag te gaan als zelfstandige of freelancer. Het is leuk om te vernemen dat het ondernemerschap ook meer en meer aanslaat bij de jongere generatie.
Dat vooral jongeren een carrièreswitch overwegen, is volgens Robert Half niet onlogisch: onze samenleving stapt namelijk meer en meer af van de ‘traditionele job’, jongeren willen meer en meer flexibiliteit en willen vooral zelf kunnen kiezen. De jonge generatie vindt dit meer en meer terug binnen het ondernemerschap.
In uw beleidsnota bent u ook heel duidelijk dat de jonge ondernemers op uw steun kunnen rekenen. U wilt onder andere het ondernemerschap aan bod laten komen in het onderwijs en de begeleidingstrajecten van werkzoekenden, en acties voeren naar doelgroepen die minder makkelijk de stap richting ondernemerschap zetten.
Over de groep bedienden die overweegt zelfstandige of freelancer te worden – bij jongeren tot 34 jaar is dat toch een op de vier – wordt niet meteen gesproken in uw beleidsnota. Wel pleit u zelf voor het weghalen van de schotten, het denken in statuten te stoppen en loopbaanversterkende instrumenten aan te bieden los van het statuut.
Welke drempels ziet u om de overstap van bediende naar zelfstandige of freelancer te maken? Hebt u zelf vanuit uw Vlaamse bevoegdheden genoeg hefbomen om ook hier acties te ondernemen om die eventuele drempels weg te nemen?
Minister Crevits heeft het woord.
Misschien een klein voorafje: ik ben altijd op mijn hoede bij enquêtes van rekruteringbureaus of andere consultants. Die communiceren over eigen onderzoek, en daar durft nu en dan wel eens een commerciële agenda achter te zitten. Dat blijkt ook een beetje uit de toonzetting van het persbericht. Uitspraken als “de Belgische bediende snakt naar meer flexibiliteit” lijken me wat haaks te staan op de inzichten over de impact van de flexibiliteit op werkstress, die uit de nieuwste werkbaarheidsmonitor van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) naar voren komen. We moeten dus een beetje genuanceerd naar zo’n onderzoeken kijken.
Er werd in dit onderzoek ook een vrij specifieke vraagstelling gebruikt. Het ging om een peiling naar de interesse van jonge mensen met een job om over te stappen naar het statuut van freelancer. Je kunt dit niet echt gaan extrapoleren naar de veel bredere problematiek van het starten met een eigen onderneming. Je moet goed kijken welke groep hier bevraagd is.
Andere arbeidsmarktonderzoekers, zoals professor Luc Sels, wijzen er op dat er van een grote shift naar flexibele arbeidsstelsels of freelancewerk geen sprake is en men verwacht op dat vlak ook geen echte doorbraak de komende jaren. Dit in tegenstelling tot sommige van de stellingen in het persbericht. We moeten toch omzichtig omspringen met wat er nu precies onderzocht is.
Wat zijn nu de drempels? Dat Robert Half concludeert dat steeds meer bedienden een carrière als zelfstandige overwegen, kun je op twee manieren lezen. Je hebt de lezing dat er drempels zijn om het niet te doen of dat er in Vlaanderen niet zo veel drempels zijn om zelfstandige te worden. Dat is dan positief.
Naar het proces van het opstarten van een zelfstandige onderneming is al heel wat onderzoek verricht. Drie factoren spelen daar: de kansen, de capaciteiten en een positieve uitkomst van het afwegingsproces.
‘Kansen’ wil zeggen dat er voldoende opportuniteiten moeten zijn. Dit heeft te maken met hoe de markt zich ontwikkelt, met de beschikbaarheid van nieuwe technologieën, maar ook met de algemene economische situatie.
Langs de andere kant moet de kandidaat-ondernemer een aantal competenties en ook de ‘drive’ hebben, maar ook de middelen en mensen kunnen verzamelen om wat hij wil doen, om te zetten in een onderneming. Dan moet je nog de afweging maken of het een voordeel oplevert om de onderneming te starten of niet. Daarin kunnen allerhande elementen een rol spelen, zoals het inkomen, het spaargeld, het loslaten van een beetje comfort en een veilige situatie, maar ook gevoelselementen: kan ik met onzekerheid en risico’s om, hoe sterk is de wil om eigen baas te zijn …? Binnen elk van deze drie factoren kunnen hinderpalen opduiken.
Hebben wij vanuit Vlaanderen genoeg hefbomen om acties te ondernemen en om eventuele drempels weg te werken?
Mijnheer Vanryckeghem, ik start met het heel goede nieuws: ondernemerschap boomt vandaag in Vlaanderen. Nooit waren er meer starters dan de afgelopen 12 maanden. Het waren er 58.000. De ondernemersgraad – dat is het aandeel zelfstandigen in de bevolking van 15 tot 64 jaar – bedraagt 8,9 procent. Daarmee sluiten we aan bij het Europese gemiddelde. We scoren hiermee een pak hoger dan onze buurlanden Luxemburg, Frankrijk en Duitsland. Enkel Nederland laat een hoger aandeel zelfstandigen optekenen dan Vlaanderen. Dat zou historische redenen kunnen hebben, maar we doen het dus niet slecht. Als we voortgaan op deze vaststellingen, zou je kunnen zeggen dat we in Vlaanderen een aantal hefbomen hebben en dat deze ook met succes worden ingezet. U verwees in uw vraagstelling naar een aantal initiatieven die ertoe leiden dat het ondernemerschap in Vlaanderen verbetert.
Ik geef enkele voorbeelden.
We werken aan een cultuur waar mensen positief staan tegenover ondernemers. We doen dit met breed gekende initiatieven zoals de Open Bedrijvendag of de Dag van de Ondernemer. Dat is zeer succesrijk: kijk maar hoeveel mensen er geïnteresseerd zijn om op bezoek te gaan.
Voor financieringsvraagstukken biedt de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen voor zelfstandige ondernemers (PMV/Z) laagdrempelige oplossingen aan zoals de Startlening of de Winwinlening. In 2018 werd een recordaantal van 2621 leningen geregistreerd voor een totaal financieringsbedrag van 59 miljoen euro. Vrienden en familie steunen de starters in Vlaanderen dus volop. Ik vind dit mooie cijfers omdat je ziet dat de instrumenten die we in Vlaanderen hebben, ingeburgerd raken.
Technologische starters kunnen terecht bij gespecialiseerde fondsen zoals imec.istart.
Het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) heeft een zeer uitgebreid aanbod aan ondersteuning en begeleiding, dat op maat kan worden afgestemd op de behoeften van de startende ondernemers. Met het specifieke project ‘Haven’ voor jongeren tussen 18 en 30 jaar wordt niet alleen een intensieve begeleiding geboden, maar er kan ook binnen een ondernemerscoöperatie een project worden uitgetest in een veilige omgeving. Je maakt daar nog niet echt de sprong; je kijkt eerst of het zal lukken. De coöperatie ondersteunt zo bij uitstek de overstap voor jongeren van een werknemersstatuut naar een zelfstandigenstatuut. Ik vermeld dit project omdat het vorige week de European Enterprise Promotion Award van de Europese Commissie heeft gewonnen. Dat is toch iets om trots op te zijn.
Het kan altijd beter, natuurlijk. Maar naar aanleiding van deze vraag is het toch belangrijk om eens te focussen op zaken waar we internationaal waardering voor krijgen.
Ook op het vlak van een ondernemersvriendelijke fiscaliteit neemt de Vlaamse Regering haar verantwoordelijkheid, zoals in de onroerende voorheffing. Sinds het aanslagjaar 2019 heeft de Vlaamse overheid het mogelijk gemaakt voor de Vlaamse gemeenten om de gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing op hun grondgebied te differentiëren. Gemeenten die bijvoorbeeld het concept van de ‘Bedrijvige Kern’ willen ondersteunen, kunnen nu hun gemeentelijke opcentiemen in een zone met veel leegstand verlagen. Dit kan starters of freelancers die behoefte hebben aan een vaste stek, een duwtje in de rug geven om de sprong te maken.
We beschikken dus over hefbomen, collega Vanryckeghem. U hebt zelf de link gemaakt met ons onderwijs, waar ‘ondernemen’ een belangrijke plaats krijgt in de nieuwe eindtermen. Dat zijn nu alleen nog maar de eindtermen voor de eerste graad die gemaakt zijn, maar ik ga ervan uit dat men ook in de eindtermen voor de tweede en derde graad voldoende zal inzetten op ondernemerschap.
De quote ‘niet iedereen moet ondernemer worden, maar iedereen moet wel ondernemend zijn’ is iets dat perfect kan worden aangeleerd in ons onderwijs. Want als je niet ondernemend bent, zul je sowieso geen ondernemer worden. Je hebt dat nodig als een van de ingrediënten om de sprong te maken.
Veel belangrijker dan nieuwe dingen uitvinden, is het promoten van wat al bestaat en daar nog iets intenser op inzetten in de komende periode.
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord.
Ik deel uw argwaan. Uitspraken van een privaat rekruteringsbureau moeten altijd gerelativeerd worden.
Ik juich samen met u het feit toe dat het aantal startende ondernemingen elk jaar stijgt en dit jaar een hoogtepunt bereikt, maar ik hoop toch dat u vanuit uw bevoegdheid maatregelen kunt nemen om de overstap van jonge ondernemers zo eenvoudig en flexibel mogelijk te maken.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Het zal u niet verbazen dat wij vanuit onze fractie ondernemerschap in al zijn vormen aanmoedigen: jonge ondernemers, iets oudere ondernemers, lokale ondernemers, alle ondernemers. Minister, u zei dat iedereen ondernemer kan worden of kan willen worden. Ik denk dat het zelfs zo is dat iedereen ondernemer is, zelfs degenen die niet in een zelfstandigenstatuut werken. Iedereen heeft wel een of andere ondernemersgeest in zich.
U hebt terecht aangehaald dat er verschillende maatregelen zijn die in Vlaanderen goed werken, zoals de Winwinlening. Ik ben zelf iemand die daar een lokale business mee steunt. Dat werkt inderdaad heel goed. En er zijn nog heel wat andere maatregelen.
We hebben vanuit onze fractie nog een heel kleine suggestie. Uit bevragingen – en ik heb het nog eens gecheckt: het schijnen betrouwbare bevragingen te zijn – blijkt dat ook heel wat werkzoekenden de stap naar het zelfstandigenstatuut willen wagen, maar dat zij daarvoor nog een soort koudwatervrees ondervinden om hun uitkering te verliezen. Daarvoor is er een maatregel ingevoerd, ‘Springplank naar zelfstandige’, die bepaalt dat je gedurende twaalf maanden een zelfstandige activiteit in bijberoep mag uitoefenen met behoud van je uitkering. We vernemen van mensen die daar gebruik van maken, dat dat in het begin wel goed werkt, omdat die zelfstandige activiteit nog niet enorm veel inkomsten genereert, maar dat naarmate die activiteit groeit, het verlies van die uitkering wel een reëel probleem wordt. Een suggestie van onze kant is dat de berekeningsbasis van wanneer je de uitkering dan toch zou verliezen, op een ruimere periode kan worden genomen, bijvoorbeeld op jaarbasis. Zo kunnen we de werkzoekende die naar een zelfstandigenstatuut evolueert, echt wel de tijd geven om zijn business uit te bouwen. En pas op het moment dat hij het gevoel heeft dat hij de sprong echt kan wagen, en effectief van de springplank kan afspringen, zouden we de uitkering dan laten uitdoven. Het is maar een kleine suggestie. U hebt genoeg maatregelen opgenoemd die ook werken. Wij steunen die volledig. En laat ons daar nog veel prijzen mee winnen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Vanryckeghem, we gaan ons best doen om het te promoten. En wat betreft de kanttekening die ik gemaakt heb bij het onderzoek: ik voelde mij verplicht om het te doen, omdat er wel vaker van die onderzoeken de wijde wereld worden ingestuurd. En ik denk dat we alles goed moeten kaderen. Maar de cijfers tonen aan dat het niet zo slecht gaat met het ondernemerschap in Vlaanderen.
Collega Vande Reyde, ik zei daarnet: niet iedereen is ondernemer, maar iedereen moet eigenlijk ondernemend zijn. Dat is het mooiste, denk ik. Bij eender welke job die je uitoefent, ook in de politiek of als mijn raadgever hier in de commissie, moet je zeer ondernemend zijn, om goeie suggesties die je hebt, niet al sprekend maar al schrijvend tot bij mij te krijgen. Dat is een heel huzarenstukje. Alejandro schrijft fantastisch mooi, maar soms zijn er mensen die niet zo mooi schrijven, en dan moet je er ook in slagen... (Opmerkingen van Maurits Vande Reyde)
Het is voor Alejandro de eerste keer dat hij mee is in de commissie en hij is wat zenuwachtig. Ik probeer hem een schouderklopje te geven, maar het was misschien niet het beste. (Gelach. Opmerkingen)
Het is goed aangekomen, zegt hij. Hij probeert nu om niet rood te worden, wat uiteraard heel moeilijk is. (Opmerkingen)
Uw naam is nu wel vereeuwigd in de notulen van deze vergadering. Dat is ook al van belang.
Wat betreft de suggestie die u deed rond die uitkering: voor mij is het nieuw dat daar een probleem zou kunnen zijn. Ik neem dat mee. We gaan bekijken of daar iets aan kan worden gedaan. Indien wel, dan zult u daar meer over vernemen. Indien niet, dan zult u mij daar nog wel een vraag over stellen, veronderstel ik. Wordt vervolgd.
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
Ik heb geen opmerkingen. Het antwoord van de minister bevredigt mij volledig.
De vraag om uitleg is afgehandeld.