Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Sterckx heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, sinds het Vlaams kennelbesluit van 15 februari 2019 is er veel onduidelijkheid en ongerustheid bij de reeds actieve uitbaters. Alle pensions voor honden en/of katten moeten voortaan over een geldige erkenning, een HK-nummer, beschikken. Onder pension wordt volgens de website van het Departement Omgeving verstaan: “Een pension is een inrichting waar gedurende een beperkte tijd en tegen vergoeding, onderdak en de nodige zorgen wordt gegeven aan honden of katten die er door hun eigenaar zijn toevertrouwd. Het is een goede oplossing voor mensen die tijdelijk niet voor hun dier kunnen zorgen of die zorgeloos op vakantie willen. Ook plaatsen waar dieren worden opgevangen zonder overnachting, worden beschouwd als een pension.”
De praktijk leert ons echter dat de meeste pensions niet over een geldige erkenning beschikken. Ook geeft de dienst Dierenwelzijn toe dat er inderdaad een erkenningsnummer verplicht is, maar dat het effectief overgaan tot het uitvoeren van controles bij de pensions, niet tot de prioriteiten behoort.
In het besluit vinden we ook terug dat de verantwoordelijke of een vast personeelslid een van volgende diploma’s of getuigschriften moet behaald hebben: dierenzorg, op het niveau van secundair onderwijs; bachelor agro- en biotechnologie; diergeneeskunde; asielmedewerker, uitgereikt door de Vlaamse overheid of diploma’s of getuigschriften die door de minister als evenwaardig zijn erkend. Ook vinden we terug dat de infrastructuur aan heel wat voorwaarden moet voldoen.
Velen overwegen dan ook om hun activiteiten af te bouwen en verder te gaan als dierenoppas of dierenverzorger. Dit kan perfect onder een bestaand ondernemingsnummer, maar hier is er geen diploma of erkenning voor nodig.
Minister, wat met de sanctionering? Dreigt het feit dat niet wordt beboet of gecontroleerd, er niet toe te leiden dat pensions verder blijven werken zonder erkenningsnummer?
Sommige pensions werden reeds jaren goed uitgebaat zonder dat de uitbaters over de juiste diploma’s of getuigschriften beschikken. Moeten zij allemaal een opleiding volgen die bij Syntra al snel een tot twee jaar in beslag neemt? Hoe gaan ze dit kunnen combineren met een opvang, zeven dagen op zeven, vierentwintig uur op vierentwintig?
Wat dan met de pensions die dieren opvangen in een huiselijk sfeer die onmogelijk aan deze voorwaarden kunnen voldoen? Moeten zij stoppen met hun activiteit?
Is het niet beter om de verplichting van de HK-nummers te bevriezen, zodat eerst een regeling kan worden uitgewerkt die meer duidelijkheid schept voor de bestaande pensionuitbaters?
Vallen dierenartsen en dierenklinieken of zelfs hondenkapsalons onder de voorwaarden voor de uitbating van pensions, aangezien ook zij op regelmatige basis tegen betaling honden en/of katten opvangen?
Minister, welke initiatieven zult u nemen?
Minister Weyts heeft het woord.
De Dierenwelzijnswet van 1986 voorziet in een voorafgaandelijke erkenning voor de uitbating van een pension voor dieren. In de wettelijke definitie is inderdaad sprake van een inrichting waarbij tegen een vergoeding honden en katten voor een beperkte tijd onderdak geboden wordt en waar zij verzorgd worden. Dat is een belangrijke definitie.
Sinds de aanpassing van de regelgeving en de erkenningsvoorwaarden van dit voorjaar, en meer bepaald de aanvulling met de verplichting om een opleiding te volgen inzake de basics omtrent dierenwelzijn, is er enige ophef ontstaan bij enkele pensionhouders. Dat heeft intussen geleid tot de oprichting van een specifieke belangenvereniging, wat prima is omdat er op die manier gestructureerd overleg mogelijk is. Men is vervolgens heel breed naar verschillende politici beginnen te mailen, waarbij wordt verwezen naar mogelijk niet-erkende pensionactiviteiten op het internet of sociale media. Die zijn een voor een in mijn en uw mailbox gedropt.
Mijn dienst onderzoekt al deze meldingen en zal iedereen die niet in orde is met de regelgeving contacteren. Deze personen zullen een erkenning moeten aanvragen of ze zullen moeten stoppen met hun activiteit als dierenpension. De klachten worden dus wel degelijk behandeld. Is dat een prioriteit? Neen, mijn dienst Dierenwelzijn focust in eerste instantie op gevallen van dierenmishandeling en dierenleed. Dit is van secundair belang, maar het wordt wel opgevolgd.
Ik ben het ten gronde oneens met de bezwaren die worden geopperd. De erkende pensionhouders moeten de verplichte opleiding volgen tegen 1 januari 2024. Dat is dus vijf jaar! Het is ook niet zo dat de lat immens hoog wordt gelegd. Er is een staalkaart met verschillende opleidingen die gevolgd kunnen worden en verschillende diploma's of bekwaamheidsbewijzen die worden erkend. Als men die al verworven heeft, dan heeft men al een bewijs geleverd van minstens een basiskennis van de normen en voorwaarden op het vlak van dierenwelzijn. Voor wie dat nog niet heeft, zijn er alternatieven.
Bovendien kan elke opleiding zich aandienen om door onze dienst Dierenwelzijn erkend te worden als zijnde een geschikte opleiding. Wat de Vlaamse overheid kosteloos zelf aanbiedt voor asielvrijwilligers, is een uiterst beperkte cursus. Het gaat maar om enkele avonden. Daarvoor krijgt men dus vijf jaar de tijd. Als dat een ongelooflijk obstakel is, dan weet ik het niet meer. Je kunt niet enerzijds heraut zijn en pleidooien houden voor meer dierenwelzijn, maar als er anderzijds een persoonlijke praxis aan wordt gekoppeld zeggen dat het niet voor jou is en dat gedurende enkele avonden een opleiding volgen, niet mogelijk is. Sommigen hebben in het mailen en protesteren al zoveel meer tijd gestoken dan in het volgen van zo'n cursus. Ik ben het er dus ‘au fond’ niet mee eens.
Iedereen kan dus een aanvraag indienen om erkend te worden als opleiding. Voor de pensionhouders die het echt niet zien zitten om zelf een cursus te volgen, bestaat zelfs de mogelijkheid om een persoon in dienst te nemen die wel in het bezit is van een erkend diploma of getuigschrift en dus wel bereid is om enkele avonden in de periode van vijf jaar op te offeren ten voordele van dierenwelzijn.
De erkenningsvoorwaarden gelden voor ieder die voldoet aan de definitie van dierenpension zoals in de dierenwelzijnsregelgeving vastgelegd. In die zin vallen de hospitalisatie van een ziek dier bij een dierenarts of de tijdelijke opvang van een dier in een kapsalon voor een trimbeurt niet onder die definitie, net zomin als de oppasactiviteiten bij baasjes thuis. In die gevallen is het doel van de activiteit niet het verstrekken van onderdak. Ik grijp hier dan terug naar de oorspronkelijke definitie dat er sprake moet zijn van een inrichting waar tegen vergoeding honden en katten voor een beperkte tijd onderdak geboden wordt en waar ze verzorgd worden. Deze vallen dus niet onder die definitie en zijn dus geen omzeilingsmogelijkheid.
Mevrouw Sterckx heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt gelijk wanneer u zegt dat mensen een opleiding zouden moeten volgen om pensionhouder te worden, maar wat doen we dan met 55- of 60-plussers die stilaan aan het uitbollen zijn? Kunnen we voor hen eventueel een overgangsmaatregel nemen?
U had het ook over dierenartsen. Ik heb zelf een hondenkapsalon en soms worden ’s ochtends bij mij honden afgezet die daar tot 18 of 19 uur blijven. Mensen komen die pas halen na hun werk. Ik ben daar geen tien uur mee bezig; na een halfuur of een uur is die kapbeurt afgelopen, maar de overige uren vang ik die dieren op en zorg ik ervoor dat zij eten en drinken krijgen en worden uitgelaten. Ook dierenkapsalons doen dus aan een vorm van dierenopvang.
Mevrouw Claes heeft het woord.
De trend is eigenlijk dat steeds meer eigenaars van huisdieren een beroep doen op pensions. De laatste tien jaar is hun aantal gestegen van 21 tot 160. Dat is dus echt een markt.
Wat die verplichte opleiding betreft, rekenen alle eigenaars van huisdieren erop dat er geen amateurisme is in dergelijke pensions. We geven onze dieren graag af wanneer we weten dat er goed voor hen wordt gezorgd en dat ze in veilige handen zijn. Ik ben er dan ook van overtuigd dat die opleiding voor pensionhouders een meerwaarde is.
Minister Weyts heeft het woord.
De markt van de dierenpensions kent inderdaad een stijgende lijn. Dat is prima, maar ik roep iedereen toch op, dierenpension of niet, om die opleiding te volgen. Deze beperkt zich tot de basis van het dierenwelzijnsaspect.
Ik maak er een erezaak van om jaarlijks de diploma-uitreiking van asielvrijwilligers bij te wonen. Hun aantal groeit jaar na jaar en er bestaat een algemene tevredenheid over die cursus. De ‘drop-outrate’ is uitermate beperkt. Dit is dus een goed initiatief waar men iets van opsteekt, ook al heeft men al jaren ervaring.
Op uw vraag of we een uitzondering kunnen maken voor 55- en 60-plussers is mijn antwoord dan ook: neen. Het is geen onoverkomelijke zaak om daar in een periode van vijf jaar enkele avonden aan te spenderen, voor zover men geen andere opleiding heeft gevolgd of diploma bezit. We hebben een duidelijke lijn getrokken en ik denk dat we daar een stap in de goede richting hebben gezet op het vlak van dierenwelzijn. Dit is een ruime regelgeving die niet enkel gaat over opleiding, maar ook over dierenwelzijnsnormen die we hebben aangescherpt. Ik zou daar niet op beginnen te pingelen of aan die regelgeving beginnen te prutsen omdat sommigen het moeilijk hebben om in een periode van vijf jaar enkele avonden een cursus te volgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.