Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Veys heeft het woord.
Het nieuwe huursubsidiestelsel dat in voege is sinds mei 2019, linkt de toekenning van een huursubsidie op basis van dakloosheid aan het ontvangen van een installatiepremie door het OCMW.
Een installatiepremie kan eenmalig worden toegekend aan huurders die uit de dakloosheid komen en een huurwoning betrekken. Zij mogen niet meer ontvangen dan een leefloon, een vervangingsinkomen of een loon dat niet hoger is dan 10 procent boven het leefloon. Die installatiepremie dient om de eerste kosten te betalen wanneer men van de dak- of thuisloosheid naar een woning gaat, zoals een bed, tafel of stoel – de basisbenodigdheden.
Het toekennen van een installatiepremie van het OCMW aan de huurder opent meteen ook het recht op een huursubsidie. Een aantal daklozen valt helaas buiten de voorwaarden om een installatiepremie te ontvangen omdat deze daklozen een job hebben en daardoor net boven de 10 procent van het leefloon uitkomen. Dit is een uiterst contraproductieve situatie die totaal ingaat tegen de doelstellingen inzake activering van deze regering. Medewerkers in de daklozenopvang moeten het cynische advies geven aan daklozen om toch maar geen job te zoeken. Ik denk dat dat, gezien uw grote activeringsambities, absoluut niet de bedoeling kan zijn van het huidige beleid.
Daklozen worden doorgaans wel aangemoedigd om werk te zoeken, maar ze worden afgestraft zodra ze iets meer verdienen. Het gaat dan bijvoorbeeld over 93 euro meer verdienen dan de 930 euro. Dat compenseert absoluut niet het verlies van die installatiepremie.
Minister, wat vindt u van deze situatie? Ik zie u al instemmend knikken.
Staat u open voor een ontkoppeling van de huursubsidie op basis van dakloosheid en de OCMW-installatiepremie?
Attesten van opvangverblijf worden bij de aanvraag van een huursubsidie niet gezien als bewijs van een situatie van dakloosheid. Is hier een versoepeling mogelijk?
Wat zult u doen om ervoor te zorgen dat ook daklozen met een inkomen van nauwelijks 10 procent meer dan het leefloon recht hebben op een huursubsidie?
Minister Diependaele heeft het woord.
We zijn het er inderdaad over eens dat dit absoluut ongewenste effecten zijn, die wij zo veel mogelijk willen uitsluiten. Dit is overigens een probleem dat we bij veel sociale maatregelen zien. Het gaat niet alleen over het financiële element maar ook over andere voorbeelden, zoals een busabonnement, goedkope kinderopvang, enzovoort die men als voordeel of ondersteuning verliest wanneer men aan het werk gaat. Dat zorgt ervoor dat de incentive om te gaan werken kleiner is.
Een attest van het OCMW waaruit blijkt dat een installatiepremie werd toegekend, is een sluitend bewijs voor het feit dat een ex-dakloze een woning huurt. Het is dan ook een logisch aanknopingspunt voor de controle op de toegangsgrond van daklozen tot de huursubsidie.
De OCMW’s kennen inderdaad een installatiepremie toe aan ex-daklozen die een woning betrekken op basis van drie voorwaarden. Ze moeten ofwel een leefloon ontvangen, ofwel een vervangingsinkomen van de sociale zekerheid, ofwel een loon dat minder dan 10 procent boven het leefloon ligt. Een dakloze die een loon ontvangt dat 10 procent hoger ligt dan het leefloon, voldoet bijgevolg niet aan de toekenningsvoorwaarden van het huursubsidiebesluit. Hierdoor ontstaat er inderdaad een spanningsveld met hogere inkomensgrenzen, zoals vervangingsinkomens, die wel gelden voor de huursubsidie. Dat is uiteraard niet de bedoeling. Het kan niet zijn dat de mensen die wel de nodige inspanningen doen om werk te vinden, hiervoor potentieel worden gestraft. Daar zijn we het absoluut over eens.
Nu, de huidige bewijsvoering volledig schrappen is ook niet zomaar een optie en daar zijn wel degelijk goede redenen voor. De koppeling met de installatiepremie vormt immers enkel voor de groep van werkende daklozen een probleem. In alle andere gevallen is het attest installatiepremie van de OCMW’s een doeltreffend bewijs waarop men kan terugvallen om op een efficiënte wijze het verlies van de hoedanigheid van dakloze vast te stellen. Het is puur een probleem inzake bewijslast. Het schrappen van de huidige bewijsvoering zou de administratieve last zowel voor de aanvrager van de huursubsidie als voor het verwerkende agentschap aanzienlijk verhogen. Dat is reeds in het verleden gebleken. Voor 1 mei 2007 was het bijvoorbeeld mogelijk om dakloosheid te bewijzen aan de hand van een attest van opname in een instelling en een minimale periode van verblijf in deze instelling. Die werkwijze leidde tot heel wat moeilijkheden, want de aanvrager zelf diende voor de nodige attestering te zorgen en niet alle instellingen bleken bereid te zijn om die attestering aan te leveren. Tot slot diende dan het agentschap zelf te beoordelen of het voorgelegde attest wel gelijkgesteld kon worden met een situatie van dakloosheid, waardoor de behandelingstermijn van aangevraagde huursubsidies weer opliep, wat ook geen hulp biedt aan daklozen. We zoeken dus naar een juiste manier om dat bewijs te leveren.
De attestering was bovendien niet sluitend, want niet iedereen in een situatie van dakloosheid wordt opgenomen in een instelling. Andere bewijsvoeringmethodes, los van de OCMW’s, hebben als nadeel dat het niet evident is om de instanties af te bakenen die dakloosheid kunnen vaststellen op een eenvormige wijze. Het feit dat dit nu wel door een OCMW kan gebeuren, dat belast is met een op dat vlak relevante maatschappelijke opdracht, biedt belangrijke voordelen en garanties op een juiste beoordeling. We zoeken dus gewoon naar een goede grond op basis waarvan we dit kunnen toekennen en die vinden we het beste op deze manier.
Voor uw derde vraag verwijs ik naar mijn antwoord op de voorgaande vraag. Het inschakelen van opvangcentra staat haaks op de snelle en duidelijke afbakening die vandaag in voege is bij de beoordeling van het begrip ‘dakloosheid’. Het gesitueerde probleem stelt zich enkel bij de groep van werkende daklozen.
Zoals ik al zei, zijn we het er echter over eens dat de koppeling met de installatiepremie als voorwaarde voor de toekenning van een huursubsidie, niet tot contraproductieve en oneerlijke situaties mag leiden. We gaan onderzoeken of het haalbaar is om OCMW’s in de attesten te laten aangeven dat het te hoge beroepsinkomen de enige reden zou zijn waarom er geen installatiepremie aan een ex-dakloze wordt gegeven. We zouden de vraag dus willen stellen aan de OCMW’s. Als een te hoog inkomen de enige reden is om zo’n premie niet toe te kennen, dan betekent dat voor ons al een grond om aan te nemen dat het wel degelijk om een ex-dakloze gaat en dan kunnen we die huursubsidie eventueel wel toekennen. Dat verhelpt de problematiek rond de installatiepremie natuurlijk nog niet. Zoals u weet, hebben wij daar echter niets over te zeggen, want dat is een federale maatregel.
De heer Veys heeft het woord.
Ik ben blij dat u bereid bent hiervoor inspanningen te leveren. Ik denk dat er een kamerbrede consensus is dat dit een hemeltergende situatie is. Ik zou u wel willen aanraden om ook met minister Beke te overleggen. Waarom zeg ik dat? Een paar weken geleden heb ik gemerkt dat het zeer moeilijk is om antwoorden te krijgen over wat de plannen zijn voor daklozen, al kan de reden daarvoor ook zijn dat minister Beke toen nog niet volledig ingewerkt was. De centra algemeen welzijnswerk (CAW’s), die onder zijn bevoegdheid vallen, spelen daar natuurlijk een belangrijke rol in, maar ook binnen het geheel van Wonen mag er wat meer aandacht rond die groep zijn, ook omdat uit het regeerakkoord blijkt dat er bijna geen daklozen zouden zijn die geen verslaving of problematieken hebben. Dat is een beetje kort door de bocht en dat is ook een stijgend probleem. Het daklozenprobleem in Brussel is verdubbeld op tien jaar tijd. Die daklozen komen ook van ergens. Sociale woningen spelen daarin ook een belangrijke rol.
Ik wil toch even dit benadrukken: daklozen vormen een groep die niet kan stemmen, waardoor ze politiek meestal niet de grootste prioriteit zijn, dat is de realiteit. We moeten ons echter wel echt inzetten voor hen, want het gaat over de meest kwetsbaren in onze samenleving. Ik ben wel heel blij met uw antwoord, minister.
De vraag om uitleg is afgehandeld.