Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Anaf heeft het woord.
Ik heb het debat over de kinderbijslag niet meer kunnen volgen, maar dat debat zullen we ongetwijfeld nog wel eens voeren. Ik heb nu twee vragen over kinderopvang die wellicht iets minder gevoelig liggen.
In het regeerakkoord verwijst de regering onder meer naar de flexibilisering van het aanbod in de kinderopvang: “Om de combinatie werk en gezin ook werkbaar te maken voor ouders met onregelmatige en flexibele arbeidstijden gaan we in overleg met de betrokken Vlaamse en federale ministers voor de nodige flexibilisering van het aanbod aan kinderopvang.”
Het is goed dat hiernaar wordt gekeken. Er zijn steeds meer tweeverdieners en ook de grootouders zijn vaak nog aan het werk. Anderzijds moeten we ook op onze hoede zijn, zodat kinderen niet te lang aan een stuk in de opvang moeten blijven. Maar de werkuren van de ouders is op zich een ander debat, voor een andere commissie.
De flexibilisering van het aanbod houdt ook verband met het aantal respijtdagen in het huidige systeem van ‘opvang bestellen is opvang betalen’. De doelstelling van die regeling is dat ouders en opvanglocaties samen efficiënter gebruikmaken van de kinderopvang.
Op dit moment heb je als gezin, dat voltijds gebruikmaakt van inkomensgerelateerde opvang, recht op minstens achttien respijtdagen. Dat zijn dagen die je van je opvangplan mag afwijken zonder ervoor te betalen. Uiteraard betekent deeltijdse opvang minder respijtdagen. Als de respijtdagen op zijn, kan de opvang je een door hen gekozen bedrag met een maximum van 27,71 euro aanrekenen als je wegblijft. Dat bedrag is uiteraard niet fiscaal aftrekbaar.
18 respijtdagen, dat is op zich niet zoveel. Dat is eigenlijk zelfs minder dan het totaal aantal wettelijke vakantiedagen van een werknemer. Ook voor de opvangvoorzieningen is dat niet altijd ideaal, en dat komt door de sector zelf. Het zorgt soms voor conflicten met ouders, en voor wat administratieve last. We zien ook heel grote verschillen binnen de sector: 41 procent hanteert het minimum aantal respijtdagen van 18, 38 procent gaat tot 25 dagen en 21 procent hanteert een toekenning van meer dan 25 respijtdagen, volgens een onderzoek uit 2016 in opdracht van Kind en Gezin.
Er zijn ook kinderopvangorganisaties die daar veel flexibeler mee omgaan, waarbij er zelfs een onbeperkt aantal respijtdagen is. Zij geven ook aan dat ze daardoor extra plaatsen kunnen creëren. In het memorandum van de Gezinsbond wordt ook aangehaald om die regeling van de respijtdagen pas boven op het gezinsverlof of de ziektedagen te laten komen.
Zal de flexibilisering van het aanbod, zoals het in het regeerakkoord staat, ook betrekking hebben op het aantal respijtdagen, gelet op onderzoek waarbij ouders aangeven dat het aantal dagen niet-gerechtvaardigde afwezigheid onvoldoende is?
Wordt er bijvoorbeeld onderzocht om het aantal respijtdagen uit te breiden, in overleg met de sector en het middenveld, waarbij ziektedagen en gezinsverlof boven op de respijtdagen zouden kunnen komen, zonder dat dit een impact zal hebben op de subsidies?
Minister Beke heeft het woord.
Het antwoord is simpel: neen. Dit voorstel tot flexibilisering van de opvangcapaciteit heeft geen betrekking op het aantal respijtdagen. Die regelgeving rond ‘bestellen is betalen’ is enkel van toepassing voor die initiatieven die de subsidie voor inkomenstarief trap 2 ontvangen, en dus niet voor de initiatieven met vaste prijs. Het flexibiliseren van de opvangcapaciteit zou bovendien betrekking hebben op alle soorten opvang en niet enkel op de initiatieven die werken met inkomenstarieven – trap 2 – en die werken met respijtdagen.
Bovendien biedt de regelgeving inzake respijtdagen al heel wat flexibiliteit aan organisatoren. Men moet op jaarbasis minstens achttien respijtdagen geven in het geval van een voltijdse opvang, maar men kan uiteraard meer respijtdagen toekennen. Men kan zelf ook bepalen hoe men omgaat met ziektes van de kinderen en met gezinsvakanties. In functie van de responsabilisering van organisatoren en het bieden van voldoende ruimte voor sociaal ondernemerschap zijn er geen plannen om de regelgeving te wijzigen.
In opvolging van het door u aangehaalde onderzoek van de Arteveldehogeschool heeft Kind en Gezin de sector via een mededeling wel opgeroepen tot een sociale invulling van deze maatregel en tot dialoog met de ouders. Deze mededeling werd ondertekend door alle leden van het Raadgevend Comité. Daarnaast werd ook heel wat inspirerend materiaal ter beschikking gesteld.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is op zich duidelijk.
Het schijnt dat ik helder en duidelijk moet zijn. (Gelach)
Ja, dat is in dit geval zeker zo.
Ik vind het wel jammer. Als we het hebben over flexibilisering van het aanbod, dan moet dit zeker ook worden bekeken. Hier in Brussel bijvoorbeeld – u moet echt niet ver gaan – heeft men een onbeperkt aantal dagen, onder andere bij Elmer. Het is misschien interessant om daar eens naar toe te gaan en te kijken hoe zij het doen. Door daar op een flexibele manier mee om te gaan, kunnen ze zelf extra plaatsen creëren. Ik vind het dus jammer dat dit niet wordt overwogen. Ik zou nog eens opnieuw in overleg gaan met de sector, want ik heb het gevoel dat er vragen zijn om toch iets te doen aan die respijtdagen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik begrijp vanuit het oogpunt van de ouder dat daar vragen over zijn. Het is echter heel belangrijk dat we ook de financiële leefbaarheid van opvanginitiatieven niet uit het oog verliezen. Het zijn vooral de kleinere organisatoren die zich houden aan de achttien respijtdagen omdat ze het juist financieel moeilijk hebben om te overleven. Als we het debat over de respijtdagen opnieuw willen openen, dan moet dat natuurlijk gebeuren in dialoog met de organisatoren van kinderopvang, en ook met de kleinere. Ik ben er dan ook 100 procent zeker van dat zij extra middelen zullen vragen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Mijnheer Anaf, ik had veel sympathie voor uw vraag omdat ik het zelf als ouder met kinderen in de kinderopvang soms ook moeilijk vind om ons daar altijd naar te organiseren. Ik heb daarover dan eens met de mensen in onze kinderopvang gesproken. Zij zeiden dat toen het systeem 'bestellen is betalen' er niet was, mensen soms zeiden dat de kinderen fulltime zouden komen maar dat ze dan eigenlijk maar parttime kwamen. Dat veroorzaakte twee grote problemen. Ten eerste, de schaarse plaatsen werden zogezegd bezet terwijl ze dat niet waren. Ten tweede was er een financieel probleem, zoals mevrouw Saeys al zei. De kinderopvang rekende op die inkomsten, maar ze waren er niet. Dan is het systeem van de achttien dagen ingeschreven en was er in 2016 de studie waarnaar u verwees. We mogen niet uit het oog verliezen dat het initiële opzet van de studie en de maatregel was om ouders heel goed te doen nadenken over welke dagen niet en welke dagen wel en over een opvangplan. We spreken hier over een aantal zeer zwaar gesubsidieerde plaatsen, die we maximaal willen invullen.
Minister, het is goed dat die studie is gebeurd. Het is ook goed dat we oog hebben voor enerzijds zowel de financiële haalbaarheid als de leefbaarheid van de sector en anderzijds het geven van een aantal respijtdagen. Misschien is het zinvol om met Kind en Gezin na te gaan of er nog verfijningen mogelijk zijn op het vlak van 'bestellen is betalen'. U hebt gesproken over de best practices. Hoe kan je dat opvangen? Kan je in bepaalde seizoenen anders werken? Dat is die flexibiliteit. We hebben die flexibiliteit ook op andere plaatsen in het regeerakkoord ingeschreven. Daar kunnen we hier misschien mee aan de slag gaan. Ik geef wel toe dat er een broos evenwicht is tussen financiële leefbaarheid en de respijtdagen. Ik wil oproepen om dat toch niet overboord te gooien.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Met betrekking tot het principe 'bestellen is betalen' zijn er hier in het verleden al heel veel discussies gevoerd. Het voortgangsoverleg is ook hier besproken. Er zijn natuurlijk heel wat verschillende belangen en actoren. Enerzijds zijn er de initiatieven zelf en anderzijds zijn er de ouders en de kinderen. Het is niet zo eenvoudig om een goed evenwicht te vinden tussen enerzijds wat ouders vragen en de flexibiliteit die ze graag wensen en anderzijds de optimale bezetting met daaraan gekoppeld de leefbaarheid van de kinderopvanginitiatieven.
Vandaar dat het principe ‘bestellen is betalen’ er is gekomen, waarin voorzien is in een regeling met een aantal respijtdagen. We kunnen natuurlijk altijd de discussie voeren of er al dan niet een dag meer nodig is, maar belangrijk is dat er een goede communicatie is tussen wie de kinderopvang levert, het initiatief zelf en de ouders. Hoe gaan zij daarmee om en welke mogelijkheden zijn er zodat ouders en kindervang niet voor onverwachte zaken komen te staan?
Minister Beke heeft het woord.
Het is niet alleen een broos evenwicht tussen degene die het organiseert en de financiële leefbaarheid en de ouders die een beroep willen doen op respijtdagen als het nodig of nuttig is. Zo is er nog een derde component, namelijk de capaciteit.
Wat de responsabilisering betreft, moeten ook de ouders worden geresponsabiliseerd. De ene dag bevinden ze zich misschien aan de ene kant van het verhaal maar de andere dag is het dan de andere kant. We hebben daarstraks een boeiend debat gehad over de kinderopvang en de vraag hoe de capaciteit kan worden vergroot en versterkt. Dat is een kwestie van middelen, plaatsen en flexibiliteit maar ook van discipline. Het is niet altijd even sympathiek om dat te zeggen maar ik put uit mijn lokale ervaring wanneer ik zeg dat door discipline in te brengen, de capaciteit kan worden geoptimaliseerd waardoor meer ouders worden geholpen dan anders het geval zou zijn. We moeten waken over het broos evenwicht tussen die drie componenten.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik erken dat dit een belangrijk evenwicht is. Mijnheer Daniëls, ik dank u omdat u dit een sympathieke vraag noemde.
Ik wil er absoluut niet voor pleiten dat ouders ’s ochtends zomaar kunnen zeggen dat ze vandaag niet komen en morgen wel. Waar het om draait, is dat we moeten nagaan hoe we het aantal plaatsen kunnen optimaliseren. Door meer respijtdagen te geven zoals Elmer in Brussel doet, kan meer worden ingegaan op occasionele vragen. Mensen die bijvoorbeeld ergens een opleiding willen volgen en nood hebben aan opvang, kunnen dan ergens tussen worden geschoven. Als zij dat een beetje op voorhand doen, kan dat er mits een goede planning voor zorgen dat er extra capaciteit wordt gecreëerd. Dat was mijn pleidooi.
De vraag om uitleg is afgehandeld.