Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, ik heb nog maar één keer op een elektrische fiets gezeten en nog nooit op een speedpedelec, in tegenstelling tot anderen. Anders zou ik toch onmiddellijk met mijn snufferd tegen het asfalt aan liggen, vrees ik. (Opmerkingen van Jos Lantmeeters. Gelach)
Uit onze recente commissievergadering met betrekking tot de toelating van speedpedelecs op jaagpaden blijkt dat we toch nog verschillende stappen dienen te zetten om een duidelijk en alomvattend kader te voorzien voor speedpedelecs. Ook collega Rzoska stelde in het verleden reeds vragen over de correcte signalisatie voor speedpedelecs.
Uit recent onderzoek van de VRT blijkt dat een ritje naar het werk met de speedpedelec helemaal niet zo eenvoudig is wanneer je de verkeersregels volgt. Zo dient de speedpedelecgebruiker de rijbaan te gebruiken bij verkeersborden D9 en D10, dat is gemengd verkeer. Soms is men zelfs verplicht af te stappen wanneer het bijvoorbeeld gaat om een fietstunnel en men niet kan uitwijken naar de rijbaan. Bij een jaagpad kan een speedpedelec dan weer wel gemengd worden met voetgangers.
Daarnaast zijn er ook heel wat verschillen in de snelheidsregimes, wat zorgt dat je vaak dient te wisselen van fietspad naar rijweg en omgekeerd. Daarbij komt nog dat heel wat mensen – zoals ikzelf – niet echt goed op de hoogte zijn van de verkeersregels voor speedpedelecs, wat zorgt voor frustraties en misschien zelfs hier en daar een vloek of verkeersagressie.
Uiteraard is het de bedoeling dat we het fietsverkeer zoveel mogelijk scheiden van het autoverkeer, maar het mag niet de bedoeling zijn dat enkel fietssnelwegen interessant zouden worden voor de speedpedelecgebruiker.
Afgelopen voorjaar is er een inventarisatie gemaakt van de aanwezige fietsinfrastructuur op die fietssnelwegen. Hierbij is ook de verkeerssignalisatie en toegang voor speedpedelecs opgenomen. Blijken er hiaten te zijn op de huidige fietssnelwegen? Zo ja, hoe zullen deze verholpen worden en welke lessen trekken we hieruit voor toekomstige fietssnelwegen? In mijn eigen stad zijn er immers een aantal in aanleg.
Op welke manier wilt u inzetten op de sensibilisering om deze verkeersregels beter bekend te maken bij alle weggebruikers?
Bent u van oordeel dat het huidig wettelijk kader voor speedpedelecs geëvalueerd moet worden en dat er nog verbeteringen mogelijk zijn?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Meremans, bedankt voor uw vraag over de speedpedelec. We hebben het er twee weken geleden al over gehad hier in de commissie, toen in het kader van een vraag van mevrouw Fournier over de jaagpaden. Het regelgevend kader is vandaag de dag alleszins nog niet heel duidelijk en er zijn nog wel wat mankementen.
Wat uw specifieke vragen betreft, kan ik u meegeven dat de afdeling Beleid van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) op 31 oktober de laatste set van inventarisatiegegevens van de fietssnelwegen in Vlaanderen heeft ontvangen. De afdeling is momenteel bezig deze data na te kijken en er volgt vervolgens nog een correctieronde. Op basis van deze gegevens kan de toetsing van de aanwezige fietsinfrastructuur aan de richtlijnen uit het Vademecum Fietsvoorzieningen vastgesteld worden.
Nu, het netwerk van fietssnelwegen kent nog heel wat ‘missing links’ en er is ook vastgesteld dat de signalisatie – de verkeersborden die de toegang regelen – zeer variabel is.
De toegang voor speedpedelecs werd niet apart geïnventariseerd, omdat dit geen parameter is voor de bepaling van de conformiteit. Uit de observaties is wel gebleken dat bepaalde fietssnelwegtracés niet zijn opengesteld voor speedpedelecs. De wegbeheerders, in de meeste gevallen de gemeenten, zijn verantwoordelijk voor de aanwezige verkeerssignalisatie.
Het Vlaamse beleid is erop gericht om de fietssnelwegtracés die beantwoorden aan de inrichtingseisen uit het vademecum, open te stellen voor speedpedelecs. Fietsberaad Vlaanderen heeft recent een enquête afgenomen bij wegbeheerders en experten over de plaats van de speedpedelec op de openbare weg en in de tweede helft van november wordt er een workshop georganiseerd om deze resultaten te bespreken. Er zal nagegaan worden of de wegbeheerders op één lijn zitten en welke initiatieven er mogelijk zijn om de verkeerssignalisatie uniform en duidelijk te maken voor de speedpedelecs. Ook de aanpassing van de wegcode – het woord ‘federaal’ durf ik niet meer uit te spreken – zal aan bod komen. Tegen eind dit jaar zullen de nieuwe aanbevelingen bekend gemaakt worden.
De resultaten van de inventarisatie van de fietsinfrastructuur op de fietssnelwegen zullen in elk geval gebruikt worden om aan te geven waar speedpedelecs toegang moeten krijgen op fietssnelwegtracés. Daarbij moeten we uiteraard steeds rekening houden met de veiligheid voor alle mogelijke weggebruikers.
Wat uw tweede vraag, rond de sensibilisering, betreft, is er bij de invoering van de nieuwe verkeersregels – de regels voor de speedpedelecs dateren van 2016 – eerst altijd een periode van informatie en gewenning. De speedpedelec was de eerste jaren regelmatig in het nieuws, maar was nog geen vertrouwd zicht in het straatbeeld. In november 2016 werd een nummer van de Mobiliteitsbrief aan de speedpedelec gewijd en in mei 2018 was er een uitzending van Kijk Uit over dit onderwerp. In 2019 is de Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV) dan nog eens gestart met bedrijfsopleidingen voor speedpedelecgebruikers.
Daarnaast is het natuurlijk zo dat de verplichte rijopleiding een geschikt kanaal vormt om nieuwe bestuurders – ook bestuurders van speedpedelecs moeten over een rijbewijs beschikken – vertrouwd te maken met de specifieke regelgeving voor speedpedelecs.
Zoals al tijdens de commissievergadering van 17 oktober 2019 is verklaard, volgt in de lente van 2020 een specifieke campagne over fietsveiligheid. Er zijn twee invalshoeken, enerzijds de conflicten tussen fietsers en automobilisten en anderzijds de conflicten tussen fietsers onderling. De precieze focus van de campagne wordt nog verder onderzocht, maar het lijkt voor de hand te liggen dat er ook aandacht zal gaan naar conflicten met snelle elektrische fietsen en speedpedelecs.
Tot slot is het belangrijk dat de lokale politie aandacht heeft voor problemen met speedpedelecs. Het is vaak zo dat deze problemen plaats- en tijdsgebonden optreden. Een gericht toezicht vormt dan vaak de beste oplossing.
Met betrekking tot de vraag over de evaluatie van het wettelijk kader en de mogelijke verbeteringen verwijs ik ook naar wat tijdens de commissievergadering van 17 oktober 2019 is gezegd. Toen is ook melding gemaakt van de enquête en van de workshops over de plaats van speedpedelecs op de openbare weg die door Fietsberaad Vlaanderen worden georganiseerd. In de bevraging is bij de wegbeheerders en de experts onder meer gepolst naar de noodzaak van aanpassingen van de wegcode. Op dit ogenblik worden alle antwoorden verwerkt. Nadien kunnen we specifiek zeggen welke concrete aanpassingen nodig zijn en met welke aanbevelingen we al dan niet rekening moeten houden.
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Als ik het goed begrijp, mogen we eind dit jaar de aanbevelingen in verband met speedpedelecs verwachten. Wat sensibilisering betreft, komt er in 2020 een algemene campagne met betrekking tot fietsveiligheid waarin speedpedelecs ook aandacht krijgen.
Het is natuurlijk zo dat de vernieuwingen, die we toejuichen, zeer snel komen en dat onze infrastructuur niet altijd is gevolgd. Dan hebben we soms gedurende een tijdje een inhaalbeweging nodig. Ik ben echter blij dat er toch schot in de zaak zit en dat we hopelijk met de aanbevelingen aan de slag zullen kunnen gaan. Dit is natuurlijk een oproep aan de lokale politie en de lokale bewindvoerders, waartoe ik mezelf reken, om best genoeg aandacht aan de signalisatie te geven.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, uw uitleg was duidelijk. U hebt er terecht naar verwezen dat iedereen hier zit te popelen van ongeduld om de speedpedelecs in het totaal verkeersbeeld te kunnen integreren. Dat klopt, maar de speedpedelecs zijn nog maar twee of drie jaar enorm zichtbaar in het straatbeeld, en ik denk dat we dus een klein beetje meer geduld moeten uitoefenen.
Mijnheer Meremans, als het om de verkeersveiligheid gaat, kunnen we niet zo veel geduld hebben, maar u hebt ernaar verwezen dat het niet evident is dit een correcte plaats in de fietsinfrastructuur te geven. Er zijn nog veel te veel onduidelijkheden. Iedere wegbeheerder kan met pictogrammen en onderborden zelf bepalen waar speedpedelecs rijden. Alles is mogelijk. Het is mogelijk speedpedelecs toe te laten in een eenrichtingsstraat en in een straat voor plaatselijk verkeer.
Voor de speedpedeleccer of hoe men de persoon ook moge noemen die van een speedpedelec gebruikmaakt, is het in de verschillende steden en gemeenten soms een kakofonie. Ook de Fietsersbond vraagt of het niet mogelijk is daar wat meer uniformiteit in te brengen, eventueel met richtlijnen voor de gemeenten om hier op een gelijkaardige wijze mee om te gaan.
Minister, ik wil nog even terugkomen op een vroegere vraag om uitleg van twee of drie weken geleden. Zoals hier al is aangehaald, zijn speedpedelecs op jaagpaden enkel toegelaten indien ze deel uitmaken van een fietssnelweg. Mijn fractie blijft vragende partij om dit op alle jaagpaden toe te laten, mits natuurlijk een maximumsnelheid van toepassing is. De vraag is duidelijk. Wilt u dat nog eens bekijken en eventueel in de aanbevelingen opnemen?
Ik verwijs ook graag naar een van een tweetal weken terug. U hebt toen geantwoord dat er verschillende studies bestaan en ik denk niet dat we die studies al toegestuurd hebben gekregen. Hetzelfde geldt voor de gevleugelde zebrapaden. Er is me een stand van zaken beloofd en ik heb ondertussen al een vraag om uitleg ingediend die is afgekeurd. Ik zou u willen vragen het antwoord in verband met de gevleugelde zebrapaden zo snel mogelijk te sturen.
En dan heb ik nog een vraagje – sorry – over federale materie, namelijk over de categorisering en plaats op de weg. U hebt al een goedgevuld lijstje opgesteld met vragen voor uw collega-minister, dus misschien kunt u die categorisering ook opnemen in dat lijstje onderwerpen dat u met uw federale collega gaat bespreken.
De heer Rzoska heeft het woord.
Ik ga niet weer over de wegcode beginnen, want die is al genoeg ter sprake gekomen, maar waar ik wel op aandring, minister – en dat hebben collega Meremans en collega Fournier ook wel aangegeven –, is dat het misschien een goed idee is om een omzendbrief op te maken richting die lokale besturen, want voor een speedpedeleccer – ik zal hem ook maar zo noemen, want het is soms ‘lekker’ om op een speedpedelec te zitten – verandert het soms als je een gemeentegrens overgaat. Dan wordt het natuurlijk zaak om te weten wat je nog mag en wat je niet meer mag.
Ik denk dat het soms niet slecht is – en ik wil nog niet beginnen over een kaderdecreet – dat er vanuit uw kabinet een omzendbrief komt waarin toch een aantal aanbevelingen staan, want de speedpedelec is in mijn ervaring toch een van de puzzelstukken om het woon-werkverkeer op een andere manier te gaan organiseren dan telkens terug te grijpen naar de auto. Ik begrijp dat infrastructuur van belang is, maar dan moet je er wel voor zorgen dat zo’n speedpedeleccer duidelijk weet wat hij mag en wat hij niet mag.
We hebben die discussie tijdens de vorige legislatuur ook gevoerd. Ik denk dat we er hier in het Vlaams Parlement van overtuigd zijn – en diegenen die daaraan twijfelen, nodig ik uit om zelf eens op zo’n fiets te kruipen – dat het nog altijd een fiets blijft. Je moet nog altijd trappen om het ding in beweging te krijgen. Vandaar zou het misschien toch wel goed zijn om met zo’n omzendbrief te werken, zodat de uniformiteit al een stap vooruitgaat.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel voor uw bijkomende vragen.
Ik ben zelf nog geen speedpedeleccer – ik zal het ook maar zo noemen –, maar wat niet is, kan misschien nog wel komen. (Opmerkingen van Jos Lantmeeters)
U lacht nu al als u zich mij op de speedpedelec inbeeldt. Ik hoop u tegen te komen als ik u voorbij race in Genk, mijnheer Lantmeeters. (Opmerkingen van Jos Lantmeeters. Gelach)
Er is hier al gezegd dat er nog een inhaalbeweging nodig is, en het is alleszins goed dat we zoveel mogelijk mensen op de fiets krijgen. De fiets is sowieso een goed alternatief voor de wagen, dus wat dat betreft denk ik dat we daar alle mogelijke inspanningen voor moeten leveren. Ik ben zelf alleszins zeer tevreden dat wij ook een enorm groeipad hebben voor fietsinvesteringen. U weet dat wij van 150 naar 300 miljoen euro gaan voor fietsinvesteringen, dus die inhaalbeweging is inderdaad wel nodig.
We weten inderdaad dat de speedpedelec pas recent in het straatbeeld verschijnt, maar er is inderdaad wel een inhaalbeweging nodig. We weten ook dat de speedpedelec op heel veel plaatsen maar een maximale snelheid van 30 kilometer per uur mag halen, bijvoorbeeld op jaagpaden, dus we kunnen niet zonder meer zeggen dat speedpedelecs overal vrij zijn. Ze zijn dat wel, maar dan op voorwaarde dat de bestuurders zich aan de toegelaten snelheden houden. Specifiek voor die jaagpaden is het zo, zoals ik veertien dagen geleden al heb gezegd, dat niet elk jaagpad al toegankelijk is voor fietsers ‘tout court’ en zeker niet voor speedpedelecs.
Nu, uw vraag om de studies ter beschikking te stellen is de vorige keer opgenomen, dus ook dit nemen we zeker mee.
We moeten dit zeker meenemen, of het nu via een omzendbrief, aanbevelingen of het fietsvademecum gaat. We moeten lokale besturen zoveel mogelijk ondersteunen, al is het voorlopig in een eerste fase, om tot een uniforme regeling te komen, want daar heeft de fietser zeker nood aan, zodat er duidelijkheid komt over wat waar mag. Daar gaan we zeker op werken en ik hoop dat we daarin zo snel mogelijk vooruitgang in zullen kunnen boeken met onze diensten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.