Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Rzoska heeft het woord.
Eerst even wat geschiedenis. Dit is een dossier dat hier, denk ik, kamerbreed gesteund wordt. Het is al enige tijd geleden dat we het er nog over hadden. In 2015 sloten Vlaanderen en Nederland een verdrag over de aanleg van een nieuwe sluis in Terneuzen. Volgens dat verdrag draagt Vlaanderen de werkelijke kosten van de aanleg, lees: het grootste deel van de kosten. Na een inbreng van 120 miljoen euro in 2014 voor studiekosten, is daartoe in de afgelopen jaren in de Vlaamse begroting telkens een krediet van bijna 60 miljoen euro opgenomen.
De financiële inbreng van de Nederlandse partners voor aanleg en onderhoud in de eerste 30 jaar is volgens de bijlage bij het verdrag beperkt tot een som van om en bij de 165 miljoen euro.
De investeringskosten voor het sluisproject werden aanvankelijk geraamd op ongeveer 950 miljoen euro. De uitvoering werd voor aanzienlijk minder – zijnde iets meer dan 753 miljoen euro – gegund aan het consortium Wassenaer. Het streven is om de nieuwe sluis in Terneuzen in 2022 in gebruik te nemen.
Maar uit berichtgeving – een klein bericht in de Vlaamse kranten, een zeer groot bericht in de Nederlandse kranten – bleek recent dat een jaar geleden bij de aanlegwerken een ernstige bodemverontreiniging zichtbaar geworden is en dat de verwijdering van de vervuilde grond heel wat extra werk met zich meebrengt.
Extra werk betekent ook extra kosten. In de al genoemde media is daarom sprake van een ‘financiële tegenvaller’. Alleen zou er een jaar na de vaststelling van de verontreiniging nog altijd geen uitsluitsel zijn over de precieze omvang van die tegenvaller.
Minister, bevestigt u dat er extra werken voor de sluis van Terneuzen nodig zijn of nodig geweest zijn omwille van een ernstige bodemverontreiniging? Kunt u iets meer zeggen over de ernst en de aard van die verontreiniging? Is die verontreiniging intussen opgelost?
Hebben de opdrachtgevers, in casu de Vlaamse en de Nederlandse overheid, een risicoreservering voor dergelijke tegenvallers geregeld en hoeveel bedraagt deze risicoreservering?
Is er een jaar na de vaststelling van de verontreiniging uitsluitsel over de omvang van de kosten van de extra werken? Kunt u iets meer over deze omvang zeggen?
Door het verdrag van 2015 zijn financiële mee- en tegenvallers voor rekening van de Vlaamse overheid. Er is nu sprake van een tegenvaller. Hoe zal de Vlaamse Regering de bijkomende factuur financieren?
Extra werken zijn in het algemeen niet van aard om infrastructuuraanleg te versnellen. Is de ingebruikname van de sluis van Terneuzen nog steeds op schema en voorzien voor 2022?
Minister Peeters heeft het woord.
Het project Nieuwe Sluis Terneuzen bevindt zich momenteel volop in uitvoering. Voorafgaand aan deze uitvoeringsfase werden heel wat studies uitgevoerd. De belangrijkste studies in het kader van het voorbereidingstraject waren de MER-procedure en de opmaak van het tracébesluit.
Men heeft toen de bodem ook grondig onderzocht en toen was er geen indicatie, of slechts een zeer geringe indicatie, van een mogelijke verontreiniging in de ondergrond van het sluizencomplex Terneuzen.
Reeds kort na de opstart van de effectieve uitvoeringswerkzaamheden bleken echter op verschillende locaties niet alleen onbekende historische verontreinigingen aanwezig te zijn, maar ook constructieve obstakels, zoals achtergebleven tijdelijke aanlegvoorzieningen voor de Westsluis. Deze obstakels hebben de werkzaamheden bemoeilijkt.
Zodra men kennis heeft van een verontreiniging, moet men uiteraard overgaan tot sanering. Dat heeft men ook gedaan. De verontreinigingen met de meeste impact zijn degene die aangetroffen zijn in de onderlagen van de landtong Schependijk. Het gaat hier onder meer over historische olieverontreinigingen en andere verontreinigingen in de sliblaag. Die zijn ondertussen volledig gesaneerd. Dat is allemaal afgerond in augustus 2019. Heel die sanering is wat dat betreft definitief afgerond.
Wat uw tweede vraag betreft, of de opdrachtgevers daarvoor een risicoreservering hebben voorzien, is expliciet opgenomen in het uitvoeringsbudget. Dat budget werd vastgelegd in het politiek besluit van de bewindslieden als politiek college van de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie, dat op 30 juni 2017 werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Het uitvoeringsbudget is berekend als de som van het gunningsbedrag en de risicoreservering voor de opdrachtgever, daar is vastgesteld dat dat op 10 procent van het gunningsbedrag ligt. Dat is duidelijk.
De sanering is heel gefaseerd uitgevoerd door middel van verschillende verzoeken tot wijziging van het aannemingsconsortium. Over de meerkosten voor de saneringswerken van de verontreinigingen op de landtong Schependijk lopen op dit ogenblik op ambtelijk niveau nog gesprekken met het aannemingsconsortium. De meerkosten zijn heel complex samengesteld. Het gaat niet alleen om directe saneringskosten, maar evenzeer over ‘gevolgkosten’ en dat zijn bijvoorbeeld het langer in gebruik zijn van de betoncentrale, de tijdelijke opslag van bruggen en sluisdeuren na transport enzovoort.
Momenteel is het bedrag nog niet heel erg duidelijk. Men vermoedt dat het totaal van de meerkosten in de buurt van 50 miljoen euro zal liggen.
Vlaanderen heeft bezwaar gemaakt dat de bijkomende saneringskosten volledig voor rekening van Vlaanderen zouden zijn. In de beleving van Vlaanderen slaan de bestuurlijke afspraken tussen Vlaanderen en Nederland op de aanleg van een nieuwe sluis, niet op de sanering van dit deel van Nederland.
Er is een akkoord gevonden tussen Vlaanderen en Nederland over de kostentoedeling van de additionele kosten van de sanering onderlaag Schependijk. De vertragings- en de saneringskosten die veroorzaakt zijn door het saneren van de verontreiniging in de onderlaag worden voor 50 procent voor Vlaanderen en 50 procent voor Nederland verrekend op basis van de gemaakte kosten. Vlaanderen verrekent zijn aandeel uit de risicoreservering van het uitvoeringsbudget, zoals begrijpelijk.
Door het aannemingsconsortium werd een bijkomende tijdsduur van zeven maanden voor de saneringswerken uitgetrokken. Uiteindelijk heeft men dat kunnen inperken tot vijf maanden. Men verwacht geen echt grote problemen om naar een definitieve oplevering te gaan, zoals voorzien tegen eind 2022. Men hoopt alleszins die timing nog te kunnen respecteren, maar we hebben natuurlijk geen glazen bol. De toekomst zal het moeten uitwijzen. Alleszins staan alle neuzen in dezelfde richting om te proberen die datum te respecteren.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, dank u voor uw zeer heldere antwoord en de concrete antwoorden op mijn vragen. Het is een belangrijk project waar we met ons allen naar uitkijken, ook omdat het belangrijk is, niet enkel op economisch vlak, maar ook voor de samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland.
Ik heb nog één bijkomende vraag waar ik niet direct een antwoord op verwacht en dat eventueel later aan de commissiesecretaris kan worden bezorgd. Het is misschien wel van belang voor het parlement dat we kunnen volgen wat de financiële impact is, zowel in de begroting als in de meerjarenraming.
Ik maak mijn vraag concreet. Ik heb op de website van het departement Financiën en Begroting een aanpassing gevonden van eind augustus van de meerjarenraming ten opzichte van de eerdere nota waar we het al eens over gehad hebben, de startpositie van de Vlaamse Regering of de Vlaamse onderhandelaars over de financiële positie.
Ik zie daar dat er behoorlijk grote verschillen zijn in de ESR-correcties (Europees Stelsel van Economische Rekeningen), onder andere voor de sluis in Terneuzen, waar toch wel correcties van ettelijke miljoenen euro’s worden aangebracht ten opzichte van – laat ons zeggen – een paar maanden daarvoor. Ik vraag niet dat u hier ‘on the spot’ aangeeft wat daarachter zit, maar het zou goed zijn dat er vanuit het kabinet een toelichting kan komen bij die veranderende ESR-correcties, zodat het parlement kan volgen wat de impact is op de begroting en de meerjarenraming van het project. Dat is mijn enige bijkomende vraag.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik wil mij aansluiten bij het dankwoord van de collega. U hebt inderdaad, denk ik, een heel duidelijk overzicht gegeven van de laatste stand van zaken.
Dit is een heel belangrijk economisch dossier. De sluis in Terneuzen zal een van de grootste zeesluizen zijn ter wereld, als hij volledig gerealiseerd zal zijn, en is dus van groot economisch belang voor de Gentse haven en de regio. Het is goed dat u dit goed opvolgt en dat u ook de nodige stappen ondernomen hebt om ervoor te zorgen dat de kosten gedeeld worden en dat men daar vooruit kan.
In de marge van dit dossier wil ik het belang benadrukken om ook de hinterlandontsluiting verder te bekijken. U investeert dan wel in een grote sluis en een betere bereikbaarheid, maar nadien moeten die goederen ook wel hun bestemming bereiken. We hebben een aantal afspraken gemaakt rond de spoorprioriteiten voor Vlaanderen en er zijn ook een aantal stappen gezet. In de marge van deze vraag zou ik willen vragen om dat toch voldoende te blijven opvolgen, zodat dat samen, letterlijk en figuurlijk, goed kan sporen.
Minister Peeters heeft het woord.
Bedankt voor uw bijkomende vragen.
Mijnheer Rzoska, zoals u zelf al zegt, heb ik vandaag geen pasklaar antwoord op uw vraag, maar we gaan dat nakijken en we laten dat toekomen.
Mevrouw Schauvliege, uiteraard zullen we uw bekommernis, die we delen, meenemen en we zullen zorgen voor een goede opvolging van de ontsluiting van het hinterland en van de spoorprioriteiten die daarvoor zijn opgenomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.