Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Voorzitter, in 2017 heeft het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) een ordonnantie aangenomen die inburgeringstrajecten in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest verplicht maakt. Ondertussen is er ook een samenwerkingsakkoord tussen de gemeenschappen. Het Vlaams Parlement heeft dit instemmingsdecreet op 24 april 2019 goedgekeurd.
Nieuwkomers kunnen aan deze verplichting voldoen door een inburgeringstraject te volgen dat door de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF) of de GGC wordt georganiseerd. In het verleden heeft de GGC ervoor gekozen voorlopig zelf geen inburgeringstrajecten aan te bieden. Hierdoor kunnen nieuwkomers zich in de praktijk enkel wenden tot de inrichters van de Vlaamse Gemeenschap en van de COCOF.
Volgens de letter van het samenwerkingsakkoord kan de GGC deze keuze enkel aanpassen en eigen inburgeringstrajecten aanbieden na overleg met en notificatie van de andere partijen van het samenwerkingsakkoord. Ik citeer het meerderheidsakkoord van de nieuwe Brusselse Hoofdstedelijke Regering: “De regering zal een uniek Brussels onthaaltraject uitwerken voor nieuwkomers op basis van de gelijknamige GGC-ordonnantie. Zij gaat binnen de bevoegdheid van de GGC een Brusselse koepel oprichten die het aanbod moet coördineren, zowel voor wat betreft het aantal beschikbare plaatsen als wat betreft de inhoud van het traject, de validering, het aanbod, de uitwisseling van praktijken enz.”
Met deze passage in het Brusselse regeerakkoord lijkt de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nu over te willen gaan tot de organisatie van een apart Brussels traject van de GGC, dat in concurrentie zal staan met de Vlaamse en Franstalige trajecten. Tegelijkertijd alluderen twee Brusselse ministers, met name minister Gatz van Open Vld en minister Maron van Ecolo, er openlijk op dat het beter zou zijn te evolueren naar een eenvormig inburgeringstraject in Brussel, los van de huidige opgezette structuur en tegen de geest van het samenwerkingsakkoord in.
Daarnaast is er nog een andere reden tot bezorgdheid met betrekking tot het samenwerkingsakkoord. Het verplicht karakter van de inburgeringstrajecten zou op 1 januari 2020 moeten ingaan. De Vlaamse Regering heeft haar engagement op dat vlak in het Vlaams regeerakkoord herhaald. Ik citeer: “De verplichte inburgering in Brussel is een feit en kan van start. Vanuit Vlaanderen is hier hard aan gewerkt met de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie; we zetten ons nu volop in op de uitwerking en toeleiding naar de Nederlandstalige inburgeringstrajecten.”
Het is ondertussen duidelijk dat de deadline, 1 januari 2020, dode letter zal blijven. In het Brussels Parlement heeft minister Maron, samen met minister Van den Brandt van Groen, verantwoordelijk voor de bijstand aan personen in het Verenigd College van de GGC, verklaard dat het onmogelijk is de ordonnantie tijdig in werking te laten treden omdat de gemeenten niet klaar zullen zijn. Minister Maron heeft een aantal technische en organisatorische problemen opgesomd. Zo zullen de gemeenten nog niet in staat zijn om hun rol te spelen in de identificatie en de informatie van de nieuwkomers en in de opvolging en de controle van het inburgeringstraject.
Minister, hebben uw collega’s in de GGC u reeds geïnformeerd over de mogelijke organisatie van een apart inburgeringstraject door de GGC, zoals voorzien in het samenwerkingsakkoord? Heeft de GGC reeds overleg met de gemeenschappen georganiseerd om de plannen te verduidelijken?
Staat u in contact met de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en van het Verenigd College van de GGC met betrekking tot de uitspraken over de evolutie naar een eenvormig inburgeringstraject? Dit heeft betrekking op een bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap en gaat regelrecht in tegen het samenwerkingsakkoord en het Vlaams regeerakkoord.
Weet u welk standpunt minister Dalle, Vlaams minister van Brussel, met betrekking tot dit onderwerp zal innemen tijdens de volgende vergadering van het Verenigd College van de GGC?
Hoe zult u, tot slot, samen met de rest van de Vlaamse Regering de effectieve invoering van de inburgeringsverplichting in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest verder opvolgen?
Minister Somers heeft het woord.
Ik ontving onlangs inderdaad een uitnodiging van Brussels minister Maron om samen te zitten over inburgering in Brussel. U weet dat minister Maron samen met Elke Van den Brandt binnen de GGC bevoegd is voor de gezondheid en het welzijn. Op dit overleg zal duidelijk worden wat de concrete plannen zijn van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering met de inburgeringstrajecten in Brussel. Ik zal dat daar vernemen. Ik ga niet af op verklaringen in de media. De juiste plaats om dat te doen is aan tafel bij dat overleg.
Collega's, u kent zelf de institutionele orde en de afspraken in Brussel zeer goed. Indien de GGC zelf inburgeringstrajecten wil organiseren, bepaalt artikel 1 van het samenwerkingsakkoord dat dit enkel kan na overleg met en notificatie aan de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie. De GGC kan dus niet zomaar of eenzijdig beslissen de gemaakte afspraken overboord te gooien. Dit is het juridisch kader waarbinnen we functioneren.
Sta ik in contact met mijn collega’s? Men moet een onderscheid maken tussen akkoorden die gesloten zijn en de politieke uitspraken van een minister over zijn visie op de toekomst. Er zijn een aantal ministers, onder meer Brussels minister Gatz, die hebben gezegd dat we op termijn naar dit en dat moeten evolueren. Dat is het recht van elke politicus, het zou jammer zijn als we niet meer op lange termijn mogen nadenken en als ieder binnen zijn ideologisch kader moet blijven. Natuurlijk zijn we in de uitvoering van ons mandaat, zeker als minister, gebonden door de wettelijke afspraken en het regeerakkoord.
De Vlaamse Gemeenschap biedt al sinds 2003 inburgeringstrajecten aan in Brussel. Die zijn een succes. In 2018 hebben we 3150 inburgeringscontracten kunnen afsluiten. Er is een akkoord tussen Vlaanderen en de COCOF dat elk van beide gemeenschappen 4000 inburgeringstrajecten per jaar inricht. Vlaanderen heeft dat engagement overgenomen in zijn regeerakkoord. We plannen voor de extra trajecten en de toeleiding naar het aanbod 4 miljoen euro extra in 2020. In het Brussels regeerakkoord is bepaald dat men ook in Brussel de verplichte inburgering uitrolt. Dat zijn de akkoorden van vandaag.
U vraagt me welk standpunt de minister van Brussel zal innemen op de volgende vergadering van het Verenigd College aangaande dit onderwerp. Ik kan u namens de Vlaamse Regering melden dat we van plan zijn het samenwerkingsakkoord uit te voeren zoals gepland, en we verwachten van alle betrokken partijen hetzelfde. Mijn uitstekende collega bevoegd voor Brussel, zal dat standpunt ook innemen in dat college. Daarover kan geen misverstand bestaan.
Hoe zal ik samen met mijn bevoegde collega’s uit de Vlaamse Regering de effectieve invoering van de inburgeringsverplichting in Brussel verder opvolgen? Wel, binnenkort zitten we dus samen. In Artikel 8 van de overeenkomst is bepaald dat alle partijen zich ertoe verbinden om alle info uit te wisselen die nodig is om de praktische uitvoering van dit akkoord mogelijk te maken. Er moet ook een stuurgroep worden opgericht samengesteld uit alle partijen. Die moet minstens een keer per jaar samenkomen en telkens wanneer blijkt dat het aantal aangeboden plaatsen bij een van de gemeenschappen niet voldoende is, moeten we ook samenkomen.
Natuurlijk zullen wij in dat overleg vragen naar de stand van zaken en aandringen om de verplichte inburgeringstrajecten, waar we in Vlaanderen al heel veel ervaring mee hebben en ook heel tevreden over zijn, te laten organiseren door de Franstaligen die ter zake een engagement hebben.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, zolang het GGC-traject in overeenstemming is met de letter van het samenwerkingsakkoord, heb ik geen bezwaren en zie ik geen probleem. Bovendien is een beetje concurrentie gezond. Het is wel cruciaal dat er een evenwicht is in het aanbod tussen de Nederlandstalige en Franstalige trajecten.
De uitspraak van Brussels minister Gatz baart me wat zorgen. Uw partijgenoot droomt luidop van een ‘vergewestelijking’ van het inburgeringsbeleid in Brussel. Hij wil dus een andere richting uitgaan dan die van de Vlaamse Regering. Hij wil de rol van de gemeenschappen inperken en dus tevens uw bevoegdheid, terwijl de Vlaamse Regering gaat voor een sterke band tussen Vlaanderen en haar hoofdstad. Ik hoop dat u waakzaam zult blijven, want het samenwerkingsakkoord is geen vodje papier.
Met betrekking tot het uitblijven van verplichte inburgering in Brussel wil ik het volgende zeggen. De verplichte inburgering in Vlaanderen bestaat al sinds 2004. We hebben een lange weg afgelegd om de Franstalige collega's te overtuigen van de voordelen van die verplichte inburgering. Het verhoogt de zelfredzaamheid van nieuwkomers, het verbetert hun participatie aan de samenleving. Nu is er eindelijk een akkoord, maar in Brussel is dat blijkbaar geen garantie voor een succesvolle toepassing in de praktijk.
Het samenwerkingsakkoord blijft er – voorlopig, hoop ik – dode letter. Alle begrip voor de voorbereidingen die de gemeenten moeten treffen, maar ik vraag me af of er hier niet meer aan de hand is. Minister Maron heeft al openlijk gezegd dat hij tegen verplichte inburgering is. Ik hoop dat u er samen met uw collega, minister Dalle, alles aan zult doen om Brussel bij de les te houden. Brussel is een enorm diverse stad, die mensen van uiteenlopende origine samenbrengt. Wie het inburgeringsbeleid niet ernstig neemt, speelt met de sociale cohesie van onze hoofdstad en bijgevolg met die van de rest van Vlaanderen.
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Tavernier, ik wil nog even terugkomen op de twee kernelementen die u aanhaalt. Eerst en vooral ben ik zelf een groot voorstander van de verplichte inburgeringstrajecten. Het is mijn partij die in 2003-2004 hier in Vlaanderen inburgeringstrajecten heeft ingevoerd onder minister Marino Keulen. We waren toen trouwens al vragende partij om die zo sluitend mogelijk te maken en ze ook te koppelen aan een inburgeringsexamen, een inburgeringstest. Ik denk dat dat belangrijk is vanuit emancipatorisch oogpunt.
Je kunt geen deel zijn van de Vlaamse Gemeenschap, je kunt niet functioneren in Vlaanderen als je niet de essentiële instrumenten, tools, inzichten en taalkennis hebt om deel uit te maken van die samenleving. Zonder die taalkennis, zonder die inzichten in onze maatschappelijke organisatie, zonder klaar te zijn om op de arbeidsmarkt je steentje bij te dragen aan de welvaart, ben je een vogel voor de kat. Dan sta je altijd in de marge van de samenleving. Vanuit dat oogpunt zijn wij daar absolute voorstanders van.
Ik ben dus blij dat men na vele jaren ook in het zuiden van het land op dit spoor komt, dat men ook daar zegt: wij moeten die inburgeringstrajecten in de plaats van een vrijblijvend ook een verplichtend karakter geven. Het klinkt misschien wat oneerbiedig en kort door de bocht, maar ik vergelijk het soms met leerplicht. Toen men in de 19e eeuw opkwam voor leerplicht, vonden sommige mensen ook dat dat niet moest, want dat was betuttelend, dat was zich moeien met de opvoeding van de kinderen enzovoort. Ik ben fier, vanuit historisch perspectief, dat het de liberalen waren die toen ook voor de leerplicht zijn opgekomen. (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Jullie bestonden toen nog niet. (Gelach)
Jullie zaten toen nog in onze schapenstal. Pas nadien zijn een aantal verdwaalde liberalen socialist geworden. Maar nu ga ik kort door de bocht. Mijn excuses, ik plaag maar wat.
Alleszins, laat daar geen discussie over zijn: het is een heel belangrijke politieke stap vooruit, zeker in de Brusselse context, omdat dat heel dicht bij Vlaanderen ligt en omdat er een heel sterke interactie is tussen de Vlaamse Rand en Brussel, dat men daar nu kiest voor verplichte inburgeringstrajecten. Uiteraard zal er nog wel wat tegengesputterd worden en zullen velen daar nog hun eigen beschouwingen over maken. Maar ik ga ervan uit, en ik reken er ook op, tot het tegendeel bewezen is, dat die verplichte inburgeringstrajecten er komen. Wij zullen daarvoor ook blijvend vragende partij zijn en we zullen dat ook heel duidelijk maken, met heel de Vlaamse Regering, dus ook onze collega die bevoegd is voor Brussel.
Een tweede element zijn de uitspraken van minister Gatz. Voor alle duidelijkheid: ik herhaal nogmaals dat wij gebonden zijn door dit regeerakkoord. Wij zijn ook op een enthousiaste manier deel van deze regering. Maar politici hebben het recht om op lange termijn na te denken over hoe zij de evolutie zien van een en ander. En daarover verschillen gelukkig alle partijen van mening. Dat mag ons niet bezorgd maken. Dat moet ons tevreden stemmen, dat mensen op wat langere termijn nadenken. Trouwens, de uitspraken van de heer Gatz zijn ook heel duidelijk, hij zegt zelf heel bewust dat het een visie op langere termijn is en dat het absoluut niet gaat over de huidige periode.
Nogmaals: ik vind dat we ons niet moeten laten leiden door de uitspraak van deze of gene politicus die nadenkt over de lange termijn. Laten we kijken naar wat er vandaag gebeurt, hoe het vandaag verloopt. Binnenkort zitten we samen met de collega’s van Brussel. Op dat overleg zullen we heel concreet meer informatie krijgen en dan zal ik u daar daarna graag verder kond van doen.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.