Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de schoolprestaties van jonge mantelzorgers
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Jonge mantelzorgers zijn kinderen en jongeren tot 25 jaar die thuis een extra handje toesteken, omdat iemand in hun gezin zorg nodig heeft. Dat kan zijn vanwege een ziekte, een beperking, een psychische kwetsbaarheid of een verslaving. Jonge mantelzorgers moeten hun schoolwerk en sociaal leven combineren met extra zorg thuis. Zorg dragen op jonge leeftijd kan echter een enorme impact hebben op het welbevinden, de ontwikkeling en de schoolresultaten van jongeren.
Twee ervaringsdeskundigen, Kathleen van Walle en Julie Vanderlinden, schreven daar een boek over. Ze willen professionals in scholen, maar ook in andere contexten zoals ziekenhuizen en jeugdverenigingen, inzichten bieden in hoe ze jonge mantelzorgers kunnen ondersteunen, wat echt wel broodnodig is. Intussen vulden al zesduizend leerlingen en meer dan vierhonderd leerkrachten hun enquête in. En daaruit blijkt dat een op de zes leerlingen jonge mantelzorger is en dat zeker de helft van de leerkrachten niet weet of er een jonge mantelzorger in hun klas zit.
In het mantelzorgplan, ‘Nabije zorg in een warm Vlaanderen. Vlaams Mantelzorgplan 2016-2020’, van voormalig minister van Welzijn Jo Vandeurzen, werd een apart hoofdstuk opgenomen rond jonge mantelzorgers met enkele concrete maatregelen ter attentie van het onderwijs. Het mantelzorgplan geeft daarmee uitvoering aan de goedgekeurde resoluties in het Vlaams Parlement betreffende de verbetering van de ondersteuning van mantelzorgers van 1 februari 2017 en betreffende de ondersteuning van jonge mantelzorgers van 6 januari 2016.
Minister, bent u op de hoogte van of betrokken bij het project ‘Mantelzorgvriendelijke school’? Welke concrete maatregelen, beschreven in het mantelzorgplan, werden er reeds uitgevoerd? Welke concrete maatregelen zult u de komende jaren nog nemen? Bent u bereid om samen te werken met de nieuwe minister van Welzijn om het mantelzorgplan, meer bepaald het luikje ‘De bekendheid van jonge mantelzorgers in het onderwijs’, verder concreet vorm te geven en over diverse domeinen heen te werken?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik heb een gelijkaardige vraag. Het is een feit dat dat bij schoollopende jonge mantelzorgers een invloed heeft op hun schoolprestaties. We konden dat ook lezen op de website van Samana, dat meteen ook de vinger op de wonde legt. De extra zorgtaken die deze jongeren opnemen, hebben al te vaak een negatieve impact op hun schoolresultaten.
De Kinderrechtencoalitie werkt dit jaar intensief rond jonge mantelzorgers. Dat komt direct uit een alternatieve rapportage, waarvoor ze veel input krijgen van allerlei verschillende organisaties. Het is dus een thema dat zeker leeft. Ze organiseerden en organiseren verschillende open fora en ontmoetingsdagen en zo meer, wat ondertussen al redelijk wat exposure genereerde. We vinden echter dat in het Vlaamse regeerakkoord niet zo vaak over jonge mantelzorgers wordt gesproken – wel over mantelzorgers – en al helemaal niet over schoollopende mantelzorgers in het luikje Onderwijs. We wilden dus wel eens polsen of die groep wel degelijk uw bezorgdheid wegdraagt.
In 2018 stelde mevrouw Schryvers twee schriftelijke vragen over het thema aan minister van Onderwijs Crevits. Daar wordt wel specifiek ingegaan op die schoollopende mantelzorgers. En ik heb, naar aanleiding van de actualiteit en de vorige vragen die daarover al werden gesteld, een aantal concrete vragen.
Minister, hebt u cijfers over het aantal jongeren in Vlaanderen die extra zorgtaken opnemen, en die als jonge mantelzorger worden gekwalificeerd? Bestaan er cijfers over de impact van de extra zorgtaken op de schoolresultaten bij jongeren?
Hoe gaat u met de problematiek omgaan? Hoe gaat u jonge mantelzorgers ondersteunen? Op welke manier ondersteunt u de diverse lopende projecten, onder andere het huidige project van de Kinderrechtencoalitie? Zult u samenwerken met de minister van Welzijn, en welke initiatieven zijn nog gepland om te sensibiliseren en deze jongeren te ondersteunen?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is net op basis van dat Vlaams mantelzorgplan dat er ook een stuurgroep is opgericht – wel door het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Zij hebben een stuurgroep opgericht rond jonge mantelzorgers, waar ook mijn administratie bij betrokken is.
Vanuit die stuurgroep zijn er twee wetenschappelijke onderzoeken geïnitieerd, die inzicht zouden moeten geven op het aantal jonge mantelzorgers. Want ik denk niet dat die gegevens zomaar even uit een schuif te halen zijn. Het gaat dan niet alleen om het precieze aantal, maar ook om hun ondersteuningsbehoeften. Dat zijn de onderzoeken die ter zake lopen. Die lopen nog tot volgend jaar, en het is de bedoeling dat er, naast cijfermateriaal, toch ook een aantal aanbevelingen worden gevonden. Daarmee kunnen we ons beleid dan stofferen.
Vanuit de hervorming van de leerlingenbegeleiding, die ingegaan is op 1 september 2018, wordt ook verwacht dat elke school een beleid rond leerlingenbegeleiding ontwikkelt. Dat situeert zich dan rond de vier begeleidingsdomeinen van de onderwijsloopbaan: het leren en studeren, het psychisch en sociaal functioneren en de preventieve gezondheidszorg. Maar dat betekent natuurlijk dat we vertrekken vanuit het idee dat een school aandacht heeft voor thema’s zoals spijbelen, druggebruik en mantelzorg. Het betekent niet dat men voor elk thema een specifiek of apart beleid ontwikkelt, want waar houdt het dan op?
We vertrekken steeds vanuit een holistische benadering van de leerling, en dit op een continuüm van zorg. Daarbij heb je enerzijds de fase van de brede basiszorg, met maatregelen voor alle leerlingen, en de verhoogde zorg voor die leerlingen waarvoor de brede basiszorg niet volstaat. Bij uitbreiding van zorg wordt de leerling natuurlijk ook aangemeld bij het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB).
In het kader van de samenwerking tussen Onderwijs en Welzijn, kennen wij vandaag al subsidies toe aan projecten in het kader van mantelzorg. Ik denk bijvoorbeeld aan het project ‘Samen naar een mantelzorgvriendelijke school’ van Samana.
In het regeerakkoord is ook voorzien in de verdere uitrol van dat mantelzorgplan. Ik denk dat dat loopt tot volgend jaar, en dan zouden we dat evalueren. Op basis van die evaluatie en van nieuw onderzoek naar informele zorg wordt het mantelzorgbeleid ook bijgestuurd.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voor mij is het antwoord duidelijk, maar ik vraag toch nog om wat extra duiding. Wat die overkoepelende samenwerking met uw collega-ministers betreft, in het kader van zijn domein Welzijn: ik vind het belangrijk dat die link echt wordt gelegd, want uiteindelijk kun je dat niet los van elkaar zien. En daarover mis ik een beetje duiding; misschien kunt u dat straks nog even toelichten.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, er gebeurt inderdaad al een en ander. Maar het is toch duidelijk dat er nog wel een heel grote nood is om verder te sensibiliseren, zowel bij de scholen als breder. Als de Kinderrechtencoalitie beslist om daar een jaar langer rond te werken, dan is dat omdat zij signalen gekregen en opgevangen hebben. Dat is een coalitie van heel wat ngo’s. Als dat door hen wordt gesignaleerd, en het wordt vermeld in een alternatieve rapportage die zij maken rond kinderrechten, dan is dat omdat zij bezorgd zijn.
Er is bezorgdheid rond die grote groep van – wat zij noemen – onzichtbare kinderen. Het zijn kinderen die in alle stilte een zwaar rugzakje proberen te dragen. Die heel specifieke groep heeft toch ook wel specifieke aandachtspunten en noden, en andere zaken die kunnen worden opgelost. Maar die noden zijn niet generiek; ze verschillen toch wel van de problemen die andere kinderen ondervinden. Ik denk dus dat er toch nood is aan nog meer bekendheid en betere ondersteuning.
U zegt dat er onderzoeken lopen rond de cijfers. Ik heb gehoord dat ze zouden opgeleverd zijn of opgeleverd worden, of toch dat daar heel binnenkort de bekendmaking van gepland is. Zeker een van die rapporten, een kwantitatief onderzoek, zou klaar zijn en worden gepresenteerd op een van die open forumdagen. Kan dat aan het parlement beschikbaar worden gesteld? Alles begint met het in kaart brengen van de cijfergegevens, daarop moet het beleid worden afgestemd.
De CLB’s kunnen zeker een sleutelrol spelen en ondersteuning bieden. Ik weet niet of u daarrond nog initiatieven en gesprekken met de CLB’s plant, om daar meer aandacht aan te besteden. U moet echter de draagkracht van de CLB’s, die opnieuw tegen besparingen aankijken, niet overschatten. Ik wil altijd een lans breken voor de CLB’s want hun taaklast is al bijzonder groot. Zij zitten echt op hun tandvlees. Bent u van plan om daar extra aandacht voor te vragen en om extra te sensibiliseren? Kunnen we over die cijfers beschikken of is het rapport toch nog niet opgeleverd?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik wil eerst en vooral de twee collega’s bedanken om het thema al in het begin van de legislatuur zo uitdrukkelijk op de agenda te plaatsen in de commissie Onderwijs. Het is een thema dat mij zeer na aan het hart ligt. Ik heb er in de voorbije legislatuur al rond gewerkt, mevrouw Meuleman heeft er al naar verwezen.
Wat was destijds de aanleiding? De cijfers die werden geponeerd in een onderzoek van Kind en Samenleving wezen uit dat er in Vlaanderen naar schatting 40.000 kinderen en jongeren zouden zijn die op de een of andere manier mantelzorg geven. Dat is een kwetsbare en zeer diverse groep, van jonger tot al wat ouder. Het grootste probleem is dat die kinderen en jongeren dat zelf vaak niet weten. Ze proberen thuis mee zorg te dragen en meestal weet de omgeving dat ook niet. Pas wanneer bepaalde problemen rijzen, zoals te laat komen op school, een taak niet gemaakt hebben enzovoort, moeten ze hun verhaal doen. Ze moeten het ook steeds opnieuw doen. En dan wordt er vaak ook geen rekening mee houden omdat het niet geweten is en ze het ook zelf niet beseffen.
Dat was de aanleiding tot de resolutie, waarin we verschillende beleidsdomeinen hebben aangehaald. Onderwijs was er natuurlijk ook een van. We vroegen dat er een flexibele houding zou ontstaan bij directies en leerkrachten ten aanzien van jonge mantelzorgers door onder meer een leerkracht aan te wijzen die kan optreden als aanspreekpunt voor jongeren en als intermediair tussen jongeren en leerkrachten, zodanig dat die jongeren niet telkens opnieuw hun verhaal moeten doen. Bij heel wat scholen is al dat zo.
Ik ben ook tevreden dat het nadien heel prominent is opgenomen als een van de vier hoofdstukken in het Vlaamse mantelzorgplan. In dat kader zijn er heel wat acties. Een van die acties is dat er bijkomend onderzoek zou worden uitgevoerd. Ik heb daarover een vraag om uitleg gesteld aan minister Crevits destijds, ik denk bijna twee jaar geleden. Zij sprak toen over het LiSO-onderzoek (loopbanen in het secundair onderwijs) dat toen liep. Er werd toen aan dat onderzoek een luik toegevoegd over jonge mantelzorgers. Dat onderzoek stelt heel specifieke vragen.
Maar, mevrouw Meuleman, het onderzoek loopt nog, zo blijkt uit een recente vraag aan minister Beke. De resultaten zouden begin 2020 worden bekendgemaakt. Ik hoop, collega’s en minister, dat we, wanneer die resultaten er zijn, dat thema verder ten gronde kunnen bespreken om te zien welke bijkomende initiatieven er eventueel nodig zijn.
Wat in het verleden al aan bod is geweest, maar vandaag nog niet ter sprake is gekomen, is dat enkele universiteiten en hogescholen ook al werken met een speciaal statuut van mantelzorgende student. Door het toekennen van dat statuut kan die een beroep doen op een bepaalde flexibiliteit. Minister, is dat u bekend? Hoe staat u daartegenover? Kan dat eventueel verder worden uitgerold? Ik weet natuurlijk wel dat alle scholen en hogescholen enzovoort hun autonomie hebben, maar je kunt ter zake wel motiverend of ondersteunend werken, vanuit het Vlaamse beleid.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik heb zelf in het onderwijs gestaan en ik ken veel mensen uit het onderwijs. Zij willen graag rekening houden met leerlingen die mantelzorgers zijn. Zij hebben daar veel respect voor. Maar ze moeten het natuurlijk wel weten. Want als je het niet weet, dan kun je er ook geen rekening mee houden.
Onze fractie denkt dat het heel goed zou zijn mochten de leerkrachten het weten. Ik wil alleen waarschuwen voor twee zaken. Eén, de definitie van een mantelzorger: vanaf wanneer ben je mantelzorger, vanaf wanneer ben je het niet? Ik wil hier niet dieper ingaan op wanneer wel en hoeveel procent, enzovoort. Want dat zou het begrip mantelzorger onrecht aandoen. Ik haal gewoon twee cijfers aan. Volgens Samana is een op de zes jongeren mantelzorger. En volgens het Expertisepunt Mantelzorg gaat het van 2 tot 4 procent. Dat is wel een vrij groot verschil: van 17 procent – één op de zes in de klas – tot 2 tot 4 procent. De vraag is: vanaf wanneer heb je het statuut van mantelzorger?
Een andere vraag daarbij: welke ‘voordelen’ geeft dat? – als ik dat zo mag stellen. Ik denk niet dat mantelzorgers en leerkrachten op zoek zijn naar voordelen, maar wel naar begrip, naar enig inzicht, zodat er rekening mee kan worden gehouden. Er zijn in een klas altijd een paar ‘filous’ die er niet in slagen om op tijd binnen te wandelen. Maar als de leerling die iets te laat binnenkomt, net die leerling is die wachtte op de thuisverpleging, dan moet je die niet op dezelfde manier aanpakken. Dus: gelijke rechten, ja, maar ook gelijke plichten. Daar zit wel wat verschil op.
Is het de bedoeling om specifiek daarvoor op school mensen aan te stellen? We moeten opletten met allerlei extra taken, nieuwe mensen, instrumentalisering. En als we die leerlingen in allerlei volgsystemen opnemen, dan zitten ze wel in de computer, maar daarom weet je het nog niet als leerkracht. We zouden iets heel pragmatisch moeten vinden, om ervoor te zorgen dat leerkrachten dat weten. Niet met beroepsgeheim en dergelijke, collega's, daarvan moeten we ver weg proberen te blijven.
Minister, hoe kunt u er, in overleg met minister Beke, voor zorgen dat die informatie op een of andere manier vlot wordt doorgegeven, zodat mensen op de hoogte zijn? Dat lijkt me een vrij concrete vraag.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil er graag nog iets aan toevoegen, een waarschuwing. We hebben het daarnet al gehad over kerntaken en over planlast. We moeten vermijden dat onze nobele intenties niet net voor een verhoging van die planlast zorgen en dat er extra taken worden opgelegd.
Wanneer mantelzorgers niet goed functioneren op school, dan is dat het gevolg van een probleem. Dat is een symptoom. En dan is het in eerste instantie onze maatschappelijke verantwoordelijkheid om dat probleem bij de bron aan te pakken, eerder dan bij het symptoom. Dan moeten we zorgen voor meer ondersteuning in het uitoefenen van die taak van mantelzorger. Want als er zich problemen voordoen op school, dan wil dat zeggen dat men dat niet alleen aankan en dat men net op dat vlak meer ondersteuning nodig heeft. Dat belet niet dat je vanuit een zeker pragmatisme ook altijd moet trachten begrip te hebben. Ik denk dat elke empathische leerkracht dat ook wel heeft. Los van het meten, kun je ervoor zorgen dat je, aan de hand van beste praktijken, het probleem kunt herkennen en detecteren, en er desgevallend empathisch mee kunt omgaan. Dat soort richtlijnen is absoluut zinvol. Op dat vlak kunnen we een goede samenwerking beogen met het beleidsdomein. Maar opnieuw, die samenwerking bestaat al. De stuurgroep jonge mantelzorgers is opgericht, gedragen door het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, maar met participatie van andere beleidsdomeinen zoals Onderwijs.
Er lopen twee onderzoeken. Het SONO-onderzoek (Steunpunt voor Onderwijsonderzoek) – wat we noemen de LiSO-survey – heeft dit jaar bevragingen gedaan of doet die bij LiSO-leerlingen die verblijven bij een persoon met een chronische ziekte of een handicap. Het betreft een onlinevragenlijst die heel concreet gaat over hun zorgsituatie, over hun ervaringen als jonge mantelzorger. Er zijn ook persoonlijke interviews geweest met jonge mantelzorgers en hun ouders, net zoals bij focusgroepen. Bij mijn weten is dat onderzoek nog niet opgeleverd. Mijn administratie zegt dat het volgend jaar zal gebeuren.
Het andere onderzoek is de Health Behaviour in School-aged Children studie. Het is een vierjaarlijks onderzoek, waar nu wel enkele vragen aan zijn toegevoegd, onder meer met als doel te weten hoeveel jonge mantelzorgers er in Vlaanderen zijn, wat hun profiel is en welke taken zij opnemen. Hoe intensief doen zij dat? Wat maakt dat ze intensiever taken opnemen?
Op basis van deze onderzoeken en van de evaluatie van het mantelzorgplan zullen wij kunnen komen tot een bijstelling en herziening van het mantelzorgbeleid.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik ben blij met de antwoorden en de aanvullingen. Het zichtbaar maken, is inderdaad de essentie. Zoals mevrouw Schryvers zei, weten scholen het niet altijd. Vaak beseffen de jongeren zelf niet hoe intensief ze mantelzorg verstrekken en wat de impact daarvan is. We mogen zeker niet opgeven, maar moeten verder inspanningen doen.
Zodra de onderzoeken afgerond zijn en zijn opgeleverd, zou ik zeker de tijd nemen in de commissie om ze grondig te bespreken. Als er al vroeger cijfers bekend zijn, zou ik suggereren om ze al aan deze commissie over te maken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.