Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, het is een thema dat heel erg leeft in het onderwijsveld, zo niet het hardst leeft: de planlast. Het is ook een rode draad doorheen de debatten die wij hier voeren over het tekort aan leerkrachten, het aantrekken van leerkrachten en andere zaken. De planlast is een steeds weerkerend probleem.
Bij haar aantreden zei voormalig minister van Onderwijs, Hilde Crevits, dat ze een absolute prioriteit zou maken van ‘het terugdringen van de regeldrift en administratieve rompslomp in ons onderwijs, wat cruciaal is om de werkdruk van het personeel te verlichten en onze leraren en directeurs dus een meer ontspannen job te geven’. Meer nog, bij elke nieuwe besparingsronde argumenteerde de minister dat de scholen uiteindelijk meer zouden kunnen doen met minder geld, omdat ze de administratieve taken zou weghalen bij de scholen. Het kwam verschillende keren terug bij diverse begrotingsbesprekingen, bij uiteenlopende debatten in het parlement, bij de bespreking van de plannen voor het basisonderwijs en telkens werd de leerkrachten, de directeurs, de scholen een mooie grote wortel voor de neus gehouden.
Met Operatie Tarra – van bruto naar netto, mooi verwoord – zou ze de zogenaamde planlast in het onderwijs aanpakken, maar concrete beslissingen zijn er tot op heden weinig tot nog niet genomen.
Een paar zaken in de marge zijn er wel gekomen, dat moeten we ook toegeven. Vanmorgen is tijdens ons bezoek aan het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming ook toegelicht dat een aantal zaken wel zijn bijgestuurd. Maar structureel is het veel te weinig. Als je op het terrein met de leerkrachten, met de directeurs en met de teams in zijn geheel gaat spreken, voelen ze dat niet. Er is weinig of niets veranderd, ik zou zelfs durven zeggen, integendeel.
Minister, ik leef op goede hoop: een nieuwe minister en waarschijnlijk een nieuwe start. Zult u het beleid van uw voorganger voortzetten en Operatie Tarra verder uitvoeren? Indien dat niet het geval is, wat zult u dan wel doen?
In het plan Operatie Tarra stonden er heel weinig tot geen maatregelen die de planlast op de werkvloer echt aanpakken. Welke maatregelen zult u nemen zodat die planlast ook op de werkvloer eindelijk eens wordt aangepakt, of wordt de planlast enkel op een hoger niveau aangepakt, waardoor de leerkrachten dat veel te weinig terugzien in hun klassen en in hun team?
Minister, zullen wij hier over een viertal jaar weer zitten – ik hoop dat het niet het geval zal zijn – en zeggen dat ook u een aantal kleine zaken in de marge gedaan hebt, maar dat van een structurele aanpak zeer weinig of niets terechtgekomen is? Zullen de leerkrachten nog altijd steen en been klagen – terecht trouwens – dat ze meer planlast hebben dan iets anders? Ik kijk vol goede hoop naar u.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat mijn voorganger wel wat meer gedaan heeft dan in de marge werken. Ik zal dat alleszins ook gebruiken als vertrekpunt voor onze eigen acties. Ik wil niet vooruitlopen op de discussie in het kader van de beleidsnota en wat daarin vervat zit. Het is een belangrijke beleidslijn om net die planlast aan te pakken. Ik zal daar natuurlijk ook verschillende onderwijspartners voor nodig hebben. We kunnen dan wel zeggen dat we die ambitie onderschrijven, maar die op het terrein realiseren zal niet alleen onze verantwoordelijkheid zijn, het zal ook een zaak zijn van de koepels, de netten, de directies, de schoolteams. Je moet dat dus ook in nauw overleg met die verschillende partners aanpakken.
Mijn administratie heeft een onderzoeksrapport opgeleverd. Daarin staan enkele belangrijke leidende principes die ik u alvast wil meegeven. Ik denk dat die nog steeds van toepassing zijn om te zorgen voor een verlaging van de planlast op de werkvloer, vooral voor de directies, leerkrachten en teams.
Ten eerste: erken de professionaliteit van elke actor. Zie elke actor niet alleen als een uitvoerder, maar ook als professional en betrek hen bij de uitwerking van die acties. Ten tweede: vind een balans tussen autonomie en verantwoording. Autonomie zonder dat je een helder referentiekader meegeeft, leidt tot enige onzekerheid, wat op zich weer leidt tot een soort van verantwoordingsplicht. Ten derde: baken de kernopdracht van onderwijzend personeel af, formuleer wat bijkomende administratieve taken kunnen zijn, wat er nog boven op de lesopdracht aan bijkomende taken zijn. Ten vierde: versterk de professionalisering van de leerkrachten. Ten vijfde: versterk ook die kennis- en expertisedeling. Ten zesde: versterk de professionaliteit van de schoolleider en het schoolbestuur. Ten zevende: maak de omslag van registratiedrift naar intelligente verantwoording. Ik denk dat de verplichte verantwoordingsdruk sterk is. Dat heeft ook te maken met de discussie rond de juridisering van het onderwijs die we willen aanpakken. Door de vrees voor die juridisering of eventuele procedures, gaat men zich indekken en niet de beslissing nemen die men eigenlijk zou moeten nemen, uit vrees voor juridische aanvechting. Ofwel gaat men anderzijds zorgen voor een heel zware verantwoording van de beslissing, zodat ze zou kunnen standhouden als ze aangevochten zou worden voor welke rechtbank of instelling dan ook.
We zullen deze elementen nog bespreken in het kader van de beleidsnota, met enkele concrete voorstellen.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Uw tussenkomst bevestigt mijns inziens dat uw regering – en ik spreek over de voorbije jaren – wat blijft aanmodderen in de marge, met heel veel theoretische uitleg. Het is een feit dat toen de onderzoeksresultaten op 21 januari 2016 in de commissie werden besproken, we, of liever professor Stijn Van Hamme van de Universiteit Gent (UGent) vaststelde dat leerkrachten veel te weinig toekomen aan lesgeven, en dat dat nog steeds het grote pijnpunt in ons onderwijs is. Men geeft slechts voor 32 procent effectief les in het secundair onderwijs, voor 38 procent in het basisonderwijs. Professor Van Hamme zei letterlijk dat Operatie Tarra een slag in het water was. Het had geen concrete en positieve impact op de werksituatie van de leerkrachten. Het was op dat vlak, alweer, een verloren legislatuur.
Dat vat samen, minister, wat ik hier vandaag aan alle nieuwe collega’s wil aangeven en waarom ik aan de alarmbel trek. We zijn met Operatie Tarra vier jaar bezig geweest, met grote beloftes naar het werkveld. Ik spreek u tegen, minister, want er is vrijwel niets gebeurd, op een aantal kleine zaken na. Structureel? Nee!
U hebt gelijk wanneer u zegt dat ook de koepels daarin een verantwoordelijkheid hebben. Ik volg uw visie daarin, maar het is uw taak als minister om die kar te trekken, dat te coördineren en dat samen met die koepels, inspecties en heel wat andere actoren te helpen bijsturen. Dat is wat uw collega, mevrouw Crevits, tijdens de vorige legislatuur heeft beloofd en wat er niet is gebeurd.
Ik had van u een iets concreter antwoord verwacht waarmee ik naar het werkveld toe aan de slag kan. Ik kreeg een heel theoretische uitleg, waarvan ik ook al heel wat zaken weet. Ik kijk uit naar uw beleidsnota. Misschien zult u daarin wel concreter zijn, maar ik vrees ervoor. Maak alsjeblieft niet dezelfde fout als minister Crevits, en zorg ervoor dat u met een heel concreet actieplan komt en dat men vooral op korte termijn op de werkvloer voelt dat er structurele veranderingen en aanpassingen worden gedaan.
Als u dat niet doet, dan wordt u ook een minister die heel wat geloofwaardigheid zal kwijtspelen. Dan brengen we opnieuw heel wat leerkrachten in de problemen die te veel bezig zijn met andere zaken dan lesgeven en dan zal de kwaliteit van ons onderwijs opnieuw een stuk achteruitgaan. Minister, u hebt een ongelooflijke verantwoordelijkheid.
De heer Brouns heeft het woord.
Ik denk dat de heer Vandenberghe terecht aanhaalt dat de planlastvermindering in ons onderwijs een heel grote uitdaging is en dat dit een thema is waaraan we, over de partijgrenzen heen, schouder aan schouder, moeten blijven werken. Het kind met het badwater weggooien, mijnheer Vandenberghe, mogen we echter niet doen. U verwijst naar een evaluatie in 2016. Die is opnieuw gebeurd in 2019. Het gaat over 63 concrete acties waaraan wordt gewerkt. Het leeuwenaandeel daarvan loopt. Aan het gros van die acties wordt iedere dag gewerkt. We hebben vanochtend gehoord dat de inspectie daar veel meer aandacht zal aan besteden, dat is ook opgenomen in het regeerakkoord. We moeten samen bondgenoot zijn en ervoor zorgen dat de capaciteit wordt vrijgemaakt die effectief nodig is voor de scholen om te doen wat ze worden geacht te doen. Dat is het onderwijs geven dat wij er vandaag van verwachten. We moeten er in deze commissie samen op blijven hameren dat er capaciteit wordt vrijgemaakt voor de opdracht waarmee de leerkrachten elke dag voor de klas staan.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Mijnheer Vandenberghe, het doet mij heel veel plezier dat u een van onze medewerkers citeert. Stijn Van Hamme is ook een medewerker van onze fractie. Dat wilde ik maar even zeggen.
Mijnheer Vandenberghe, heel veel dank om dit thema op de tafel te leggen. Ik vind dat een heel belangrijk thema. Ik geef eerlijk toe dat dat ook van de redenen is waarom ik heel graag in de commissie van Onderwijs wilde zitten. Ik ben zelf zeventien jaar ervaringsdeskundige inzake planlast in het onderwijs, en ik durf zelfs zeggen slachtoffer. Ik weet dus heel goed waarover het gaat en wat u bedoelt. Ik ken alles van verticaal en horizontaal overleg, van jaarverslagen en meerjarenverslagen opstellen, oudercontactverslagen, leerlingencontactverslagen en ga maar verder. Ik heb me heel vaak de vraag gesteld of ik nu een betere leerkracht werd door al die verslagen op te stellen. Kon ik mijn leerlingen beter begeleiden door al de tijd die ik daarin stak? Het antwoord was heel vaak dat dit tijdverlies en energieverlies was.
Ik hoor hier heel veel medestanders om verdere stappen te zetten. Ik ben er wel van overtuigd dat er in de vorige legislatuur al goede stappen in de juiste richting zijn gezet. De vrees voor de juridische processen die worden aangespannen, daar moeten we ook naar kijken. Want dat is volgens mij ook een van de redenen waarom er heel veel op papier wordt gezet. Bijvoorbeeld: leerlingen die niet opdagen bij een remediëring, en je bent een heel verslag aan het schrijven waarom de leerling niet is komen opdagen, om je in te dekken tegen die processen.
Ik wil hier samen met de commissie heel zeker mijn schouders onder zetten.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb veel stellingen gehoord en een gedeelde ambitie, maar geen vragen. Ik veronderstel dat deze discussie terugkomt bij de beleidsnota.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, ik wil u al een stuk werk uit handen nemen. Lees onze voorstellen en onze beleidsplannen die we in de vorige legislatuur hebben ingediend: twee plannen voor basisonderwijs, waar heel wat concrete maatregelen en voorstellen van maatregelen in staan, om planlast structureel te verminderen. Die plannen zijn opgemaakt na grondig overleg met het werkveld. Ik spaar u dus heel wat werk uit. U moet er maar gewoon een kopie van nemen. Neem dat op in uw beleidsnota, dan hebt u al heel wat minder werk en kunt u zich toeleggen op andere problemen. Gebruik dat alstublieft. Het is vrijgegeven, u mag dat gerust doen. Onze voorstellen zijn heel concreet en onderbouwd door de mensen van het werkveld. Ik ben daarvoor twee, drie jaar verschillende scholen gaan bezoeken, om echt onderbouwd met die plannen naar hier te komen. U mag ze gebruiken. U mag copy-pasten. Ik zal u al heel veel werk besparen. Ik kijk ernaar uit.
De vraag om uitleg is afgehandeld.