Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
In de weekendkrant van De Tijd van 12 oktober stond te lezen dat er 10.000 winkels in tien jaar tijd zijn verdwenen. De winkels in de centra lopen letterlijk leeg. Er werden een aantal oorzaken naar voren geschoven, maar een ervan is de ruimtelijke ordening en het vergunningenbeleid. Grote baanwinkels en shoppingscentra aan de rand van de centra ontwrichten winkelen in het centrum en zorgen voor leegstand. In het artikel wordt het voorbeeld van Turnhout aangehaald, waar 15 procent van de winkels uit het centrum is verdwenen en er 62 procent meer winkels bij kwamen langs invalswegen.
Grote winkelcentra aan de rand van een stad of dorp zijn een echte bedreiging voor aantrekkelijke centra. Ze zuigen onze centra leeg. Ze generen ook extra mobiliteit, vooral mobiliteit die we niet echt willen, en ze nemen veel open ruimte in.
In De Standaard van 14 oktober stelt de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) dat we gewoon leegstand aan het bijbouwen zijn. Dat gaat niet alleen over grote projecten, zoals het shoppingproject in Kampenhout, maar ook over de rand van kleinere steden en gemeenten. Het vergunnen van dergelijke complexen staat lijnrecht op de principes van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV), waarin uitgegaan wordt van knooppuntbenadering.
De hele mooie principes in dat BRV stellen dat we komaf moeten maken met slecht gelegen detailhandel via een uitdoofscenario op middellange termijn. We moeten ook vermijden dat er monofunctionele winkelzones of omvorming van bedrijfszones naar monofunctionele winkelzones komen. Ondanks die mooie principes lijkt het erop dat we er niet echt goed in slagen om ze na te streven.
Minister, hebt u zicht op de evolutie van het aantal en de oppervlakte van de baanwinkels en grootschalige perifere shoppingcentra buiten de stads- en dorpskernen over de laatste tien jaar? Wat is de impact op het ruimtebeslag? Welke strategie zult u ontwikkelen om het bestaand ruimtebeslag door baanwinkels en perifere shoppingcentra af te bouwen? Zowel de Vlaamse overheid als de lokale besturen hebben een vergunningverlenende rol. Vlaanderen wil de lokale besturen meer vergunningverlenende autonomie verschaffen. Hoe zult u verder monitoren of de doelstellingen inzake kernversterking en knooppuntbenadering van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen gehaald worden?
Minister Demir heeft het woord.
Mevrouw Schauvliege, u weet dat de socio-economische vergunning pas sinds 1 augustus 2018 een onderdeel is geworden van de omgeving, met de inwerkingtreding van het decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid. Voordien was dit een afzonderlijke vergunning waarmee de minister van Economie zich bezighield. En voor de zesde staatshervorming in 2014 was het zelfs een federale materie.
Mijn diensten hebben via het Omgevingsloket maar zicht op de afgeleverde vergunningen sinds augustus 2018. Om een overzicht te hebben over meer dan enkel deze periode kunt u zich het beste richten tot de minister van Economie, die daar waarschijnlijk de echte cijfers over zal hebben. Ik denk wel dat het voor de cijfers van vóór de staatshervorming moeilijk zal zijn om terug te gaan tot de voorbije tien jaar.
U vroeg verder welke strategie ik zal ontwikkelen om het bestaande ruimtebeslag door baanwinkels en perifere shoppingcentra af te bouwen. Ik verwijs hiervoor naar twee belangrijke documenten. Zoals u weet, werd de strategische visie Beleidsplan Ruimte Vlaanderen goedgekeurd en keurde het Vlaams Parlement ook een decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid goed. De elementen in de strategische visie zijn afgestemd op het nieuwe decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid en gaan ook uit van een kernversterkend beleid inzake detailhandel.
Ik citeer ook uit het hoofdstuk Economie van ons regeerakkoord. “We moedigen onze steden en gemeenten aan om met de instrumenten uit het Integraal Handelsvestigingsbeleid effectief aan de slag te gaan en een eigen onderbouwde en transversale detailhandelsvisie (…) en dito plan te ontwikkelen en er consequent naar te handelen. VLAIO monitort, inventariseert en verspreidt de goede praktijken. In overleg met de ondernemersorganisaties en de VVSG zorgen we voor een evaluatie in functie van de actualisering van het decreet (...)."
Dit is een bevoegdheid van Omgeving, maar het raakt natuurlijk wel aan andere sectorale belangen en bevoegdheden, in dit geval van minister Crevits. Mijn administratie werkte nauw samen met het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) voor de opmaak van het decreet. Maar ook in andere omgevingsvraagstukken, zoals bedrijventerreinen, verloopt de samenwerking goed. Net zoals onze administraties goed samenwerken, zal ik dat ook kunnen doen met mijn collega bevoegd voor de economie.
We blijven volledig achter de doelstellingen staan van de strategische visie en van het integraal handelsbeleid. Ik zal voor het einde van dit politieke jaar nog beleidskaders voorstellen aan de Vlaamse Regering, die de visie zal operationaliseren. In overleg met minister Crevits zal ik nagaan of er elementen zijn inzake detailhandel die verder uitgewerkt moeten worden in die beleidskaders van het BRV, en hoe deze samen functioneren met het decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid.
Voor de volledigheid wil ik nog meegeven dat, in afwachting van het BRV, vandaag nog steeds het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) geldt. Het RSV legt de planologische bevoegdheid voor baanwinkels en grootschalige detailhandel bij de provinciebesturen tot op heden. Ik zie ook wel dat een aantal provinciebesturen hier werk van maken door onderzoek te doen naar mogelijke ontsnippering en ruimtelijke concentratie van baanwinkels.
Ik verwijs naar het project ‘Baanbrekend winkelen’, waarin de provinciebesturen van Antwerpen en Vlaams-Brabant samen met de gemeentes Lier, Berlaar, Putte, Heist-op-den-Berg, Begijnendijk en Aarschot een toekomstige visie uittekenen voor de N10, met expliciete focus op ruimtelijke concentratie, ontsnippering, zuinig ruimtegebruik, veilige aantakkingen op de steenweg enzovoort.
U had nog een vraag over de vergunningverlenende rol van de Vlaamse overheid en de lokale besturen. Vlaanderen wil de lokale besturen inderdaad meer vergunningverlenende autonomie verschaffen.
Hoe zal ik monitoren of de doelstellingen effectief worden gehaald? We zullen de ruimte-inname blijven monitoren om zo een duidelijk zicht te hebben op de evolutie van het ruimtebeslag. Dat is ook wel nodig. Zoals u weet, bevat de strategische visie de tussentijdse doelstelling om tegen 2025 het ruimtebeslag te verminderen tot 3 hectare per dag. Ook het integraal handelsvestigingsbeleid en het planologisch beleid inzake baanwinkels zullen dit mee moeten ondersteunen. Ik zal alweer gymnastiek moeten doen. Ik moet continu zoeken naar evenwichten. Dat is hier ook het geval. Ik moet de doelstelling halen rond het verminderen van het ruimtebeslag, maar mag tegelijkertijd bepaalde belangrijke ontwikkelingskansen niet fnuiken. Misschien ben ik binnen vijf jaar een balletdanseres geworden. Ik weet het niet, maar ik zal de nodige evenwichten moeten verzekeren. (Opmerkingen. Gelach)
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, dat het niet gemakkelijk is, beseffen wij maar al te goed. Meten is weten: dat hebben we hier al een paar keer gehoord. Het ontgoochelt mij wel een beetje dat er zelfs geen poging wordt ondernomen om een zicht te krijgen op de evoluties. Het is wel duidelijk dat het rapport waar De Tijd naar verwijst, dit heeft onderzocht. Er wordt heel duidelijk aangegeven dat de vergunningverlening een heikel punt is. Het resultaat dat we nu boeken, strookt niet met wat Vlaanderen eigenlijk wil en waar het naartoe wil als het gaat over kernversterking en knooppuntbenadering.
Het is echt wel nodig om daar grondig onderzoek naar te doen en te kijken wat er gebeurd is, hoe de vergunningen verleend zijn, waar we onze doelstellingen wel benaderen en waar niet. Dat moet onderwerp worden van een grondige analyse om onze strategie bij te stellen. Ik begrijp dat dit tot de bevoegdheid behoort van twee ministers, maar het lijkt mij zeer belangrijk dat we daar samen sporen en zorgen dat we elkaar daarin versterken, want anders zult u de doelstelling van de 3 hectare ruimtebeslag tegen 2025 zeker niet halen.
Mijn vraag blijft om dit ernstig te onderzoeken en de evoluties mee in kaart te brengen. Ik zou heel graag de cijfers van 2018 willen horen die u wel heeft. Ik zal zeker aan minister Crevits de vraag stellen om de cijfers van de jaren daarvoor op tafel te leggen, zodat we dit kunnen opvolgen. Dit lijkt mij een zeer essentieel onderdeel van ons ruimtelijk beleid te zijn.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik wil de vraag voor meer lokale tools om meer mee te kunnen spelen in de vergunningverlening onderstrepen.
Mevrouw Schauvliege had het over de situatie van de stad Turnhout en dan voel ik me altijd persoonlijk aangesproken. In 2004-2005 is het Ruimtelijk Structuurplan aangepast. Toen is de stad Turnhout – waarin ik op dat moment zelf nog niet politiek actief was – zwaar in protest gegaan tegen een hele zone die aan de belangrijke ontsluitingsweg richting autosnelweg lag. Die zou helemaal tot een grootschalige kleinhandelszone worden omgevormd. Het toenmalig stadsbestuur heeft ervoor gewaarschuwd dat dit zou leiden tot verkeersopstoppingen, maar ook dat ons handelscentrum leeggezogen zou worden als gevolg van de baanwinkels. Het Ruimtelijk Structuurplan is toch in die zin aangepast. Het stadsbestuur heeft dan systematisch bij elke aanvraag protest aangetekend, is in beroep gegaan, maar ze zijn er toch allemaal gekomen omdat het zo in het Ruimtelijk Structuurplan stond. Als lokaal bestuurder krijg je dat niet uitgelegd, want iedereen denkt dat het de schuld is van het stadsbestuur. Het stadsbestuur heeft echter te weinig in handen om dit effectief tegen te houden. Ik wil daarom de vraag voor meer lokale autonomie mee onderstrepen.
Ik heb iets misschien te weinig onderlijnd. Het BRV is niet enkel een project van de Vlaamse Regering; daar zijn ook vele partners, zoals lokale besturen, bij betrokken. Zij blijven nodig om de doelstellingen te bereiken en ze hebben ook de instrumenten. Ik wil onderlijnen dat ze die tools hebben. Deze zitten in het decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid. Ze kunnen daarmee dus aan de slag. Ik zie dat bepaalde gemeentes dat ook al doen. Dus, hierbij een pleidooi daarvoor.
Ik begrijp ook de bezorgdheid met betrekking tot ruimtebeslag, maar zoals gezegd zullen we dit monitoren en zullen we de kaders wijzigen. Uw bezorgdheid is ook mijn bezorgdheid. We zullen het minutieus moeten monitoren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.