Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, ik heb een vraag om uitleg over het schilpeil (S-peil) in de normering voor nieuwbouwwoningen in Vlaanderen. Na mobiliteit vormen gebouwen en woningen in Vlaanderen de grootste bron van broeikasgassen. Een van de belangrijkste hefbomen in het klimaatbeleid is dan ook de terugdringing van de emissies van woningen.
De uitdaging is groot. Tegen 2030 moet de uitstoot veroorzaakt door de verwarming van woningen bijna gehalveerd zijn ten opzichte van 2005. In 2050 zou elke Vlaamse woning een energielabel A moeten hebben. Het Vlaams regeerakkoord voorziet dan ook in een hele batterij aan ontzorgende en financieel ondersteunende maatregelen. Dat is ook nodig, want de kostprijs van renovaties of nieuwwoningen is hoog. Ik verwijs naar het debat over de woonbonus. Dit ligt bijzonder gevoelig. De eisen voor wie een nieuwbouwwoning zet, worden ook steeds strenger.
Wat normering betreft, is het energiepeil (E-peil) het bekendst, maar daarnaast is er ook het S-peil. Dat meet hoeveel energie nodig is om de temperatuur in een woning aan te houden en om een te felle afkoeling of oververhitting tegen te gaan. Voor nieuwbouwwoningen is het E-peil nu maximaal E40 en is het S-peil nu maximaal S31, maar er komt een verdere verstrenging van het E-peil tot E30 en van het S-peil tot S28. Conform de regelgeving, is die laatste verstrenging pas mogelijk na een grondige evaluatie van de huidige norm.
De keuze voor dit reductietraject is belangrijk in functie van de terugdringing van de uitstoot en van de benodigde energie voor onze woningen, maar vanuit de bouwsector horen we dat er een aantal belangrijke bezorgdheden zijn, vooral in verband met de verstrenging van het S-peil. Er worden problemen gesignaleerd op het vlak van vormefficiëntie, oververhitting en het wegnemen van de architecturale vrijheid om woningen te tekenen. Eigenlijk stelt de bouwsector zich vragen bij de kostenefficiëntie en de efficiëntie met betrekking tot de terugdringing van de broeikasgasuitstoot bij een verstrenging van het S-peil.
Het strengere S-pail dreigt vooral de nieuwbouwwoningen nog eens fors duurder te maken, voornamelijk door de nood aan bijkomende zonnewering, duurdere beglazing en duurdere isolatiematerialen. Dit is natuurlijk een belangrijke bezorgdheid, die nog eens wordt versterkt door de discussie over de woonbonus en de registratierechten. We mogen hier niet doof voor zijn.
Minister, deelt u de bezorgdheden van de bouwsector en de mensen met bouwplannen met betrekking tot de kostenefficiëntie van het maximale S-peil S28 vanaf 2021? Weegt de winst op het vlak van energiezuinigheid en energie-efficiëntie van de woning met andere woorden op ten opzichte van de extra bouwkosten die daarmee zouden worden gegenereerd? Moet die verdere verstrenging van het S-peil om die reden eventueel worden herbekeken? Er is een studie aangekondigd door uw voorganger, minister Tommelein, over de haalbaarheid en de gevolgen van dat verplichte S-peil van S28. Wanneer wordt de studie opgeleverd? Welke resultaten verwacht u en hoe zult u daarmee omgaan?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, dank u voor uw vraag. Ik werd gisteren ook, weliswaar in het Limburgse, aangeklampt door de bouwfederatie, dus ik kan u meedelen dat ik hun bezorgdheid en uw bezorgdheid ook deel, zeker inzake de betaalbaarheid van nieuwbouwwoningen.
Uit de gemaakte analyse concludeert het agentschap dat voor de meeste onderzochte E30-pakketten voor een groot aantal woningen een S-peil van S28 werd behaald. Enkel de vrijstaande woningen en een beperkte aantal types halfopen woningen moeten hiervoor specifieke maatregelenpakketten toepassen. Als er per pakket wordt geanalyseerd, stelt het agentschap vast dat er één onderzochte woning is die in geen enkel geval aan S28 geraakt. Die woning behaalt echter ook het K40-niveau niet. Dat is de voorganger van het S-peil. Het gaat om een relatief grote vrijstaande woning met een zeer groot glasoppervlak. Enkel voor die woning zijn er ontwerpmatige aanpassingen nodig.
Wat de oververhitting betreft, benadrukt het agentschap dat het S-peil net de koelbehoefte mee in rekening brengt. Voorheen lag de focus op het beperken van de warmtevraag via de eisen op het K-peil en de netto energiebehoefte voor de verwarming, terwijl bij nieuwbouwwoningen ook de koelbehoefte een belangrijk aandeel kan vormen. Het S-peil is dus net bedoeld om de koelbehoefte verder te beperken.
Het agentschap stelde ter ondersteuning van ontwerpers een aantal streefwaarden op die leiden tot een goed S-peil. Als op één waarde slecht wordt gescoord, kan dat worden gecompenseerd door het beter te scoren bij andere aspecten. Die streefwaarden komen voor veel karakteristieken al overeen met de gemiddelde gebouwenwaardes in de EPB-databank. Op dit moment zijn er dus geen wetenschappelijke indicaties dat S28 niet haalbaar zou zijn. Mijn voorganger, Bart Tommelein, heeft inderdaad aangekondigd dat dat S28-peil verder zou worden onderzocht, op basis van werkelijk ingediende aangiftes. Aangezien het S-peil nog maar sinds 2018 werd ingevoerd, zijn er intussen echter nog maar weinig EPB-aangiftes ingediend. Het agentschap heeft in zijn ontwerpevaluatienota van juli 2019 dan ook voorgesteld om dit verder op te volgen en zo snel mogelijk deze analyses uit te voeren, om dan het eisniveau opnieuw te evalueren. Mijn kabinet zal op korte termijn met het agentschap zijn ontwerpevaluatienota bespreken. Ik plan om begin 2020 een voorstel van beslissing omtrent de nota aan de Vlaamse Regering voor te leggen.
Collega Bothuyne, alweer een vraag voor opvolging.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Wel, er is werkzekerheid voor deze commissie, denk ik. Minister, dank u wel daarvoor.
Dit is een belangrijk onderwerp. De kostprijs van nieuwbouwwoningen is iets dat in het publieke debat heel nadrukkelijk naar voren komt de jongste tijd, en ik denk dat dat heel terecht is. Ik ben blij dat er al analyses zijn gemaakt. Ik twijfel er niet aan dat het S-peil nuttig is op zich als norm. De vraag is of de verstrenging nuttig is. Ik begrijp ook dat u zegt dat dat technisch haalbaar is. De vraag is: is het financieel haalbaar, en is de milieuwinst die we boeken met de verstrenging nog van dien aard dat de extra investering die er toch hoe dan ook nodig is om dat te bereiken, de moeite waard is? Dat is het soort evaluatie dat ik dan van u verwacht tegen begin 2020 om tot een goede beslissing te komen.
Ik denk dat we aandacht moeten hebben voor de prijsevolutie van nieuwbouw. Nieuwbouwwoningen zijn per definitie de meest performante woningen. Maar als we ze uit de markt gaan prijzen, dan gaan we ook zaken bewerkstelligen die onwenselijk zijn.
Minister, ik vraag dat u een grondige evaluatie doet, vooral van de financiële en maatschappelijke baten en kosten van die verdere verstrenging van het E-peil en niet alleen van de technische mogelijkheid om het te realiseren.
U verwijst naar een analyse die is gemaakt door het Vlaams Energieagentschap (VEA). Kunt u die ter beschikking stellen van de commissie zodat we een zicht krijgen op wat daar is voorzien?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Het is een nuttige vraag. Ik vraag me af of het niet interessant kan zijn om bijkomend te onderzoeken of een dergelijk maximaal S-peil niet kan worden gebruikt per gebouwtypologie. De bouwheer beslist niet of je in een open bebouwing, een halfopen bebouwing of in een appartementsgebouw gaat wonen. Je bent gebonden aan een aantal voorwaarden die de gemeente oplegt. Maar dat bepaalt eventueel wat technisch mogelijk is. Kan het mee onderzocht worden of we per gebouwtypologie een maximaal S-peil kunnen bepalen waardoor je wel met verschillende normeringen zit, maar we iets meer de realiteit kunnen benaderen?
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, dank u voor het antwoord. Wat aangegeven wordt, is wel correct. Ik denk dat we er eerder moeten naar streven om die verplichting deels los te laten. De efficiëntie van een E-peil van 30 en een S-peil van 28 is minimaal. Destijds is aangegeven dat het kosten-batenevenwicht ongeveer rond een peil van 60-65 ligt. We zitten daar dan een heel stuk onder. Als men eventueel de verplichting zou leggen op dat getal, dan zou ik daar nog mee kunnen leven. Vanmorgen hoorde ik nog op Radio 1 dat als men tegemoet wil komen aan de kleinere woningen, van 100.000 tot 150.000 euro, en als je dat peil handhaaft, dat dit dan gewoon niet haalbaar is. Voor de mensen die hier zitten, is dat financieel haalbaar, maar voor de gewone burger is dat gewoon niet haalbaar. De vraagsteller geeft aan dat dat voor het klimaat is. Dat mag hij denken, maar ik denk dat het eerder voor de burgers zelf is om de vaste kosten, die dan naderhand aan de woning vasthangen, te verlagen en zo efficiënt mogelijk te houden voor onze bevolking. Ik denk dat daar de aandacht naartoe moet. Als je dan een bepaalde norm aangeeft die vrij efficiënt kan worden toegepast, tot daaraan toe. Dat men dan ook nog eventueel wat sleutelt aan de btw van die materialen – maar dat is een federale bevoegdheid – tot daar aan toe. Maar ik pleit er eerder voor om die verplichting van die strengere norm los te laten.
Minister Demir heeft het woord.
Ik kan alleen maar zeggen dat ik het meeneem in de evaluatie. Ik deel ook de bezorgdheden die hier zijn geuit. Ik zal een goed evenwicht moeten zoeken tussen enerzijds de klimaatdoelstellingen halen en anderzijds de betaalbaarheid garanderen voor mensen die een woning kopen of renoveren. Dat zal een evenwichtsoefening zijn die ik in die nota zal moeten meenemen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik wil de minister bedanken voor haar zeer genuanceerde houding. Enerzijds, anderzijds, het klinkt zeer goed, minister. De bezorgdheid voor de portemonnee van de Vlaming moet samengaan met de ambities voor het klimaat.
In dezen lijkt een verstrenging van het S-peil mij discutabel te zijn. Ik kijk uit naar de evaluatie en analyse die, zo veronderstel ik, worden ter beschikking gesteld via de commissie. We gaan dan ongetwijfeld het debat verder zetten op basis daarvan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.