Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, we vernamen recent dat de stad Oostende een arbeidspact heeft gesloten om de hoge werkloosheid in de stad aan te pakken, samen met Economisch Huis Oostende en VDAB. Men probeert op die manier meer mensen uit de armoede te halen door ze aan een job te helpen. De werkloosheidspopulatie in die stad is immers heel divers: 20 procent heeft een taalachterstand Nederlands en een op drie is langer dan twee jaar werkzoekend.
Met dat pact wil men eigenlijk al die facetten aanpakken. Men wil de werkzoekende screenen op competenties of het aanbieden van interne bedrijfsopleidingen, maar men heeft ook aandacht voor het aspect van werkbaar werk en inactiviteitsvallen. Dat gaat dan bijvoorbeeld over flexibele kinderopvang of het behalen van een rijbewijs. Dat gaat dus heel ver, is zeer omvattend.
Dat pact is natuurlijk een mooi voorbeeld van wat ook in het regeerakkoord staat, namelijk dat men de samenwerking tussen VDAB en lokale besturen verder wil versterken, om op die manier te komen tot een maximale activering.
De inkt van het regeerakkoord was nog niet droog of Bart Tommelein was het al aan het uitvoeren. We kunnen dat alleen maar toejuichen en we kunnen misschien ook aan andere steden en gemeenten suggereren om dat voorbeeld te volgen.
Minister, hoeveel dergelijke overeenkomsten heeft VDAB momenteel al afgesloten met steden en gemeenten? Ziet het er naar uit dat dit uitgebreid zal worden op korte termijn? Zijn er misschien al nieuwe overeenkomsten in onderhandeling? Zal VDAB zelf ook de stap zetten naar lokale besturen om dergelijke samenwerking op poten te zetten? Zo ja, welke parameters zullen daarvoor gebruikt worden? Zijn er misschien al lessen die VDAB heeft getrokken uit dergelijke overeenkomsten die dan gebruikt kunnen worden voor kleinere gemeenten? Niet elke gemeente zal immers in staat zijn om zo'n pact te sluiten. Misschien zijn er zaken die uit die pacten komen die misschien wel gemakkelijk te implementeren zijn in kleinere gemeenten. Zijn er manieren waarop we steden en gemeenten kunnen belonen voor hun inspanningen als ze zo'n pact sluiten en het beter gaat met de werkloosheid in hun stad? Is er een manier waarop VDAB lokale besturen die inactief blijven op dat vlak, kan aanmanen om hun beleid bij te sturen?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Ongena, VDAB heeft mij meegedeeld dat tot op vandaag – in de praktijk is dat tot eind 2018; ‘vandaag’ is dus een rekbaar begrip en de overeenkomst van de heer Tommelein zit daar niet tussen – reeds 27 overeenkomsten zijn afgesloten met lokale besturen of een cluster van lokale besturen. Ik vind dat persoonlijk ontzettend weinig, als ik zo vrij mag zijn om deze appreciatie mee te geven. Lokale besturen en de samenwerking met VDAB zijn onontbeerlijk om meer mensen aan de slag te krijgen. We moeten daar niet flauw over doen. Ook het halen van de doelstelling zal mee afhankelijk zijn van de assertiviteit om met veel partners te werken en zeker met lokale besturen.
Ingevolge de start van de nieuwe lokale legislatuur werden deze overeenkomsten sinds begin 2019 opnieuw besproken en geüpdatet, want soms zijn er ook nieuwe politieke coalities in die gemeenten actief. Deze overeenkomsten worden ook aangepast op basis van de actuele recente arbeidsmarktanalyses.
Er wordt ook rekening gehouden met de ambitie van de Vlaamse Regering om veel Vlamingen naar een job toe te leiden. VDAB geeft ook mee dat zowel het afsluiten van nieuwe overeenkomsten als, waar mogelijk, het verruimen en concretiseren van de bestaande samenwerkingsovereenkomsten, een bottom-upverhaal is. Het gaat hier wel altijd om een dialoog met een duidelijke wisselwerking tussen VDAB en de lokale besturen.
Naast het vernieuwen van samenwerkingsovereenkomsten consulteert VDAB ook andere steden en gemeenten om een actieplan werkzaamheidsgraad vorm te geven, al dan niet kaderend in zo’n samenwerkingsovereenkomst. Dit gebeurt op twee manieren. Enerzijds proactief, waarbij VDAB zich volop op de centrumsteden richt omdat daar de werkloosheid het hoogst is. Anderzijds ook reactief naar die lokale besturen of clusters van lokale besturen die VDAB zelf contacteren met een vraag tot samenwerking. Het doel is natuurlijk om dit met heel veel lokale besturen, zo niet alle, te doen. Zeker daar waar nog veel activeringspotentieel is en waar de grootste winst te boeken is, moeten we daar snel werk van maken.
Hoe gaat dit nu concreet in zijn werk? VDAB zegt mij dat er ondertussen in elke provincie stappen zijn gezet om de vroegere overeenkomsten te vernieuwen of om nieuwe steden en gemeenten te contacteren. Dit is dus volgens deze strategie: de centrumstad is assertief en zij die zich aanbieden, zijn reactief.
In elke provincie is er één provinciale netwerkmanager lokale besturen en één stadsmanager voor de grootsteden Antwerpen en Gent. Via een maandelijks centraal VDAB-overleg worden goede praktijkvoorbeelden uitgewisseld. Daarnaast heeft VDAB het overleg met de OCMW’s in regionale lerende netwerken versterkt. Op die manier worden lokale besturen in hun lokaal arbeidsmarkt- en tewerkstellingsbeleid bijgestaan.
Ik heb het al gehad over de volgorde. Ik vind die strategie wel goed.
Dan had u een vraag over het belonen en/of bestraffen van gemeentebesturen die wel of niet positieve of negatieve resultaten behalen. Dat is nu nog te vroeg, want als je nog geen overeenkomst hebt met iedereen kun je moeilijk al beginnen te belonen of te bestraffen. Er wordt nu prioritair werk gemaakt van het in kaart brengen en transparant maken van alle relevante gegevens inzake activering op lokaal gemeentelijk niveau.
Ik geef enkele voorbeelden. Wat is de uitstroom vanuit de sociale economie naar de reguliere sector? Wat is de doorstroom vanuit wijk-werken? Welke sociaaleconomische data zijn voorhanden, bijvoorbeeld het aantal leefloners in een bepaalde gemeente? Op basis van die data willen we een instrument maken waarmee een lokaal bestuur aan de slag kan om concrete acties op touw te zetten inzake die verhoging van de werkzaamheidsgraad. Want wat voor Torhout kan werken, werkt niet noodzakelijk voor Oostende. En wat voor Oostende werkt, werkt niet noodzakelijk voor Torhout. We zullen diverse instrumenten en elementen nodig hebben.
Het komt er dus op aan om nu eerst goed het adagium ‘meten is weten’ tot uitvoer te brengen en ervoor te zorgen dat er overeenkomsten zijn met lokale besturen. Dan kunnen we aan de slag. Maar, collega Ongena, we weten allebei dat de doelstelling zeer ambitieus is. Ik weet ook dat het zonder actieve samenwerking tussen lokale besturen en VDAB niet zal lukken.
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik ben blij dat u het ermee eens bent dat die lokale besturen een heel belangrijke rol spelen en dat die 27 eigenlijk te mager is. We verwachten de komende jaren heel veel van VDAB. Ik denk dat ze dit mee op hun lijstje mogen zetten en moeten proberen om meer steden en gemeenten ervan te overtuigen om zo’n pact te sluiten. Ik denk namelijk dat het succes van zo’n pact net ligt in een globale aanpak, waarbij ook zaken als kinderopvang betrokken worden.
De heer Ronse heeft het woord.
Zeer kort. Ik denk niet dat we een fetisj mogen maken van het aantal pacten dat gesloten werd. Ik denk dat de pragmatische samenwerking op het terrein soms belangrijker is dan de symboolwaarde van een overeenkomst. Niettemin is het goed dat er op een systematische wijze wordt gewerkt. Ik roep vooral op om in die overeenkomsten zeker en vast te focussen op leeflooncliënten, omdat dat kadert in de bredere strategie die we in het regeerakkoord hebben meegegeven, namelijk het bereiken van de inactieven. Waar mogelijk moeten zelfs mensen die langdurig ziek zijn bereikt worden, want die komen soms ook in aanraking met die gemeentelijke contactpunten. Dat is een doelgroep die niet meteen wordt geassocieerd met dat type overeenkomst. We moeten daar dus zeker ook aandacht aan besteden.
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
Het is goed dat zo’n arbeidspact niet louter een aankondigingspolitiek betreft. Er zullen concrete maatregelen en doelstellingen nodig zijn opdat zo’n initiatief succesvol is.
Ten tweede heb ik ook begrepen uit de uitleg van de mensen van VDAB dat ze bereid zijn om de verbetering van de samenwerking met de lokale besturen grondig te bekijken.
Het is positief aan een dergelijk initiatief dat alle relevante spelers in het veld samenwerken, niet alleen de klassiekers zoals de werkgeversorganisaties, vakbonden, lokale besturen en VDAB. Dat kan voor CD&V nog breder gaan, met het betrekken van de welzijnsorganisaties, sociale economie en socioculturele organisaties.
Ten slotte, er wordt hier gesproken over de grotere steden als Oostende en Gent. Die hebben de omvang, de schaal om een dergelijk arbeidspact op poten te zetten. Ze hebben duidelijk ook meer financiële slagkracht. We moeten ons dus de vraag stellen hoe we kleinere lokale besturen kunnen doen samenwerken om gelijkaardige initiatieven op poten te zetten en hoe VDAB deze kleinere lokale besturen ook kan mee ondersteunen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Er is in 2018, denk ik, een audit uitgevoerd over de samenwerking tussen VDAB en lokale besturen. Ik heb daarin gelezen dat de lokale besturen niet onverdeeld positief waren over het aanbod. Dan druk ik me nog genuanceerd uit.
Er is heel veel ruimte voor verbetering. Ik lees nu in het regeerakkoord dat er heel veel wordt ingezet op de impact van de lokale besturen inzake het toeleiden van mensen naar de arbeidsmarkt – zeker leefloners, maar ook andere inactieven. We hebben dus een aantal overeenkomsten. Die zijn echter, zoals u zelf zegt, te beperkt in aantal. Ook de kwaliteit is blijkbaar niet van die aard dat iedereen er tevreden over is. Misschien moeten we die evaluatie van de audit toch meenemen en het over een andere boeg gooien om de vele opdrachten die het regeerakkoord toekent aan die lokale besturen beter te kunnen realiseren.
Minister, ik heb over dit onderwerp al heel wat vragen gesteld aan uw voorganger. Die zei vorig jaar nog dat met bijna alle lokale besturen en OCMW’s een samenwerkingsovereenkomst tussen VDAB en de betrokkenen was gesloten. De praktijk blijkt inderdaad anders te zijn; dat blijkt ook uit de audit die vorig jaar is gebeurd.
Niet alleen het kwantitatieve maar ook het kwalitatieve aspect is bijzonder belangrijk. We moeten ernaar streven om met elk lokaal bestuur en hun partners, zoals de heer Vanryckeghem al zei, een samenwerking aan te gaan. Dat is essentieel om de doelstelling van dit regeerakkoord te verwezenlijken en vooral om op maat te werken van die lokale besturen. Er wacht u een grote opdracht, minister.
Minister Crevits heeft het woord.
Een aantal mensen hebben al geantwoord op de vragen van anderen. Dat is handig voor mij. Velen onder jullie zitten al lang in deze commissie en zijn dus ervaringsdeskundigen. Mijnheer Vanryckeghem, dat geldt niet voor u, ik ben even kakelvers al u, en het is goed om daar ook met een frisse blik naar te kijken.
Er wordt uiteraard rekening gehouden met de audit. Kleine gemeenten kunnen clusteren, zij staan er niet alleen voor maar kunnen samengaan met vijf of zes gemeenten.
Mijnheer Ronse, ik vind die samenwerkingsafspraken wel van belang omdat men dan gestructureerd kan werken. VDAB moet zorgen voor een goede data-uitwisseling zodat een lokaal bestuur weet wat het profiel is en wat de nuttige instrumenten zijn. We moeten daar echt forser op inzetten wanneer we willen dat iedereen gelukkig wordt van de samenwerking. Wanneer we nagaan wie het meest in staat is om te helpen activeren, dan vormen die lokale besturen en OCMW’s echt wel een enorm potentieel dat kan worden aangeboord om mensen in een werkhouding te krijgen. Ik zou toch proberen daar zoveel mogelijk gebruik van te maken.
Sowieso zullen we de samenwerkingsverbanden met de lokale besturen ondersteunen om de kleinere aan bod te laten komen. Dat er echter ruimte is voor verbetering, is een sentiment dat we allemaal delen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.