Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over zwerfjongeren en sofaslapers
Verslag
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, zoals u weet zijn sofaslapers of sofasurfers jongeren die wegens dakloosheid en/of thuisloosheid liever de nacht doorbrengen bij vrienden, familie, kennissen, hun netwerk, soms zelfs bij mensen die ze amper kennen. Als ze daar geen plekje vinden, slapen ze zelfs op straat, met alle gevolgen van dien.
Volgens een onderzoek van de KU Leuven, ‘Het monitoren van dakloosheid in België’, bedraagt het aandeel jongvolwassenen tussen de 18 en 25 jaar ongeveer een kwart van het geheel. Een artikel in De Standaard vorige week spreekt zelfs van 1500 jongeren die jaarlijks hun weg zoeken naar de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s). Een belangrijke subgroep bij die jongvolwassenen zijn de sofaslapers. Er is natuurlijk geen zicht op over hoeveel jongeren het precies gaat. We hebben wel iets meer zicht op het aantal jongeren dat zich bij de CAW’s aanmeldt of dat effectief op straat slaapt en leeft. Daar hebben we cijfers over, maar niet over het aantal sofaslapers, wat toch een precaire groep blijkt te zijn. Die telling is heel wat moeilijker.
Een andere bezorgdheid is dat deze groep jongeren tussen de 18 en 25 jaar vaak door de mazen van het net valt. Ze zijn te oud, wettelijk gezien toch, om aan te kloppen bij de jeugdhulp, terwijl ze vaak wel dezelfde noden hebben en ook nog dezelfde ondersteuning nodig hebben als een minderjarige. Aan de andere kant lijken ze ook te jong om hun weg te vinden naar de CAW’s. Jongvolwassenen lijken ook niet echt thuis te horen binnen de thuislozenopvang van een CAW dat enkel bed, bad en brood aanbiedt en waar die extra begeleiding, die die jongeren nodig hebben, ontbreekt.
Binnen de CAW’s zijn er natuurlijk wel opvangmogelijkheden specifiek gericht op deze groep, maar die plaatsen zijn redelijk beperkt. Ook hier kunnen ze niet van vandaag op morgen opgevangen worden. Maar dit terzijde. Dat is misschien ook een andere discussie.
Tegen de achtergrond van die sofaslapers had ik graag een aantal vragen gesteld. Hoe evalueert u de moeilijke registratie en het moeilijk bereiken van de zogenaamde sofaslapers? Bent u bereid om ter zake maatregelen te nemen? Wat zijn deze maatregelen? Wie zijn hier volgens u de belangrijkste partners? Ziet u hierin een overkoepelende en coördinerende rol weggelegd voor de CAW’s?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik wil het ook hebben over die zwerfjongeren die ook sofaslapers worden genoemd. Deze week kwamen zij zelf aan het woord. Ze hebben het gebrek aan toegankelijke zorg aangeklaagd. Ze zijn dankbaar als een OCWM-begeleider hen kan helpen, maar kaartten ook op dat vlak de willekeur in de begeleiding aan.
Zij veroorzaken geen grote, maatschappelijk direct zichtbare overlast en zijn eigenlijk onzichtbaar, ook voor de hulpverlening, maar hebben wel steun nodig om echt zelfstandig te kunnen worden. Ik sluit me aan bij mijn collega: bij eerdere bevragingen werden deze zwerfjongeren niet als aparte categorie geregistreerd.
Minister, overweegt u om deze jongeren wel te registreren om hen beter te kunnen opvolgen en om het huidige beleid na verloop van tijd te kunnen evalueren? Welke concrete maatregelen voorziet u deze legislatuur om deze jongeren te helpen?
Minister Beke heeft het woord.
We zijn ons bewust van het voorkomen van woonproblemen, in het bijzonder bij de groep jongvolwassenen. 53 procent van de jongvolwassenen die hulp zoeken bij het CAW, geeft aan dat ze woonproblemen hebben. We hebben echter geen duidelijk zicht op het aantal sofaslapers, en het is ook heel moeilijk om een structurele registratie op te zetten van opvang die zich in de privésfeer afspeelt.
Wel plannen de CAW’s om de vier jaar een bevraging te doen naar het profiel van hun CAW-cliënten. In een dergelijke bevraging moet het mogelijk zijn om aan te duiden dat je bij vrienden/familie overnacht omdat er geen andere oplossing mogelijk is. Wanneer deze bevragingen van start gaan, zal het mogelijk zijn om op basis van de resultaten trends te identificeren in het profiel van CAW-cliënten, en het beleid daar verder op af te stemmen. Het zal echter sowieso slechts gaan om een vierjaarlijkse steekproef, die dus niet kan worden gezien als een echte continue registratie.
Geen allesomvattende registratie hebben over dit fenomeen, moet ons er echter niet van weerhouden om toch acties te ondernemen voor deze doelgroep van kwetsbare jongvolwassenen. In de vorige legislatuur werd een actieplan jongvolwassenen uitgewerkt voor jeugdhulpverlaters. In dit actieplan wordt veel belang gehecht aan de overgang van jeugdhulp naar volwassenheid, door zowel actie vóór als na de uitstroom te implementeren zodat de hulpverlening aan deze doelgroep wordt versterkt. Het thema wonen is een belangrijk onderdeel van dit actieplan, en hiervoor werd afgestemd met het globaal plan dak- en thuisloosheid van het algemeen welzijnswerk.
Een van de concrete maatregelen is het inzetten van begeleiding aan jeugdhulpverlaters. Dit richt zich op kwetsbare minderjarigen of jongvolwassenen die zich vaak in complexe situaties bevinden, moeilijk aansluiting vinden en daardoor een grote kans lopen om dakloos te worden. Het gaat daarbij zowel om jongeren die de jeugdhulp verlaten als jongeren die geen jeugdhulpverleden hebben, maar door hun problematische situatie op een scharniermoment in hun leven thuisloos worden. Kenmerkend is de structurele intersectorale samenwerking tussen het aanbod jeugdhulp en de volwassenenhulpverlening. Daarnaast gaan CAW’s meer ‘outreachend’ en vindplaatsgericht werken om op die manier ook jongvolwassenen die eerder onzichtbaar blijven, te kunnen bereiken.
Daarnaast creëerde de vorige minister ook kleinschalige woongelegenheden en wooneenheden, als een schakel tussen de residentiële zorg en het zelfstandig wonen. In die kleinschalige wooneenheden wonen jongvolwassenen samen in een soort cohousing, met begeleiding vanuit de jeugdhulp, om de overgang tot zelfstandigheid goed te kunnen omkaderen. Het agentschap Opgroeien geeft ook veel aandacht aan partnerschap met lokale besturen, de OCMW’s, in het bijzonder in het sensibiliseren van de lokale besturen bij het implementeren van het standpunt van de Programmatorische Overheidsdienst (POD) Maatschappelijke Integratie, zoals de mogelijkheid om jongeren een leefloon als alleenstaande toe te kennen in cohousingformules.
Ook het Vlaamse regeerakkoord vermeldt een engagement om de bijzondere aandacht voor de doelgroep jongvolwassenen voort te zetten. Innovatieve vormen van wonen ontwikkelen blijft daarbij een prioriteit, maar evenzeer moeten we inzetten op partnerschappen met andere beleidsdomeinen, zoals huisvesting, werk, onderwijs, jeugdwerk, omdat deze kwetsbare jongvolwassenen met hindernissen op diverse levensdomeinen, niet alleen wonen, worden geconfronteerd. De beste aanpak voor deze kwetsbare groep is er een die inzet op al die verschillende facetten. Dat is een aanpak waarmee het agentschap Opgroeien middels een Europees project, genaamd A Way Home, ook al in Antwerpen aan het experimenteren is. We streven ernaar om dit ook in andere provincies uit te rollen.
Een voorbeeld van een concrete actie waar die intersectorale samenwerking een centrale rol speelt, is ‘wonen met begeleiding’. Sociale verhuurkantoren stellen woningen ter beschikking die door hulpaanbieders worden gehuurd. Deze zorgaanbieders werken intersectoraal samen en delen de verantwoordelijkheid voor deze jongvolwassenen. Door dergelijke partnerschappen te sluiten, remediëren we meteen op verschillende levensdomeinen, wat de kansen vergroot voor deze jongvolwassenen om hun leven in die kwetsbare scharnierleeftijd verder uit te bouwen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord.
Ik ben heel blij te horen dat u zich bewust bent van deze problematiek en dat u bereid bent om hierin maatregelen te nemen.
U hebt het zelf even aangehaald, maar ik wil zelf ook even het belang van een geïntegreerd beleid, haast beleidsoverschrijdend, benadrukken. Want die problematiek situeert zich inderdaad niet enkel binnen deze bevoegdheid. Plant u in de nabije toekomst overleg met uw collega’s van de Vlaamse Regering over dit onderwerp?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik hoor dat u een aantal plannen aanhaalt, onder andere het Actieplan Jeugdhulpverlaters. En u hebt het ook over het feit dat er kleinschalige wooneenheden worden gebruikt. Wat het registreren betreft, wil ik er ten eerste wel op wijzen dat we dit pas echt kunnen evalueren als deze legislatuur al bijna voorbij is. Wat kunnen we in de tussentijd doen? Dit geeft ons eigenlijk geen zicht op wat daar gebeurt, en dat betekent dat we deze vraag binnen vijf jaar opnieuw kunnen stellen.
Ten tweede hebt u het specifiek over de kleinschalige wooneenheden. Dat is wel wat ironisch, want een van de jongeren die aan het woord kwam, had het specifiek over die wooneenheden. Ze werd daar niet genoeg opgevolgd en voelde zich daar verloren, en net daardoor is zij beginnen te zwerven. Dat betekent dat het huidige beleid tekortschiet.
Ik ben een afgevaardigde uit Brussel, en ik zie ook in die grootstedelijke context dat het voor sommige mensen gemakkelijk is om onder de radar te verdwijnen. Die jongeren zelf halen de willekeur bij de OCMW’s aan. Ze zeggen dat ze soms geluk hebben met de persoon die ze aantreffen, en dan worden ze warm ontvangen en geholpen. Maar soms worden ze ook weggestuurd.
Ik merk dat er in dit regeerakkoord een sterke wil is tot decentralisering. Ik vraag mij af hoe u dit probleem van willekeur wilt aanpakken, als coördinerende en overkoepelende overheid. Hoe gaat u ervoor zorgen dat elke jongere daar – terecht – een warm onthaal krijgt?
Ten tweede zijn het vaak de laagdrempelige CAW’s die die jongeren regelmatig over de vloer krijgen – u haalde het zelf al aan. Het zijn ook de CAW’s die hier actie over hebben gevoerd, en die aan de alarmbel hebben getrokken. Maar ik lees dat u net flink wilt besparen op die CAW’s. Toch wordt er meer werk verwacht: meer registratie, meer outreachend werk. Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat zij hun functies rond detectie en laagdrempelige hulp kunnen blijven uitvoeren? Als ze die functies niet meer kunnen uitvoeren, dan dreigt er een nog grotere onzichtbaarheid van dit soort leed. Dan zullen hele groepen onder de radar belanden, net zoals deze jongeren.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, ik sluit mij graag aan bij de vraagsteller. Het gaat hier duidelijk om een geval van woonnood. Dit zijn de meest precaire bewoners van onze samenleving, en die moeten we, als sterke overheid in een warme verzorgingsstaat, zeker helpen.
Ik wilde graag twee elementen uit het regeerakkoord aanhalen, die de hulpverlening voor deze mensen eerder lijken tegen te werken. Er is enerzijds het puntensysteem van de toewijzing bij de sociale verhuurkantoren, dat afgeschaft wordt. We zien dat 54 procent van die toewijzingen op basis van woonnood gebeurt. Daarbij bestaat 46,4 procent uit dak- en thuisloze mensen, die via die weg toegang kunnen krijgen tot sociale huisvesting.
Ten tweede is er de lokale binding. De regelgeving rond het aantal jaar dat men in een gemeente moet wonen om recht te hebben op een toewijzing, wordt verstrengd. Maar van deze groep is geweten dat zij zeer mobiel zijn, en niet gebonden zijn aan een vast domicilie. Voor hen is het dan ook net heel moeilijk om aan die voorwaarde te voldoen. Er worden dus extra drempels ingebouwd voor de meest kwetsbaren.
Vorige week vermeldde u in de plenaire vergadering al de befaamde noodwoningen. En dit is echt de essentie van beleidsoverschrijdende bevoegdheden: dit is het kruispunt tussen wonen en welzijn. Vreest u niet dat dit regeerakkoord, en de stopzetting van het puntensysteem in de sociale verhuurkantoren, de kans op sofaslapers net zal vergroten? Wat is de achterliggende doelstelling van het doorsnijden van de doorstroming van dak- en thuislozen naar de sociale woonsector? Wat gaat u wel doen om een structurele woonoplossing te vinden voor deze groep?
U zult dan wellicht naar de noodwoningen verwijzen, maar die zijn in principe tijdelijk. En we zien ook dat 22 procent van de mensen die op basis van woonnood een sociale woning krijgen toegewezen, net uit een dergelijke noodwoning komt. Ik heb dan ook het gevoel dat we richting een vicieuze cirkel dreigen te evolueren. Minister, ik ben benieuwd naar uw reactie.
Minister Beke heeft het woord.
Hier zijn verschillende elementen aangehaald, die natuurlijk mijn bevoegdheid te buiten gaan. Maar in het kader van armoedebestrijding – en dit is daar zeker een onderdeel van –moeten die zaken wel samen worden aangepakt. We moeten streven naar een overkoepelende aanpak, waarbij ook de specifieke problematiek rond huisvesting aan bod komt.
Er zijn een aantal nieuwe initiatieven. Ik heb daar kritische opmerkingen over gehoord omdat ze niet beantwoorden aan de oorspronkelijke verwachtingen. We zullen dit zeker moeten meenemen in de evaluatie van deze initiatieven.
Wat de sociale woningen betreft, kan ik verwijzen naar het regeerakkoord, naast het feit dat ik de ambitie heb om over armoede te praten met mijn collega-ministers. In het regeerakkoord staat dat er extra investeringen voor sociale huisvesting zijn en wordt er expliciet naar die doelgroepen verwezen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik heb er niet echt iets aan toe te voegen. Ik ben wel benieuwd naar de evolutie van de aanpak en de extra maatregelen die er eventueel nog zullen komen.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik heb niet echt een antwoord gehoord op mijn bijkomende vraag. Wat de CAW's betreft, zou ik toch graag een antwoord hebben. De CAW's zijn laagdrempelig en mensen kunnen er onmiddellijk binnen en hebben geen schroom, terwijl het bij de OCMW's heel anders is. Dit geldt niet alleen voor sofaslapers, maar gaat veel breder. Kunt u hierop een antwoord of een reactie geven, in combinatie met de geplande besparingen?
U hebt eigenlijk het laatste woord, maar wil de minister daar nog op antwoorden?
Ik wil er heel kort op antwoorden. De rol van de CAW's, een specialistische rol, blijft ook in de toekomst aanwezig.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.