Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het lerarentekort
Verslag
Goedemorgen collega’s, mijn naam is Karolien Grosemans. Ik wil jullie als voorzitter van harte welkom heten in deze Commissie voor Onderwijs. Dit is de eerste commissievergadering van deze legislatuur, een soort van aflevering 1.
Ik wil uiteraard ook Vlaams minister van Onderwijs, Ben Weyts, van harte welkom heten in deze commissie. Ik zie hier heel wat jonge gezichten, leerlingen van het secundair onderwijs, die een dag meedraaien in het parlement en in de commissies naar aanleiding van de YOUCA Action Day. Ik wens hun een heel boeiende dag toe. Ik heb zelf ook een exemplaar meegebracht.
Collega’s, we zijn hier met heel wat nieuwelingen. Ik heb gezien dat er in deze commissie slechts een drietal oudgedienden zijn. We zullen dus heel wat boterhammen moeten eten om snel bij te benen en om stevig mee te kunnen debatteren.
Er zullen ongetwijfeld wat ideologische tegenstellingen zijn. Dat wordt misschien al meteen duidelijk bij de eerste vragen. Maar ik hoop toch dat we hier op een positieve en constructieve manier kunnen samenwerken en dat we heel wat goeds op poten kunnen zetten voor ons onderwijs, voor onze leerkrachten en voor onze leerlingen.
Er staan twee punten op de agenda. Het tweede punt is de regeling van de werkzaamheden. Indien er vragen of onduidelijkheden zijn, kunnen die dan worden gesteld.
Nu vliegen we erin met punt 1, zes vragen om uitleg aan de minister. Mijnheer Vandenberghe, proficiat. U mag starten met de eerste vraag om uitleg. De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, welkom in de Commissie voor Onderwijs. Het is meestal een heel aangename commissie, met heel goede debatten. Soms en veelal worden de partijpolitieke zaken aan de kant gezet om inhoudelijk te debatteren in het belang van het onderwijs. Ik hoop dat het de volgende jaren ook op die manier kan gebeuren.
Gisteren hebben we in de plenaire vergadering, bij het stellen van de actuele vragen over onderwijs, gemerkt dat het ongelooflijk moeilijk is om ten gronde te debatteren. De commissie is toch wel de plaats bij uitstek om te debatteren over de vele uitdagingen die het onderwijs de volgende jaren te wachten staat en hopelijk op een constructieve manier tot resultaten te komen.
Mijn vraag om uitleg betreft een thema dat tijdens de vorige legislatuur ook voor heel wat beroering heeft gezorgd en heel vaak op de agenda heeft gestaan. Waarom? We zijn de vorige legislatuur geëindigd met een aantal vaststellingen. Zo is er jaarlijks een tekort van meer dan zesduizend leerkrachten. Er zijn te weinig mensen die kiezen voor een job in het onderwijs. Te veel van hen haken ook af, zodra ze in het onderwijs zitten, en ze haken veel te vlug af. Tot slot is er heel wat werkonzekerheid en een te hoge planlast.
Het huidige schooljaar is al ruim een maand bezig. Navraag bij schooldirecties leert ons dat ook zij nog steeds op zoek zijn naar 1200 leerkrachten. Vooral voor wetenschappelijke vakken, Frans en wiskunde zijn leerkrachten steeds moeilijker te vinden. Volgens VDAB-cijfers (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding) is het lerarentekort in vijf jaar tijd verdubbeld. Dat is nu in heel Vlaanderen zo. Vroeger was er in Limburg geen probleem, maar nu is leerkracht ook daar een knelpuntberoep geworden.
Om dit op te vangen gaan directeurs zelf terug voor de klas staan, worden zelfs gepensioneerde leerkrachten terug ingeschakeld en nemen leerkrachten extra klassen over, met alle planlast en andere gevolgen van dien. De komende jaren wordt vooral in het secundair onderwijs het tekort nog prangender. Tegen het einde van de regeerperiode, in 2024, zijn er elk jaar zesduizend extra leerkrachten nodig. Zesduizend. Dat is meer dan 10 procent meer dan in 2014.
De inschrijvingen voor de lerarenopleiding 2019-2020 tonen dat het aantal studenten in de lerarenopleiding in Vlaanderen inderdaad stijgt van 19.176 naar 21.984. Dat is waarschijnlijk ook een argument dat de minister zal aanhalen. Dat cijfer moeten we echter wat nuanceren. Een mogelijke verklaring voor die stijging is namelijk dat kandidaat-leerkrachten sinds dit schooljaar geen lerarenopleiding meer kunnen volgen in de centra voor volwassenenonderwijs, maar dat bij een hogeschool of universiteit moeten doen. Dat verklaart deels de stijging van dat cijfer.
Voor technische en wiskundige richtingen is er minder goed nieuws. De STEM-opleidingen (Science, Technology, Engineering and Mathematics) gaan er met bijna 2 procent op achteruit. En dat is een belangrijke groep van leerkrachten waarvoor er vandaag een belangrijk knelpunt wordt vastgesteld. 20 procent van de studenten in de lerarenopleiding is tussen 25 en 40 jaar oud. 7 procent is ouder dan 40. Veel mensen die leerkracht willen worden, komen dus uit een andere job. Uiteraard heb ik er niets op tegen dat die zij-instromers uit een andere job komen. Toch moeten we er aandacht voor hebben dat te weinig mensen initieel voor het beroep van leerkracht kiezen.
Daarom heb ik een concrete vraag. Minister, welke maatregelen zult u als kersvers minister nemen om die openstaande vacatures in te vullen? Vooral ook: welke tussentijdse creatieve oplossingen zult u nemen om dat probleem op heel korte termijn aan te pakken, zodat ons onderwijs niet in de problemen komt?
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, ik wil me aansluiten bij de uiteenzetting van de heer Vandenberghe. Ik zal niet alle cijfers die in mijn vraag stonden, herhalen, maar het tekort is groot. Ik heb niet de indruk dat wat hierover in het regeerakkoord staat, veel verandering inhoudt ten opzichte van de vorige legislatuur. Tijdens de vorige legislatuur werden er niet veel stappen in de juiste richting gezet. De heer Vandenberghe heeft het al gezegd: in vijf jaar tijd is het tekort volgens VDAB verdubbeld.
Ik zou nog iets anders willen benadrukken wat collega Vandenberghe nog niet aangehaald heeft. De afgelopen twee jaren zijn er heel veel acties geweest van leerkrachten, met onder andere de grootste actie van de afgelopen twintig jaar. Zij uiten hun ongenoegen over een veel te hoge werkdruk en een aanpassing van hun statuut. Ze zeggen zelf dat het leerkrachtenberoep onaantrekkelijker wordt omdat de overheid de voorwaarden van het statuut aanpast, met minder recht op pensioen en minder recht op loopbaanonderbreking. Dat zijn echter net dingen die ervoor zorgen dat die job draagbaar en aantrekkelijk is. Dat is een van de grote aantrekkingspunten van het beroep, namelijk dat je op tijd op pensioen kan, met een goed pensioen.
Ik heb eens bekeken wat er nu op tafel ligt. In het regeerakkoord staat dat de doelstelling om de planlast te verminderen door minder administratieve verplichtingen op te leggen. Dat is exact hetzelfde als wat in het vorige akkoord stond. Wat is daarmee gedaan? Er staat ook dat leerkrachten maximaal ingezet moeten worden in de klas. Wat wil dat concreet zeggen? Verder lees ik dat er een loopbaanpact gesloten zal worden. Dat was ook een belofte uit de vorige legislatuur die niet nagekomen is.
Mijn vragen zijn dus vergelijkbaar met die van collega Vandenberghe. Wat zult u concreet doen? De budgettaire ruimte om die beloftes waar te maken, lijkt mij zeer beperkt.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik vind dit een belangrijke eerste vraag bij de start van de werkzaamheden van deze commissie, omdat ze een thema behelst dat bij uitstek de focus is en moet zijn: de versterking van de positie van de leerkracht en meer respect en waardering voor de leerkracht. Het is niet omdat in vorige regeerakkoorden diezelfde ambitie werd geformuleerd, dat je dat vervolgens maar opzij moet schuiven. Het is niet omdat er maatregelen werden vooropgesteld in een vorig regeerakkoord, dat je nu moet zeggen dat we iets totaal anders gaan doen.
Nog even voor alle duidelijkheid: er wordt gesproken over het cijfer van zevenduizend leerkrachten. Dat is dan natuurlijk de aanwervingsbehoefte, wat nog iets anders is dan het tekort, maar dit terzijde.
In het regeerakkoord hebben we inderdaad verschillende maatregelen opgesomd waarmee we, in maximaal overleg, de volgende doelstellingen willen realiseren: We willen de status en de waardering van leerkrachten versterken om er zo voor te zorgen dat het lerarentekort wordt aangepakt.
Welke maatregelen zouden dat kunnen zijn? Ten eerste is dat inderdaad het verminderen van de planlast. We moeten ervoor zorgen dat leerkrachten datgene kunnen doen waarvoor ze uiteindelijk initieel bevoegd zijn, namelijk lesgeven en kennis overdragen. Hoe zien we dat verminderen van de planlast concreet? Wel, onlangs werd de inspectie hervormd. De inspectie heeft nu ook de taak om die planlast constant te monitoren en ook uitspraken te doen over manieren waarop die planlast naar beneden kan, door gewoon op het terrein aanwezig te zijn en dat te detecteren. Elke inspecteur moet dus een planlastinspecteur zijn. Er moet gekeken worden naar het resultaat en niet naar nodeloze rapporteringsverplichtingen.
Binnen de school moeten maatregelen genomen worden om die planlast te verlagen. We vragen ook een sterk engagement van de onderwijsverstrekkers. Planlastvermindering is natuurlijk een gedeelde verantwoordelijkheid. Het is op verschillende niveaus dat die planlast wordt veroorzaakt, niet alleen van overheidswege. Je ziet dat zowel de overheid als de koepels, netten en directies daar een verantwoordelijkheid in dragen, dus we willen bekijken hoe ieder op zijn eigen niveau kan zorgen voor een vermindering van de planlast.
Digitalisering kan vanzelfsprekend leiden tot een verlaging van de planlast. We activeren ook het meldpunt voor planlast en irriterende regeldruk. Dat is een beetje de aanpak van Kafka in het onderwijs.
Ten tweede willen het lerarenberoep ook opnieuw aantrekkelijk maken, door die focus op de kernopdracht. We willen een heel breed pact sluiten met stakeholders en aan tafel schuiven met een concreet, ‘dedicated’ budget van 100 miljoen euro, om te bekijken hoe we met een lerarenpact werk kunnen maken van die doelstellingen.
We hebben aandacht voor de werving van leraren, de aanvangsbegeleiding, de taakbelasting, de werkzekerheid van startende leraren, de professionalisering in het algemeen en de opleiding van directies. Dat hoort daar allemaal bij als doelstellingen.
We hebben gisteren al even het debat gevoerd – en ook die discussie wil ik met een betrekkelijk open vizier aanvatten – over de denkpiste waarbij we zeggen dat je misschien onder ogen moet zien dat het mogelijk een goede zaak zou zijn om de lat hoger te leggen en de toelatingsproef, als die er zou komen, bindender te maken dan vandaag het geval is.
De evaluatieprocedure van leerkrachten en directies is doorgelicht. Op basis van de aanbevelingen van onder andere het Rekenhof moeten we bekijken of we die procedure kunnen herzien, zodat we de status en de waardering van de leerkracht kunnen versterken en zodat we ook kunnen optreden tegen diegenen die het verpesten voor de rest en die, net vanwege hun disfunctioneren, de status en de waardering van de leerkracht aantasten. Dat moet altijd de pendant zijn. Je moet langs de ene kant ingrijpen, maar evengoed moet je kunnen zeggen: van diegenen die niet beantwoorden aan de verwachtingen, moeten we afscheid nemen.
De lerarenplatforms in het secundair onderwijs gaan we uitbreiden en ook netoverschrijdend organiseren. De kwaliteit van de educatieve opleidingen moeten we monitoren en waar nodig remediëren.
We versterken de vakkennis en de vakdidactiek, de kennis van het Nederlands, de omgang met kinderen met gedrags- en leerproblemen, de omgang met hoogbegaafdheid, de omgang met diversiteit in de klas en het opstellen van valide proeven. Dat zijn allemaal elementen die extra aandacht verdienen, zeker ook in het kader van de lerarenopleiding.
Het versterken van de zij-instroom kan absoluut een antwoord bieden op dat lerarentekort op iets kortere termijn. Als we spreken over maatregelen ten aanzien van de lerarenopleiding, hebben die natuurlijk altijd een uitgesteld effect, of alleszins met een uitgesteld relais.
Nuttige ervaring wordt vandaag enkel beperkt gehonoreerd voor praktijkvakken in technisch secundair onderwijs (tso) en beroepssecundair onderwijs (bso). De vraag is of we dat niet kunnen verruimen en of we dat ook niet gefaseerd kunnen aanpakken, want je spreekt dan natuurlijk over serieuze budgettaire consequenties – daar moeten we ook niet flauw over zijn – als we bijvoorbeeld de erkenning van de anciënniteit van nieuwe zij-instromers, zeker van knelpuntvakken, iets meer gaan waarderen.
We voeren duaal lesgeven in. Dat wil zeggen dat we stimuleren dat leraren en docenten tegelijkertijd les geven en in een bedrijf tewerkgesteld zijn. We breiden ook de mogelijkheid voor voordrachtgevers voor bepaalde opleidingsonderdelen uit.
De onderwijsmiddelen moeten in alle onderwijsniveaus prioritair ingezet worden waarvoor ze bedoeld zijn en waar de leerlingen die ze genereren, zich bevinden. Dat wil dus zeggen: in de klas en in de school. Daar willen we absoluut zorg voor dragen, dat de middelen die een bepaalde doelstelling hebben, uiteindelijk daarvoor gebruikt worden waarvoor ze bedoeld zijn.
Dat zijn tal van pistes die we vervat hebben. Ik denk dat dat wel eten en drinken biedt om te kunnen concretiseren en om daar samen met de stakeholders binnen het onderwijsveld concreet werk van te kunnen maken. En ik denk dat dit, zeker in correspondentie met de beschikbare budgettaire middelen, perspectief biedt om effectief iets te doen aan het lerarentekort en, daaraan gekoppeld, meer respect en meer waardering voor de leerkracht te creëren.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, ik voel me echt wat ongemakkelijk worden. U mag het mij niet kwalijk nemen, maar ik voel mij terug gekatapulteerd naar vijf jaar geleden. Hier wordt een bandje afgespeeld met waar we vijf jaar geleden al over hebben gedebatteerd, wat we hebben besproken en wat er allemaal is uitgeklaard.
Ik kom uit het werkveld. Er zijn al vele tientallen gesprekken gevoerd met leerkrachten, directies, ouders, personeelsleden en noem maar op.
Minister, er zijn in de commissie al diverse concrete plannen naar voren gebracht. Wat u nu hebt verteld, weten we al. We moeten dit niet weer vijf jaar lang herhalen. De knelpunten en problemen waarmee de mensen op het werkveld worden geconfronteerd, zijn al enkele keren ruim en correct in kaart gebracht. Dit is over alle partijgrenzen heen gebeurd. U begint die zaken nu opnieuw op te sommen. Mijn concrete vraag is echter wat u daar als minister aan zult doen.
Ik zal een paar voorbeelden geven. Uw voorgangster was een grote fan van planlastvermindering. Plantarra is een dode mus geworden. Er zijn een aantal initiatieven genomen, maar een aantal zaken zijn niet concreet uitgevoerd. U hebt gesproken over het voorzien van 100 miljoen euro om het beroep aantrekkelijker te maken. Dat is vooral voor de zijinstromers. Ik sta daarachter, maar u hebt een antwoord gegeven op de vraag hoe u het lerarenberoep weer aantrekkelijker zult maken.
U hebt verwezen naar symbooldossiers, zoals het M-decreet. We hebben daar vijf jaar lang over gedebatteerd. Dat heeft de leerkrachten heel wat werklast en problemen bezorgd, maar nu wordt het weer op de schop gezet. Alle leerkrachten zijn ongerust. Wat zal het worden? Ze hebben al veel energie in het inclusief onderwijs moeten steken. Wat zullen ze nu al dan niet moeten doen? U verwijst naar symbooldossiers, maar de leerkrachten en de directies willen rust.
Het onderwijsveld wil duidelijkheid voor de volgende jaren. Op welke wijze wilt u het beroep aantrekkelijker maken? Ik leg nogmaals de link met wat gisteren over de bindende instaptoets is gezegd. We hebben daar gisteren een debat over gevoerd. We zijn geen voorstander van die bindende proef, maar u moet ervoor zorgen dat het niveau van de lerarenopleiding stijgt. Er moeten goede leerkrachten worden afgeleverd die, zodra ze in het werkveld komen te staan goed worden opgevangen. U moet ervoor zorgen dat ze blijven en niet afhaken. Mensen die al langer in het onderwijs staan, moeten een goede omkadering krijgen, zodat ze hun job op lange termijn kunnen volhouden.
Dit is een greep uit de zaken die we allemaal samen hebben vastgesteld. Ik krijg van u geen concreet antwoord op de vraag hoe u dat de volgende jaren zult aanpakken. We krijgen nog eens een opsomming van zaken die we de voorbije jaren eigenlijk zelf al hebben vastgesteld.
De heer De Witte heeft het woord.
Voorzitter, ik was er de afgelopen vijf jaar niet bij, maar ik heb ook niet het gevoel dat veel concrete maatregelen zijn genomen. Ik zou graag twee vragen stellen over deze punten.
Minister, de versterking van de zijinstroom is een concreet punt waar we echt achterstaan. U wilt dat verruimen, maar kunt u hier iets meer over vertellen? Zult u de volledige anciënniteit in aanmerking nemen? Over welke leerkrachtenjobs gaat het exact? Momenteel is wat u beschrijft nog zeer vaag.
U wilt de onderwijsmiddelen in de klas en in de school. Is er al een evaluatie gemaakt? Het lijkt nu alsof veel middelen in het onderwijs slecht worden gebruikt, maar dat ze beter zullen worden gebruikt. Zo zal het dan worden opgelost. Is er al een evaluatie van het slecht gebruik van die middelen die beter zullen worden gebruikt? Voor mij is dat niet duidelijk. Als dat niet het geval is, zullen we niet kunnen toveren.
De inspecteur moet ook een planlastinspecteur zijn. Wat ik uit het werkveld hoor, is dat de inspectiediensten in de eerste plaats ook zwaar onderbemand zijn. Dat zijn heel kleine ploegen voor heel veel scholen. Indien u daar nog een taak aan toevoegt, klinkt het weinig realistisch dat we het probleem in de toekomst zullen oplossen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik denk dat het goed is dat deze vragen om uitleg vandaag aan bod komen. Zoals u gisteren hebt verklaard, gaat het om de kern van ons onderwijs. Ik heb gisteren, tijdens de plenaire vergadering, gezegd dat een leerkracht tijdens zijn carrière duizend leerlingen beïnvloedt. Dat is cruciaal. Het wordt prangend op het ogenblik dat er geen leerkracht is, want dan is er geen les. Dit is cruciaal.
Mijnheer Vandenberghe, ik vraag u, met alle respect, of u het Vlaams regeerakkoord goed hebt gelezen. We hebben met de meerderheid een uitgebreid debat gevoerd over al de maatregelen die in dat regeerakkoord staan. Het gaat om veel concrete maatregelen.
Ik denk dat het nu zaak is om die uit te voeren. Ik roep dan ook alle onderwijspartners op om dat effectief mee uit te voeren. Ik volg u voor een deel, Operatie Tarra tegen de planlast in het onderwijs was inderdaad een groot punt, maar toch zagen leerkrachten die niet verminderen. In de lagere school kwam er plots een nieuw leerplan zonder dat de nieuwe eindtermen zijn uitgerold, waardoor al die nieuwe doelen moesten worden gezocht. Ik denk dan ook dat de oproep terecht is en dat het nu moet gebeuren. Alle partners moeten hun verantwoordelijkheid nemen, om te vermijden dat ze achteraf komen klagen dat ze geen leerkrachten vinden.
Ik heb vandaag een bericht gekregen van een leerkracht Frans die geen vertalingen meer mag geven, terwijl dat net belangrijk is voor haar leerlingen. Dat zorgt ervoor dat die leerkracht haar werk niet graag meer doet. Dat zijn heel concrete zaken op het terrein waarin niet alleen de minister en het parlement maar ook de verschillende partners een rol spelen.
Vraag is ook hoe we mensen van elders maximaal kunnen aantrekken. De minister heeft een aantal voorbeelden gegeven. We moeten daar flexibel in zijn en alle partners gebruiken.
Voorzitter, hier zijn veel leerkrachten aanwezig en ik weet dat u ook nog leerkracht bent geweest. Minister, het is belangrijk om extern bloed binnen te krijgen en te behouden. Hoe ziet u die zijinstroom? Is dat voor alle vakken of vooral voor knelpunten? En wat zult u doen met die anciënniteit? Als u dat recurrent doet voor iedereen die is ingestroomd, dan komt er niemand binnen, want dat is onbetaalbaar. Ik hoop dat alle partners dat gezond verstand hebben.
De heer Laeremans heeft het woord.
Ik ben nieuw in deze commissie en heb nooit de tijd gehad om mij over deze vragen te buigen. Als je voor de klas staat, zoals ik meer dan dertig jaar heb gedaan, dan ben je bezig met lesgeven, huiswerk verbeteren enzovoort. Een van de elementen die hier al meermaals ter sprake is gekomen, is het loopbaanpact dat maar niet opgestart geraakte. Minister, kun u ons daar wat informatie over geven? Wanneer is dat opgestart en wat waren de knelpunten waarom dat niet voleindigd is? Ik denk dat de hele regering daarin een standpunt moest innemen en niet enkel de minister van Onderwijs. Waarom is dat niet gelukt en hoe ziet u dat?
Als leerkracht kreeg ik daar niet veel mee te maken, maar ik hoorde mijn directeur vaak klagen dat dat nog steeds niet in orde was. Ik denk dan ook dat het voor de directie van belang is, maar natuurlijk zal het ook voor de leerkrachten wel wat implicaties hebben. Kunt u ons zeggen hoe dat precies in zijn werk is gegaan?
De heer Bex heeft het woord.
Als jurist heb ik de ervaring dat mensen vaak zeggen: ik ben geen jurist maar…, en dan volgen er moeilijke vragen. Welnu, ik ben geen leerkracht, maar ik hoop dat ik hier toch iets mag zeggen.
Minister, in uw antwoord mis is vooral een sense of urgency. U somt inderdaad een waslijst van zaken op die gedaan zouden kunnen worden, maar ik mis de urgentie op een moment dat er nog altijd 1200 leerkrachten moeten worden gevonden om les te geven aan onze jongeren. Dat is echt problematisch, vandaar de vraag welke maatregel u op korte termijn wilt nemen, en dan heb ik het niet over de periode na de beleidsnota’s.
Meten is weten. Is het niet tijd, zoals mevrouw Meuleman heeft gesuggereerd, dat wij de tekorten die er zijn, sterk beginnen te monitoren? Alleen op die manier kunt u adequaat reageren op heel concrete noden. U zult hier immers veel tijd in moeten steken.
De heer Daniëls heeft het al gehad over de zijinstromers. U trekt 100 miljoen euro extra uit, maar hoeveel daarvan gaat naar die zijinstromers? Op die manier krijgen we misschien al een idee van wat er mogelijk is.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik denk dat we het hier kamerbreed eens zijn over het feit dat er een lerarentekort is. Ook het feit dat we goede leerkrachten voor de klas willen, wordt kamerbreed gedragen.
Persoonlijk denk ik, net als mijn collega’s, dat er al heel wat gebeurd is. We weten allemaal dat er geen wonderoplossingen bestaan. We kunnen niets uit onze toverdoos halen om het lerarentekort op te lossen.
Er is al veel gebeurd. Ik betreur het een klein beetje dat er wordt gedaan alsof er in de vorige legislatuur helemaal niets is gebeurd. Heel wat beslissingen worden nu pas uitgerold. Laat ons het effect daarvan toch heel even afwachten.
Er worden heel wat extra studenten ingeschreven in de lerarenopleiding. Ik durf het toch positief te zien. Ik denk dat we daar een mooie start hebben genomen.
Op 25 september heb ik verwezen naar de ‘war on talent’. Ik ben ervan overtuigd dat we niet alleen moeten kijken naar het beleid, maar dat ook het onderwijs zelf de handen uit de mouwen moet steken om zichzelf als interessante sector naar voren te schuiven. Ik heb toen de oproep gedaan om als commissieleden ons steentje daartoe bij te dragen. Ik hoop ook hier de positiviteit van onderwijs blijvend in het daglicht te stellen.
Er wordt gezegd dat er geen middelen worden uitgetrokken. Maar ik denk dat we met de 100 miljoen euro die wordt begroot in het regeerakkoord toch een belangrijke stap kunnen zetten.
Mevrouw El Kaouakibi heeft het woord.
Ik zal niet te veel in herhaling vallen. Er zijn al heel wat zaken gezegd waar ik het volledig mee eens ben.
De eerste is inderdaad de ‘sense of urgency’. Het is belangrijk dat we die allemaal goed aanvoelen, de minister incluis. En dat lijkt mij ook wel het geval te zijn. En dan moeten we dat heel concreet omzetten in een plan van aanpak. We weten dat er middelen voor worden uitgetrokken. We weten ondertussen dat er een bevraging is geweest. Het is belangrijk dat we gaan cocreëren met de juiste mensen. Ook wij, in deze commissie, kunnen daartoe bijdragen. Ik beschouw dit niet als de verantwoordelijkheid van de minister alleen. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Daarom zitten we ook in deze commissie. En ik wil er heel graag toe bijdragen om dit op een vrij korte termijn als een prioriteit aan te pakken en zo het lerarentekort terug te dringen.
Enerzijds, wat betreft de leerkrachten die uitvallen, moeten we ervoor zorgen dat de job opnieuw aantrekkelijk en aangenaam wordt. We moeten ervoor zorgen dat leerkrachten opnieuw met hun kerntaak bezig kunnen zijn en opnieuw in hun kracht staan, want daar hebben alle leerlingen baat bij. Anderzijds moeten we ervoor zorgen dat de sector van het onderwijs opnieuw aantrekkelijk wordt gemaakt. En dan treed ik mijn collega bij: ik denk dat het onderwijsdebat de komende vijf jaar geen gepolariseerd debat mag zijn. Ook daarin hebben wij een heel, heel grote verantwoordelijkheid. We moeten het onderwijs weer aantrekkelijk maken, door de manier waarop we erover spreken en de stappen die we op dat vlak zetten. We moeten voldoende communiceren met het veld, met mensen die het onderwijs nog moeten leren kennen. Er zijn hier vandaag jongeren aanwezig. Eigenlijk zou je elke jongere die je tegenkomt, moeten kunnen enthousiasmeren om in het onderwijs te stappen. Laat ons daar samen iets aan doen.
Minister, mijn concrete vraag is: wanneer, heel specifiek, komt er een plan van aanpak? Hoe kunnen we daar, heel concreet, snelle input voor leveren?
Minister Weyts heeft het woord.
Het grote voordeel is: één, dat er budgetten voorhanden zijn en twee, dat het regeerakkoord een heel portfolio van maatregelen bevat, die we willen uitwerken en concretiseren met het onderwijsveld. Ik zal niet al te zeer voor mijn beurt spreken. Dat lijkt mij niet al te verstandig indien je een draagvlak wilt creëren – en dat heb je absoluut nodig, om welke stap dan ook te zetten in het onderwijsveld. We nemen al opties. Zo werd hier de vraag gesteld naar de inspectie. Wel, we zullen de inspectie versterken. Dat staat ook letterlijk vermeld in het regeerakkoord. We hebben de ambitie om extra vte’s in te zetten, meer inspecteurs op de baan. Daarvoor werden budgettaire middelen begroot.
Anderzijds wil ik ook meegeven dat er bepaalde ‘contraintes’ zijn. Wat bijvoorbeeld de discussie over de anciënniteit bij de zijinstroom betreft, is het inderdaad zo dat we niet alles zullen kunnen valideren. Dat weten we. Want als we dat zouden doen, zouden we de kar dermate overladen dat die zou klinken.
Ook dat is een les geweest. Misschien hebben we na vorige discussies over het lerarenpact wel wat te veel op de kar gegooid, met als gevolg dat we uiteindelijk niet meer konden vertrekken. Ik wil dus vooral, in samenspraak met het onderwijsveld, proberen om stapsgewijs vooruit te raken en bekijken in welke mate we op een zo kort mogelijke termijn concrete stappen vooruit kunnen zetten. Het maakt me niet uit hoe of wat of met wie. Ik reik eenieder de hand.
Ik wil niet al te zeer voor mijn beurt spreken. Dat zou onverstandig zijn. Mijnheer Vandenberghe, dat bent u ook niet. U zegt: ‘Ik weet alles al.’ Wel, laat ons delen in uw wijsheid. Alle suggesties zijn welkom. Ik reik eenieder de hand. Laat de concrete suggesties maar komen. De budgetten zijn er. De suggesties zijn er. Doe gerust mee en trek mee aan de kar, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen. Ik zal alles wat kan leiden tot een versterking van de positie van de leerkracht, tot meer waardering en meer respect en tot een aanpak van het lerarentekort, altijd in dank afnemen, gelet op de hindernissen die er zijn. Ik sta daar heel open voor, ook om naar u te luisteren. Als u concrete, opbouwende suggesties hebt, formuleer ze dan vooral. Laat ons delen in uw wijsheid. Ik heb in het verleden al moeilijke knopen kunnen doorhakken, net op basis van een geleidelijke aanpak. Oosterweel en Doel waren moeilijke zaken. Wel, dat gaat wel, als we maar de vaste overtuiging hebben om met een zo breed mogelijk draagvlak en stapsgewijs stappen vooruit te zetten.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik heb er alle begrip voor dat de minister nieuw is. Ik wil hem er wel attent op maken dat wij de voorbije vijf jaar constructief oppositiewerk geleverd hebben en heel veel gesprekken gevoerd hebben op het werkveld. Ja, minister, u kunt dat allemaal in het belachelijke trekken, maar ik doe dat niet. Wij hebben daar heel veel energie in gestoken, ook als oppositielid, om op het werkveld te gaan babbelen met heel veel leerkrachten, directies, ouders enzovoort. Wij hebben met onze fractie een aantal concrete plannen ingediend. U kunt die opvragen bij uw voorganger. Ze heeft er zelfs een aantal maatregelen van meegenomen. Nu zegt u dat ik constructief over de brug moet komen. Wij hebben dat vijf jaar lang gedaan. De drie mensen die hier de voorbije vijf jaar in de commissie Onderwijs zaten, kunnen dat bevestigen. Ik vind het dus een beetje misplaatst van u om te zeggen: ‘Kom dan maar over de brug’, want we hebben dat gedaan. Ik wil de plannen nog wel eens persoonlijk aan u bezorgen, maar ik dacht dat uw voorganger dat zou hebben gedaan bij de overdracht van de bevoegdheden. Blijkbaar is dat niet zo. Ik dacht dat dat wel zou gebeuren. U lacht daarmee, maar ik lach daar niet mee. Ik wil ze u nog wel eens bezorgen.
Ten tweede: dat ik zo emotioneel reageer, is omdat de situatie echt wel precair is op het werkveld. We blijven vaststellen dat we meer dan 6000 nieuwe leerkrachten nodig zullen hebben tegen 2024. We stellen vast dat er dit schooljaar 1200 vacatures niet ingevuld zijn. U lacht dat maar een beetje weg. U zegt: ‘We zullen dat bekijken. We gaan babbelen met het werkveld, met de actoren en met de inspectie.’ Ik zeg u dat dat stappen zijn – en mijnheer Daniëls, als u intellectueel eerlijk bent, zult u dat bevestigen – die in het verleden al allemaal ruimschoots gezet zijn. U begint dus niet vanaf nul. Die zaken zijn er allemaal. Het is nu tijd voor actie, concrete actie. Het werkveld vraagt dat van u. Dat gebeurt vandaag nog niet.
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, ik heb de indruk dat u één punt echt wel ontwijkt en dat is de kwestie van het loopbaandebat. Uw voorganger heeft een heel tijdsbestedingsonderzoek gedaan, waaruit blijkt dat leerkrachten vijftig uur per week werken. Die werkdruk is dus een immens probleem. Er zijn collega’s die er al naar verwezen hebben. Ik heb u die vraag gesteld. Als we dat probleem niet op tafel leggen en proberen op te lossen, zal het beroep zeker niet aantrekkelijker worden.
Mevrouw El Kaouakibi zegt: ‘Laten we er geen gepolariseerd debat van maken, want dat maakt het onderwijs onaantrekkelijk.’ Daar ben ik niet mee akkoord. Ik denk dat we de punten wel scherp moeten stellen. Minister, u en de heer Daniëls zeggen dat er een probleem is van middelen en dat jullie alles doen met de middelen die voorhanden zijn, maar ik ben eens gaan kijken naar de investeringen die we doen in onderwijs. Bij het begin van de vorige legislatuur ging 4,5 procent van het Vlaams bruto binnenlands product (bbp) naar onderwijs. Vandaag is dat 4,3 procent.
Als we de zaken in perspectief zetten en vergelijken met de welvaart die wij in Vlaanderen allemaal samen creëren, zien we dat het geld dat we investeren in Onderwijs, is afgenomen en niet toegenomen. Ik denk dat daar effectief een knoop zit. We moeten zoeken naar meer middelen voor Onderwijs. Dat zal alleen gaan door ook aan die leerkrachten meer tijd te geven en meer leerkrachten effectief in dienst te nemen. Met wat er hier allemaal op tafel gelegd wordt, heb ik niet de indruk dat we de volgende keer verder zullen staan dan nu.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.