Verslag vergadering Commissie ad hoc
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Ik zal mij tot de kern van de zaak beperken. Mijn vraag gaat over nieuwe vervuilers die opduiken. De laatste decennia is dat het geval, niet alleen in de bodem maar ook in het grondwater en in de sedimenten. Een aantal verontreinigende stoffen, vooral zware metalen, zijn afgedekt door de bodemwetgeving. Ook de detectie en sanering van deze verontreinigingen staan ondertussen op punt.
De nieuwe verontreinigende stoffen die nu opduiken, de zogenaamde ‘emerging contaminants’, zijn alomtegenwoordig in ons leefmilieu. Deze stoffen worden wel gedetecteerd in ons milieu, maar zijn nog niet, of te weinig, vervat in de wetgeving. Bovendien is er weinig geweten over de (eco)toxicologische effecten van deze stoffen op korte en lange termijn. Over het beheersen en saneren van deze verontreinigingen is mogelijk nog minder geweten. Het gaat bijvoorbeeld over perchloor-chemicaliën (PFAS), nanopartikels, farmaceutische (rest)stoffen, pesticides, vlamvertragers, weekmakers, cosmetica, detergenten enzovoort.
Niet alleen Vlaanderen krijgt te maken met deze problematiek van nieuw opduikende verontreinigingen. Met de lancering van het witboek gaf de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) een voorzet tot internationale samenwerking rond deze problematiek. Deze samenwerking resulteerde onder andere in een multi-stakeholder netwerk, EmConSoil, en een aantal activiteiten.
In het artikel ‘De jacht op de onbekende troep is ingezet’ in De Standaard vroeg de OVAM-woordvoerder zich vorige week af of al deze stoffen wel in de bodem mogen zitten. Als ze immers in de bodem zitten, zullen ze in het lichaam van mensen en dieren terechtkomen. Een gezonde bodem en een gezonde lucht zijn toch voor iedereen belangrijk en essentieel. Aangezien de effecten van een aantal stoffen op de gezondheid en het ecosysteem nog niet in kaart zijn gebracht, wil OVAM dit minstens onderzoeken.
De woordvoerder van OVAM verwijst naar een aantal stoffen waarvan het (eco)toxicologische effect nog niet gekend is. Minister, welke stoffen worden prioritair meegenomen in dit onderzoek? Wat is de stand van zaken? Hoe wordt deze prioriteitsafweging gemaakt? Welke andere instituten of universiteiten worden hierbij betrokken?
Wordt er momenteel werk gemaakt van een actualisering van de bodemwetgeving voor deze nieuwe stoffen? Wat is de stand van zaken en de voorziene timing?
Zijn er stoffen waarvoor er een verbod wordt overwogen? Zo ja, voor welke stoffen en producten? Om welk type verbod gaat het?
Zijn er nieuwe verontreinigingen die op dit moment de kwaliteit van drinkwater uit grondwater of oppervlaktewater bedreigen in Vlaanderen? Om welke stoffen gaat het dan en welke maatregelen worden er getroffen?
Op welke manier wordt er met andere landen of regio’s samengewerkt? Deze problematiek beperkt zich vanzelfsprekend niet alleen tot Vlaanderen, maar is veel ruimer dan dat.
Minister Van den Heuvel heeft het woord.
Mijnheer Danen, ergens in april hebben we gezegd dat u de laatste vraag van de legislatuur had gesteld. Wie had toen gedacht dat we elkaar nog eens zouden ontmoeten in deze setting? Het is nu wellicht echt de laatste keer.
In ieder geval, mijn medewerkers hebben een antwoord klaargemaakt van een tiental pagina’s. (Opmerkingen)
Ontsla die medewerkers onmiddellijk! (Gelach)
Het is natuurlijk ook een terechte problematiek die de heer Danen formuleert. Het is een problematiek waar we aandacht voor moeten hebben.
Uw spreektijd is onbeperkt, minister. (Gelach)
Ik ga toch wat proberen samen te vatten, mijnheer Danen. De nieuwe stoffen of ‘emerging contaminants’ zijn dus veel gebruikte chemische stoffen die in het milieu zijn terechtgekomen en waarvan pas recent werd aangetoond dat ze mogelijk schadelijk kunnen zijn voor mens en milieu. Voorbeelden zijn toeslagstoffen van courant gebruikte producten, zoals brandstoffen of ontvetters, perfluorverbindingen, weekmakers, metaalbeschermers enzovoort.
In de voorbije jaren heeft de OVAM al onderzoek gedaan naar de volgende drie stoffen: tBA of tert-butylalcohol, een toeslagstof van benzine; 1,4-dioxaan, een toeslagstof van de gechloreerde solventen; en PFAS of poly- en perfluoralkylstoffen. De studie ‘Uitvoering van steekproefsgewijze metingen voor het bepalen van de omvang van de tBA-problematiek in Vlaanderen’ maakte een inschatting van de tBA-problematiek in Vlaanderen en geeft enkele aanbevelingen over bemonsterings- en analysetechnieken en over de zuivering bij sanering. De OVAM besloot dat het niet noodzakelijk is om tBA systematisch op te nemen bij een onderzoek of bij een sanering.
De OVAM heeft ook een verkennend onderzoek laten uitvoeren naar de aanwezigheid van 1,4-dioxaan op zestien sites. Op dertien van de zestien sites werd 1,4-dioxaan teruggevonden in concentraties boven de toetsingswaarde in grondwater van 50 microgram per liter. Op verschillende sites werden concentraties boven de 1000 microgram per liter gemeten. Op basis van de gegevens in de OVAM-databank wordt het aantal sites met potentiële 1,4-dioxaanpluimen in Vlaanderen geschat op ongeveer 273. De daarmee verbonden bodemdossiers bevinden zich in verschillende fases van het decretale onderzoeks- en saneringstraject. De OVAM heeft intussen een leidraad ontwikkeld voor de aanpak van die sites.
Dan was er de verkennende studie van mogelijke bronnen van PFAS. Op een aantal geselecteerde terreinen met mogelijke hotspots werden vervolgens metingen in bodem, grondwater en waar mogelijk ook waterbodem uitgevoerd. Op basis van die beperkte set aan metingen blijkt dat in een groot deel van de bodem- en grondwatermonsters verhoogde concentraties werden aangetroffen. Het opstellen van een normenkader voor bepaalde stoffen wordt dan ook opgestart.
Bij de beoordeling van de prioriteiten worden verschillende criteria in aanmerking genomen, waaronder: de eigenschappen van de stoffen, zoals toxiciteit, mobiliteit, persistentie; de mogelijke risico’s voor de gezondheid van mens of natuur; de internationale ervaring of kennis van onderzoek van de stoffen in de bodem of het grondwater; de omvang van het gebruik; en het gedrag van deze stoffen in bodem en grondwater.
Voor de uitvoering van de meetcampagnes voor de drie opgesomde stoffen heeft de OVAM vooral een beroep gedaan op bodemsaneringsdeskundigen die reeds internationale ervaring hebben met de monstername, de analyse en de risico-evaluatie van dit soort verontreinigingen. Daarnaast wordt samengewerkt en informatie uitgewisseld tussen alle Vlaamse onderzoeksinstellingen en administraties die bevoegd zijn voor deze problematiek en voor de bescherming van natuur en milieu.
In de komende jaren is er absoluut verder onderzoek nodig naar de impact van de nieuwe stoffen. Gerichte meetcampagnes om een globale risico-inschatting voor Vlaanderen te kunnen maken en een normeringskader staan daarbij centraal voorop als prioriteit. De ambitie is daarenboven een gezamenlijke uitwerking van een aanpak in een bredere, Europese context. Wij moeten niet zelf het warm water uitvinden, maar samen met andere landen een juiste en performante aanpak opstellen.
Daarnaast inventariseren we alle gegevensbronnen over diffuse bodemverontreiniging en schatten we de impact en problematiek in. Daarmee willen we de blootstellings- en verspreidingsrisico’s bij diffuse verontreiniging inperken. Momenteel kunnen we dus, op basis van de huidige kennis over de nieuwe stoffen en de diffuse bodemverontreiniging, nog niet op een voldoende onderbouwde wijze een aanpassing van de bodemwetgeving doorvoeren. Dat zal gebeuren, maar we kunnen nog niet zeggen of dat iets zal zijn voor 2020, 2021 of 2022. Alles wordt voorbereid en onderzocht. Er gebeurt internationale uitwisseling. En finaal gaat dat wel leiden tot een aanpassing van de bodemwetgeving in Vlaanderen.
De derde vraag was of er stoffen zijn waarvoor er een verbod wordt overwogen, en zo ja, welke. Enkele jaren geleden werd een reeks nieuwe persistente organische polluenten (POP’s) in het Verdrag van Stockholm opgenomen. De Europese verordening over deze POP’s werd overeenkomstig aangepast. Concreet gaat het over perfluoroctaansulfonaat (PFOS), polybroomdifenylethers (PBDE’s), hexabroomcyclododecaan (HBCDD), endosulfan, polychloornaftaleen (PCN) en gechloreerde paraffines met een korte keten (SCCP’s). Ik denk dat dat straks bij het antwoord kan. Ik heb hier nu een half blad om uit te leggen wat al die stoffen zijn, maar...
Minister, we zijn helemaal onder de indruk. U bent geslaagd in uw opzet.
Ik kan het allemaal voorlezen, maar ik hoop... Ik wil dat doen, hoor, maar...
We kennen dat allemaal.
Vlaanderen is, zoals u weet, niet bevoegd voor het verbieden van deze stoffen of producten. Dat is dus een federale bevoegdheid. Het is dan ook goed, denk ik, dat ook wat dat betreft de nieuw Vlaamse Regering zal overleggen met de federale collega’s.
De vierde vraag was of er nieuwe verontreinigingen zijn die de kwaliteit van het drinkwater aantasten. Het spectrum aan stoffen dat wordt opgevolgd door drinkwaterbedrijven, is in Vlaanderen zeer ruim. Het is onmogelijk om daar nu helemaal in detail op in te gaan. Dat is dus een van die tien pagina’s. De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) integreert de belangrijkste bevindingen vanaf dit jaar in haar jaarrapport over de kwaliteit van het leidingwater in ons land. Het is van belang een onderscheid te maken tussen stoffen die opduiken in de bronnen en stoffen die ook daadwerkelijk doorheen de zuivering dringen, tot in het drinkwater. Indien stoffen daadwerkelijk doorheen de zuivering dringen, kunnen we spreken van een eventuele bedreiging. Geen enkele van de huidige gerapporteerde waarden in drinkwater is hoger dan de voorzorgwaarde. We kunnen dus stellen dat er geen sprake is van een onmiddellijke bedreiging, maar het moge duidelijk zijn dat die aanwezigheid van de stoffen ongewenst is en in strijd is met het uitgangsprincipe van het streven naar drinkwater dat zowel gezond als schoon is.
Op welke manier wordt er met andere landen samengewerkt? De OVAM startte begin 2019 het netwerk EmConSoil op voor een internationale samenwerking bij het omgaan met deze ‘emerging contaminants’. Het doel is het uitwisselen van kennis en ervaring en het samen ontwikkelen van een beleid dat ook praktisch haalbaar is. In kader van de Europese Drinkwaterrichtlijn werd het concept van een Europese Watch List geïntroduceerd. De doelstelling van deze Europese Watch List is het informeren van de lidstaten over mogelijke aandachtstoffen en het harmoniseren van de werking inzake nieuwe opkomende stoffen. Daarnaast bestaan er de netwerken van drinkwaterexperts, die twee keer per jaar vergaderen. Daar kan informatie worden uitgewisseld.
De heer Danen heeft het woord.
Dank u voor uw antwoord. We zullen het daar de komende weken, maanden en jaren allicht nog vaker over hebben. Ik vind het echter wel een belangrijk thema, en ik denk niet dat ik daar alleen in sta. We hebben immers natuurlijk een geschiedenis van producten of stoffen die ooit als goud of als zeer nuttig werden beschouwd, en waarvan achteraf dan bleek dat ze toch niet zo nuttig waren en bijzonder veel gevaren in zich hielden. Ik denk bijvoorbeeld aan asbest, maar ook aan bisfenol A. Dat zijn twee voorbeelden waaraan ik liever niet herinner, maar toch is het goed om daar af en toe eens naar te verwijzen, om aan te geven dat men ervoor moet zorgen dat men op tijd meet en dat men vooral ook het voorzorgsprincipe moet hanteren. Het is dus niet zo dat je eerst heel zeker moet weten dat iets schadelijk is voor je iets gaat verbieden of maatregelen neemt. Dat kan veel eerder in het proces.
Dit gezegd zijnde wil ik heel kort even ingaan op hetgeen u zegt over drinkwater. Ik denk zelf ook dat drinkwater veilig en gezond is, en dat we dat het best ook veel drinken, maar het is natuurlijk ook wel zo dat drinkwater niet ongevoelig is voor vervuiling door die opkomende, nieuwe polluenten, dus nanopartikels, hormoonverstorende stoffen en dergelijke meer. Het is wel zo dat dat soort stoffen nog te weinig wordt gemeten, en natuurlijk, als je iets niet meet, dan weet je het ook niet. Ik denk dus dat het belangrijk is dat we in Europees en wereldverband regelmatig afspreken wat er moet gebeuren om ervoor te zorgen dat ons drinkwater van goede kwaliteit blijft.
Het zou me te ver leiden om op alles in te gaan wat u hebt gezegd, maar ik laat het alleszins niet los en ik zal daar de komende weken en maanden zeker nog bijkomende vragen over stellen.
Minister Van den Heuvel heeft het woord.
Collega Danen, ik wil u daartoe uitnodigen wat die problematiek betreft. Het is inderdaad misschien een beetje technisch, maar u hebt ook verwezen naar de asbestproblematiek, waarover we de voorbije maanden al een paar keer van gedachten hebben gewisseld. Ik denk dus dat het inderdaad een problematiek is die we in het oog moeten houden, die we niet mogen onderschatten. Ik ben blij dat een parlementslid als u daar aandacht aan besteedt. Het kan misschien voor sommige anderen een beetje saai klinken, maar het is een problematiek die, verwijzend naar asbest, inderdaad duidelijk moet worden gemonitord en opgevolgd.
Minister, ja, moedig collega Danen nog een beetje aan.
Bedankt voor uw komst. U was de laatste in de rij. U vroeg zich af waarom dat zo was. Dat was natuurlijk omdat we het beste tot op het einde hebben bewaard. En als u dat gelooft... (Opmerkingen van minister Koen Van den Heuvel)
Dank aan de collega’s omdat ze allemaal – bijna allemaal, collega Vande Reyde – zo gedisciplineerd naar mij hebben geluisterd vandaag. Voor de nieuwe collega’s: het is niet altijd zo dat in de commissies zo strikt op de spreektijden wordt gelet. Soms zit daar wat meer soepelheid in, u zult dat merken, maar dat was vandaag natuurlijk niet mogelijk, met zo’n agenda.
De vraag om uitleg is afgehandeld.