Verslag vergadering Commissie ad hoc
Verslag
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag om uitleg gaat over twee recente uitspraken van het Grondwettelijk Hof met betrekking tot het decreet Integrale Jeugdhulp.
Het eerste arrest is arrest 118/2019, dat aangeeft dat het decreet de Grondwet niet schendt, maar dat de uitvoering ervan de Grondwet wel kan schenden. Het gaat dan om een door de jeugdrechter opgelegde jeugdhulpmaatregel die niet met de nodige spoedeisendheid wordt uitgevoerd en die de betrokken minderjarige in een niet-aangepaste omgeving plaatst. Dit kan aanleiding geven tot een schending van de artikelen 12, 22 en 22bis van de Grondwet, in samenhang met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Volgens het arrest is dit ook het geval indien de jeugdrechter wordt geconfronteerd met een gebrek aan plaatsen in de aangepaste instellingen of indien geen enkele instelling de zorg kan verstrekken die de betrokken minderjarige vereist.
Het arrest betreft een minderjarige die wegens plaatsgebrek gedurende een jaar in een carrousel van instellingen heeft gezeten. Al die tijd is geen aangepaste hulp gevonden, hoewel het volgens de jeugdrechter wel een crisissituatie betrof. De reden waarom niet is geoordeeld dat het om een schending gaat, is dat de rechterlijke macht zich in dit verband niet over de uitvoering kan uitspreken. Ook zonder oordeel van ongrondwettelijkheid houdt dit een zwaar oordeel over de uitvoering van het decreet in. Het Grondwettelijk Hof oordeelt immers dat het aan de uitvoerende macht is om de nodige voorzieningen te treffen om de opdrachten in het decreet naar behoren uit te voeren.
Het tweede arrest is recenter, maar aangezien ondertussen nog een arrest is gevolgd, is het niet meer het recentste. In arrest 119/2019 is het Grondwettelijk Hof wel overgegaan tot de uitspraak dat een artikel in het decreet ongrondwettelijk is. Het Grondwettelijk Hof heeft geoordeeld dat artikel 54 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp de artikelen 10, 11 en 22bis van de Grondwet schendt, in samenhang gelezen met de artikel 6, lid 1 en lid 8 van het EVRM.
Het artikel stelt dat de jeugdrechter, wanneer de sociale dienst hem meedeelt dat de hulpverlening op vrijwillige basis is georganiseerd, verplicht is de door hem bevolen maatregelen onverwijld en uiterlijk de volgende dag in te trekken, zonder dat hij kan oordelen of die intrekking verantwoord is en zonder dat over die rechterlijke beslissing een tegensprekelijk debat mogelijk is.
Dit arrest betreft jonge kinderen die door een jeugdrechter uit een gevaarlijke thuissituatie waren geplaatst. De sociale dienst is, zoals het decreet blijkbaar toelaat, overgegaan tot een beslissing zonder oordeel of inspraak van de jeugdrechter.
Minister, in beide gevallen, zowel met een oordeel als zonder een uitgesproken oordeel, schiet het decreet Integrale Jeugdhulp of de uitvoering ervan blijkbaar te kort. Ik zou u hierover enkele vragen willen stellen.
In welk stadium bevindt zich de aanpassing van het decreet met betrekking tot het recentste arrest? Op welke manier zullen de grondrechten door deze aanpassing wel worden gevrijwaard? Wat ziet u als een gepaste maatregel die u ten gevolge van arrest 118/2019 kunt nemen? Als de uitvoerende macht tekortschiet, geeft deze niet-invulling van de plichten van de uitvoerende macht momenteel aanleiding tot een potentiële schending van de Grondwet. Op menselijk vlak is de vraag dan op welke wijze dergelijke schrijnende gevallen volgens u op korte termijn kunnen worden vermeden.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, het agentschap Opgroeien heeft kennis genomen van het arrest van het Grondwettelijk Hof en de juridische gevolgen ervan bestudeerd. Het gaat om artikel 54, in combinatie met artikel 47 ten tweede van het decreet Integrale Jeugdhulp. Die artikelen staan, nu ter discussie, maar zijn, voor alle duidelijkheid, niet vernietigd.
De artikelen hebben betrekking op de procedure waarin de jeugdrechter na een vordering van het parket bij hoogdringendheid in een verontrustende leefsituatie, in het jargon een VOS-situatie genoemd, een gerechtelijke jeugdhulpmaatregel oplegt. Volgens artikel 54 moet de sociale dienst van de jeugdrechtbank zich, in overeenstemming met het in artikel 47 verwoorde subsidiariteitsbeginsel, inspannen om de vrijwillige jeugdhulp te organiseren.
Volgens het arrest is de rol van de jeugdrechter niet helemaal duidelijk. Indien na een onderzoek door de sociale dienst wordt beslist dat toch een gedragen oplossing in de vrijwilligheid is gevonden, is de jeugdrechter immers verplicht de jeugdmaatregel in te trekken zonder een voorafgaandelijk tegensprekelijk debat. Het Grondwettelijk Hof heeft geoordeeld dat dit een ongelijke behandeling is ten opzichte van jongeren die onder een gewone gerechtelijke VOS-maatregel vallen en voor wie een tegensprekelijk debat over de beslissing van de jeugdrechter steeds mogelijk is. De minderjarige, zijn ouders, het openbaar ministerie en andere belanghebbenden kunnen dan worden gehoord.
Op 20 september 2019 heeft het agentschap in het platform Welzijn-Justitie het initiatief genomen om alle betrokken partijen, met name de jeugdparketten, de jeugdrechters, de sociale diensten van de jeugdrechtbanken, het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg en de toegangspoort, rond de tafel te brengen om een oplossing uit te werken die tegemoetkomt aan de opmerkingen in het arrest van het Grondwettelijk Hof.
Na de globale evaluatie van het decreet Integrale Jeugdhulp, die momenteel door het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt voorbereid, zal artikel 54 van het decreet tekstueel worden aangepast. Het Vlaams Parlement zal hier uiteraard over moeten oordelen.
De procedure wordt in afwachting van een decretale aanpassing reeds aangepast. Na het onderzoek naar de vrijwilligheid, en indien vrijwillige hulpverlening door de sociale dienst van de jeugdrechtbank mogelijk wordt geacht, wordt de zaak opnieuw voor de jeugdrechter gebracht, waarbij een tegensprekelijk debat wordt georganiseerd in aanwezigheid van alle partijen.
Op basis van het verslag van de sociale dienst wordt door de jeugdrechtbank een kabinetszitting georganiseerd waarop alle betrokken partijen worden uitgenodigd. De jeugdrechter gaat na in welke mate vrijwilligheid effectief werd bereikt en of deze in het belang is van de minderjarige.
Het decreet Integrale Jeugdhulp heeft altijd een billijk evenwicht nagestreefd tussen de belangen van de minderjarige, de ouders en de samenleving. Dat wordt nu ook door het arrest nog eens bevestigd. Het is in iedere case zoeken naar een delicaat evenwicht tussen vrijwilligheid en gedwongen hulpverlening, waarbij ook de rol en de autonomie van de jeugdrechter worden onderlijnd. In die geest wil het agentschap Opgroeien, samen met de bevoegde ministers, het decreet verder verfijnen, in nauw overleg met alle betrokkenen.
Voor alle duidelijkheid, in dit arrest worden inderdaad de processen van de jeugdhulpregie zoals geregeld in het decreet Integrale Jeugdhulp niet ter discussie gesteld. Wel wordt er gewezen op – ik citeer – “de ontoereikendheid van adequate inrichtingen”, met andere woorden is dit een verwijzing naar het capaciteitstekort binnen de jeugdhulp.
De Vlaamse Regering nam hiertoe de nodige initiatieven die voorzien in de systematische aangroei van het aanbod. We sloten het laatste jaar van de regeerperiode af met een groei in de brede jeugdhulp van ongeveer 50 miljoen euro. Uiteraard zal er in de volgende jaren nog een inspanning nodig zijn om te zorgen dat zoveel mogelijk vragen binnen de brede en gerechtelijke jeugdhulp naar aanleiding van ernstige, verontrustende situaties kunnen worden beantwoord en opgevolgd.
Zoals u weet, gaat het in heel wat gevallen om zeer complexe situaties, waarbij een mix van residentiële en specialistische jeugdhulp noodzakelijk is. We kunnen hieraan toevoegen dat we initiatieven namen om de capaciteit voor jongeren met gedrags- en emotionele stoornissen aanzienlijk uit te breiden van een 70-tal plaatsen naar 140 plaatsen en dat er voorbereidingen zijn getroffen om het private initiatief meer mogelijkheden te bieden voor beveiligende opvang voor complexe situaties. Dit vergt ook investeringen in infrastructuur en een andere aanpak van de residentiële werking in de jeugdhulp: bijvoorbeeld kleinschaligere initiatieven en een groei van het aanbod.
Zo is er ook een beweging opgestart via een oproep om 150 extra plaatsen te maken in het private aanbod voor ernstige situaties van verontrusting om hier een aangepaste beveiligende opvang te bieden. Het zal uiteraard aan de volgende regering zijn om daarover te beslissen, maar dit initiatief moet zuurstof geven aan vaak complexe dossiers en jongeren met complexe zorgvragen die via gerechtelijke weg een geschikt aanbod moeten kunnen krijgen.
We kunnen hier ook verwijzen – dat is de reden waarom die oproep is gedaan, ook al moet de volgende regering daar nog een beslissing over nemen – naar de resolutie van 3 april 2019 die in dit parlement werd aangenomen in functie van een meerjarenperspectief in de jeugdhulp, waarop we dit initiatief alvast hebben genomen.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik besef dat dit naar buiten toe heel technische materie lijkt, maar de inhoud van arrest 118 – er is ook heel veel eten en drinken aan arrest 119 – is toch wel opmerkelijk. Het Grondwettelijk Hof zegt zelf dat het zich niet kan uitspreken over deze materie. Met zo goed als die woorden geeft het Grondwettelijk Hof aan dat met de huidige tekorten aan plaatsen en hulp, de deur wagenwijd openstaat voor litigatie tegenover de overheid, en dat er een risico is van zware, en wellicht terechte dwangsommen of andere kosten.
U hebt al aangekondigd dat u wellicht niet bij ons blijft als minister van Welzijn, maar uw partij zit wel aan de onderhandelingstafel. Ik ben benieuwd welke concrete raad u zult geven aan die tafel over arrest 118, en hoe dat volgens u een weerklank moet krijgen in toekomstige budgetten en beleid in de komende legislatuur en legislaturen.
Mevrouw Van Cauter heeft het woord.
Minister, ik hoor u graag bevestigen dat jeugdhulp vrijwillig wordt georganiseerd als het kan, overeenkomstig het decreet Integrale Jeugdhulp. In bepaalde ernstige gevallen, als de verontrustende situatie dat noodzaakt, moet de jeugdhulp uiteraard gedwongen worden opgelegd.
Dat is uiteraard de beslissing van de bevoegde jeugdrechter die voor de uitvoering gebonden is en afhankelijk is van het aanbod van dag tot dag. Het hoeft niet gezegd en u hebt het zelf bevestigd door de voorzet die u geeft bij het zoeken naar bijkomende oplossingen, dat er vandaag inderdaad een gebrek is aan de nodige voorzieningen. Dat zorgt ervoor dat jongeren soms terechtkomen in bepaalde situaties, dat ze komende vanuit een verontrustende situatie worden geplaatst in een inrichting, waar ze dan niet de nodige hulp krijgen en samen worden geplaatst met jongeren die delinquent of asociaal gedrag vertonen. Uiteraard is dat onaanvaardbaar.
In sommige gevallen wordt er jammer genoeg helemaal geen plaats gevonden voor de betrokken jongere. Voor ons is dat onaanvaardbaar. U zegt dat u naar oplossingen zoekt. Het zal aan de volgende regering zijn om bijkomende plaatsen te realiseren. Wij zijn daar ook vragende partij voor en zullen dit initiatief steunen. Anderzijds is het ook belangrijk dat er niet alleen wordt gezocht naar bijkomende plaatsen, maar dat ook wordt nagedacht over andere oplossingen en over het aanscherpen van het decreet op zich.
Wat het arrest 2019 betreft, kan ik alleen maar aandringen op het grondwettelijk maken van het decreet Integrale Jeugdhulp. Het kan niet zijn dat het vonnis van een rechter voor uitvoering niet wordt gerespecteerd. We dringen aan op een snelle aanpassing van het decreet.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Namens onze hele fractie wil ik een dankwoord richten tot u, minister. Behoudens ongelukken is dit de laatste commissie voor u. U hebt altijd heel veel respect getoond voor de commissie en het parlement. Ik heb dat kunnen volgen op YouTube. Hartelijk dank daarvoor en heel veel geluk met wat u gaat doen in de toekomst. (Applaus)
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik zal toch nog even de focus verleggen. Elk kind en elke jongere stelt wel eens asociaal gedrag, zeker iemand die uit een heel moeilijke thuissituatie komt. Het belang ligt bij hoe wij de decreten laten uitvoeren.
Ik weet dat u de welzijnssector en dit thema een heel warm hart toedraagt. Ik wil u van harte vragen om uw partij en de andere onderhandelaars goede raad te geven aan de onderhandelingstafel, specifiek ook wat dit arrest betreft. Als wij de berichten in de media moeten geloven, wil men heel graag besparen op Zorg en Welzijn. Als de overheid dermate in gebreke blijft dat er dwangsommen aan de orde komen, dan wordt besparen heel erg duurkoop. Zelfs diegenen die op besparen uit zijn, zullen hopelijk toch naar rede luisteren als ze dit arrest lezen.
Ook ik sluit mij aan bij het dankwoord.
Het zou mij natuurlijk zeer verbazen mocht de minister zijn goede raad en wijze woorden niet hebben gesproken aan de onderhandelingstafel.
Minister, bedankt en het ga u goed.
De vraag om uitleg is afgehandeld.