Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, tijdens een van de eerste vergaderingen van onze commissie die we samen bijwoonden, heb ik het idee van een sociaal charter voor de mediasector opgeworpen, althans voor de geschreven sector.
Ik was ook heel verheugd dat u, bij de bespreking van uw beleidsnota 2014-2019, mijn suggestie oppikte om te bekijken hoe het sociaal charter voor de audiovisuele sector kan worden uitgebreid naar de geschreven pers.
Het is geen dankbare taak en een werk van lange adem, zo is ondertussen gebleken, maar wel noodzakelijk. Niemand kan immers betogen dat de werkomstandigheden er op de – steeds meer geconvergeerde – redactievloeren de afgelopen jaren op verbeterd zijn.
Minister, tijdens de besprekingen van de meest recente beleidsbrief op 22 november 2018 gaf u aan hoopvol te zijn om alsnog voor het einde van de legislatuur tot een consensus te komen. Ik citeer: “De gesprekken over een sociaal charter voor de geschreven pers zijn begonnen, zij het dat sommigen (...) meer overtuiging nodig hadden. De minister hoopt nog in deze regeerperiode tot een charter te komen. Er is een basistekst. Hij waarschuwt voor te hoge verwachtingen: een charter is soft law, veeleer een engagement.”
In antwoord op mijn schriftelijke vraag van 1 februari 2019 gaf u mee dat de voorkeur werd gegeven aan een overkoepelende benadering, die zowel de geschreven pers als audiovisuele media zou vatten. Die basistekst voor de Vlaamse en Brusselse mediasector – dat ook Brussel werd meegenomen was ook goed – zou diverse luiken omvatten. Hoewel er nog geen consensus bestond over die basistekst, bleef u hoopvol dat de komende, intensere overlegrondes zouden leiden “tot een genoegzaam resultaat voor de verschillende partijen”.
Nu we aan het einde van de legislatuur zijn beland, had ik graag van u uitsluitsel over het al dan niet afkloppen, finaliseren van een sociaal charter voor de Vlaamse en Brusselse mediasector. U hebt reeds aangegeven dat in eerste instantie de basistekst werd besproken met opdracht- en werkgevers, met uitzondering van de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) en mediarte, en dat de volgende stap het voorleggen van een ontwerpcharter aan de freelance- en werknemerszijde behelst. Kunt u toelichten wat de uitkomst van die gesprekken was? Plant u op basis van die gesprekken nog aanpassingen aan het ontwerpcharter? Welke overlegmomenten hebben voorts de afgelopen weken nog plaatsgevonden, en wat was de uitkomst ervan? Kunt u de inhoud van het ontwerpcharter verder toelichten? Zal er tegen het einde van de legislatuur daadwerkelijk een compromis worden bereikt over het sociaal charter? Zo neen, wat zijn de belangrijkste knelpunten waarover geen akkoord kan worden bereikt?
– Miranda Van Eetvelde treedt als voorzitter op.
Minister Gatz heeft het woord.
Mevrouw Segers, wat uw eerste twee vragen betreft, de afgelopen weken waren er inderdaad heel wat gesprekken op mijn kabinet en die consultaties van de vele actoren in de mediasector over een eerste ontwerptekst van het sociaal charter voor de mediasector zijn op dit eigenste moment nog steeds bezig. We zijn al heel ver. De ontwerptekst werd reeds besproken met: de landelijke organisaties MEDIALAAN/de Persgroep, VRT en Scandinavian Broadcasting System (SBS); met Niet-Openbare Regionale Televisieverenigingen Vlaanderen (NORTV), beter bekend als de koepel van de negen regionale omroepen; uiteraard ook met de vakbonden ABVV, ACV, ACLVB, ACV VRT en ACOD VRT. Mediarte, het sociaal fonds van de audiovisuele sector, was er ook bij, net als de diverse belangenverenigingen en beroepsverenigingen, zijnde: de Acteursgilde, de Vlaamse belangenvereniging voor professionele acteurs; de Scenaristengilde, de beroeps- en belangenvereniging van alle scenaristen in Vlaanderen; de Unie van Regisseurs, de beroepsvereniging voor onafhankelijke, professioneel actieve film- en tv-regisseurs van fictie, documentaire en animatie uit Vlaanderen en Brussel; FeWeb, de Belgische beroepsvereniging van digitale bedrijven; de Flemish Games Association (FLEGA); GALM, dat de stem vertegenwoordigt van muzikanten in diverse organen en raden van besturen; BEmontage, dat alle personen in België vertegenwoordigt die werken als monteur binnen de audiovisuele sector; de Belgian Society of Cinematographers (BSC) voor de ‘directors of photography’; ArtistsUnited, de belangenvereniging én adviesverlener voor iedereen die werkt of is tewerkgesteld in theater, dans, beeldende kunst, televisie, gaming, film, circus, literatuur en muziek; de Vlaamse Onafhankelijke Film & Televisie Producenten (VOFTP); de beroepsvereniging van Vlaamse audiovisuele facilitaire bedrijven (VOTF). Tot slot was er de VVJ, de beroepsvereniging van de actieve journalisten.
Ook aan de opleidingscoördinatoren van de journalistieke en audiovisuele opleidingen op hogescholen en universiteiten werd schriftelijk feedback gevraagd, in het bijzonder over het onderdeel over de stages. In de nabije toekomst wordt onder meer ook nog samengezeten met de Brusselse regionale omroep BRUZZ en met het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF). Nadien worden de opmerkingen van alle bevraagde actoren verzameld en zal er worden gewerkt aan een compromistekst. Eventuele pijnpunten kunnen nog worden besproken aan de hand van een rondetafelgesprek.
Het ontwerpcharter bestaat uit een preambule waarin wordt toegelicht op wie het betrekking heeft, wat de doelstellingen zijn, alsook hoe het charter zal worden opgevolgd en de toepassing ervan geëvalueerd kan worden.
Daarna volgt een inhoudelijk luik met verschillende engagementen, gegroepeerd rond verschillende thema’s. Zo bevat het charter een aantal engagementen over de stages, bijvoorbeeld over het correct inzetten van stagiairs, het organiseren van kwaliteitsvolle stages en het informeren daarrond.
Verder snijdt het charter ook het starten in de sector aan, waarbij er aandacht wordt gevraagd voor de goede opvang en coaching van starters en voor het bewaken van correcte werkomstandigheden voor iedereen.
Het derde thema gaat over duidelijkheid over de verschillende tewerkstellings- en aannemingsvormen die sociaal-juridisch toegestaan en toepasbaar zijn in de sector. Daarin worden de transparantie van de verschillende statuten en een correcte toepassing ervan, de waarde van het sociaal overleg én de meerwaarde van kwaliteitsvol en levenslang leren op de werkvloer onderstreept.
Andere hoofdstukken gaan dan over de engagementen over correcte vergoedingen in de sector, het omgaan met de intellectuele eigendomsrechten, een gezonde werk-privébalans, flexibiliteit en arbeidsdruk, en de veiligheid en het welzijn in de sector.
Door de resultaten van het onderzoek naar seksueel grensoverschrijdend gedrag in de cultuur- en mediasector en het Actieplan Grensoverschrijdend Gedrag, die beiden in 2018 werden voorgesteld, leek het opportuun om ook een hoofdstuk over dat thema in het charter op te nemen.
Er werd ten slotte een heel nieuw hoofdstuk opgenomen dat gewijd is aan de non-discriminatie in de mediasector.
Hoe ziet de timing eruit? Zoals ik daarnet zei, zijn de gesprekken nog lopende en wordt er hard gewerkt om nog voor het einde van de legislatuur tot een zo breed mogelijk gedragen sociaal charter te komen. Het ene thema ligt al wat gevoeliger dan het andere, bijvoorbeeld de thema’s over correcte vergoedingen, de intellectuele eigendom en het sociaal overleg. Maar tot nu toe is er nog geen sprake van uitgesproken onoverkomelijke struikelblokken.
Ik druk mij voorzichtig uit: het is nog mogelijk om voor het einde van de legislatuur tot een sociaal charter te komen. Zelfs als dat niet zo zijn, dan hebben we tegen dan toch een point of no return bereikt waarmee men hoe dan ook verder kan werken.
We hebben voor een juiste verhouding gezorgd tussen de engagementen van het charter en de geldende wetgeving. Daarover bestond immers op een bepaald moment onduidelijkheid. De wetgeving is nu eenmaal wat ze is en die moeten worden toegepast. Als we echter alles nog eens in het charter bundelen en expliciteren – want daar gaat het toch vaak over –, dan hopen we vooruitgang te boeken in een thema waar u, mevrouw Segers, toch al een aantal jaren terecht aandacht aan besteedt.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Zoals ik in mijn vraag al aangaf, ben ik verheugd omdat u het idee van een sociaal charter vanaf het begin van uw legislatuur hebt meegenomen en bereid was om het tot een goed einde te brengen.
Uw voorganger, minister Lieten, slaagde erin om met de audiovisuele sector een akkoord te sluiten. Dat bleek met de geschreven pers onmogelijk. Als u er nu zou in slagen om een charter op te stellen dat zowel de audiovisuele sector als de geschreven pers dekt, dan zullen we bijzonder verheugd zijn. Ik heb vanaf het begin meegegeven dat dit moeilijk zou zijn. Inderdaad, vijf jaar later zijn we er nog altijd niet. Toch is dit iets wat eigenlijk evident zou moeten zijn. Als we onze democratie ernstig nemen, moeten we ook onze journalistiek ernstig nemen en dan moeten we ervoor zorgen dat niet alleen journalisten maar iedereen die in de media tewerkgesteld is in optimale en goede werkomstandigheden kan werken. Het charter, dat ‘soft law’ is en dat het engagement van de werkgevers uitspreekt om mensen goed te verlonen en goede werkomstandigheden te bieden, zou een evidentie moeten zijn. Het is triest om vast te stellen dat het vijf jaar moet duren voor het er komt.
U hebt een lange opsomming gegeven van de actoren met wie u hebt gesproken. Het is goed dat dit een bijzonder brede groep was. Zaten De Persgroep en Corelio ook mee aan tafel?
Want het zou triest zijn als na vijf jaar de audiovisuele sector zich wel zou uitspreken maar de geschreven pers opnieuw zou achterblijven. Dat moeten we koste wat het kost vermijden, vooral ook omdat zich daar toch veel problemen voordoen. Ik denk aan de problematiek van stagiairs, starters en freelancers, aan het onevenwicht in verloning tussen mannelijke en vrouwelijke journalisten, en aan de ongelijke loopbanen van mannelijke en vrouwelijke journalisten. Er is ook de problematiek van het grensoverschrijdend gedrag – ik was van plan om daar een bijkomende vraag over te stellen, maar ik ben bijzonder verheugd te vernemen dat dat onmiddellijk is meegenomen. Ik denk aan de problematiek van non-discriminatie. Hebt u Kif Kif genoemd? Precies in de geschreven sector is er wel werk aan de winkel. Het lijkt me dus belangrijk dat we ook daar kunnen landen.
U maakt zich sterk en ik kijk ernaar uit dat u nog voor het einde van de legislatuur – de tijd dringt – kan landen met een tekst die een en ander precies stelt en die geen vage tekst mag worden.
U gaf aan dat we sowieso op een point of no return staan. Hoe gaat u dat realiseren? Hoe denkt u, mocht het u toch niet lukken, dat point of no return toch af te dwingen? Want het zou bijzonder jammer zijn dat vijf jaar werk bij een nieuwe legislatuur in het slechtste geval ergens in een prullenbak belandt.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Heel algemeen. ‘Soft law’ of niet, het is heel goed dat er een sociaal charter komt. We moeten vertrouwen hebben in onze mediabedrijven. Een positieve instelling is dan ook heel belangrijk. We pleiten voor een breed en open charter, dat niet voor alles regeltjes vastlegt.
Minister Gatz heeft het woord.
Inderdaad, mevrouw Van Werde, dat is wat we proberen te doen. We proberen niet de wetgeving die geldend is en die afgedwongen moet worden, te hernemen, want dat zou dubbel werk zijn. We proberen wel, als ik het zo mag zeggen, het ‘warme engagement’, dat wat verder kan gaan dan de strikte toepassing van enkel de wetgeving, vanuit de sector gedragen te laten worden. Dat is een evenwichtsoefening, maar ik vind dat de tekst die nu voorligt daaraan tegemoetkomt. Afgaande op de eerste reacties van de verschillende spelers, lijkt dat ook in hun ogen zo te zijn. Ik druk me voorzichtig uit.
Mevrouw Segers, de geschreven pers is wel degelijk in de breedte aan boord, allemaal. Ik heb alleen de Persgroep genoemd, maar ook Mediahuis, de tijdschriften… zijn uiteraard allemaal aan boord. Wij zullen zeker – dat blijft een van de moeilijkere punten – in een van de hoofdstukken aandacht besteden aan de freelancers, die zeer talrijk aanwezig zijn in de sector, zoals we allemaal weten.
Wat ik bedoelde met een point of no return is het volgende. Ofwel kunnen we nog landen voor het einde van deze legislatuur. Het heeft nu vooral te maken met het feit of al de organisaties die ik genoemd heb, een aantal zaken bespreken in hun raden van bestuur. Na de rondetafel is er dan een terugkoppeling, en dan komt het terug. Dus dat ritme van al die vergaderingen is mij nog niet zonneklaar duidelijk. Het kan zijn dat dat allemaal snel genoeg gaat en dat de knelpunten zo beperkt zijn dat het lukt. Het kan ook zijn dat er toch nog een aantal zaken opduiken die we niet verwachtten, en dat bedoel ik met point of no return: dan zitten we misschien al na de verkiezingen. Maar er bestaat gelukkig zoiets als een administratie – een departement – die natuurlijk al deze kennis en opgebouwde onderhandelingsmaterie gebundeld heeft. Men kan niet altijd vanaf nul starten en het warm water opnieuw uitvinden. Ik ga er toch van uit dat dat goed zal kunnen worden overgenomen en opgevolgd.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik duim mee en ik supporter ervoor dat u voor het einde van deze legislatuur toch landt met een tekst die iets meer zekerheid geeft, en waarin inderdaad voldoende aandacht besteed wordt aan de freelancers, maar uiteraard aan de hele sector. Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.