Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, Het Laatste Nieuws berichtte onlangs over adoptieouders van een 12-jarige die de wanhoop nabij zijn. Hun dochter wacht al maanden op geschikte psychiatrische hulp. Intussen heeft ze brand gesticht in haar kamer, heeft ze zelfs meerdere pogingen ondernomen om zichzelf van het leven te beroven, en is ze vier keer van huis weggelopen. Het meisje beseft dat ze hulp nodig heeft.
Zo zagen we afgelopen weekend in diezelfde krant een viertal casussen van jongeren die heel dringend psychiatrische hulp nodig hebben, maar voor wie het erg lang wachten is. In het concrete geval dat ik aanhaalde, zal het nog wachten zijn tot misschien zelfs na de zomer, en de ouders weten niet op welke manier zij zo’n kind nog kunnen beveiligen of helpen.
Het agentschap Jongerenwelzijn gaf in de pers aan dat er lange wachttijden zijn, maar dat het de taak van politici is om daarvoor oplossingen uit te dokteren. U bent een politicus: aan welke maatregelen had u gedacht? Gaat u daarover in overleg met uw federale collega minister De Block, die natuurlijk voor een bijzonder belangrijk deel bevoegd is in deze thematiek?
Hebt u zelf cijfers over het aantal minderjarigen dat wacht op hulp in de kinder- en jeugdpsychiatrie? Hoelang zijn de wachttijden? Hoe ziet die doelgroep er precies uit?
Sommige minderjarigen kunnen voldoen aan een soort van voorrangstraject. Is daar een uniform geldende regeling, of is mijn indruk juist dat elke voorziening, elk psychiatrisch ziekenhuis op zich inschat wie eventueel sneller dan een ander een plekje op die wachtlijst moet krijgen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Sinds de lancering van de Gids naar een nieuw geestelijk gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren in 2015 zijn er heel wat aspecten van de geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren hervormd, onder andere door de vorming van vijf Vlaamse en Brusselse geestelijke gezondheidsnetwerken, en ook uitgebreid door de invoering van verschillende programma’s.
Ik geef graag een overzicht van de uitbreidingen die de afgelopen jaren uitgerold zijn. Voor de creatie en coördinatie van de netwerken hebben onze federale collega’s 137.000 euro per netwerk uitgetrokken voor de netwerkcoördinatie, 175.000 euro per netwerk voor een netwerkpsychiater – 38 uur – en 100.000 euro per netwerk voor de werkingsmiddelen. Voor het Brusselse netwerk werd het dubbele budget uitgetrokken.
Voor de implementatie van het programma ‘crisiszorg’ is voor de mobiele crisiszorg 2,7 miljoen euro voorzien voor Vlaanderen en 1 miljoen euro voor Brussel. Ter ondersteuning van de residentiële crisisbedden werd binnen dit programma 2,1 miljoen euro voorzien voor Vlaanderen, en 770.000 euro voor Brussel.
Het programma voor langdurige zorg is ook uitgerold. Voor de mobiele langdurige zorg is voor Vlaanderen in 2,1 miljoen euro en voor Brussel in 710.000 euro voorzien. Voor het programma voor het intersectoraal consult en de liaison is voor Vlaanderen 1,1 miljoen euro en voor Brussel 410.000 euro begroot. De federale overheid heeft vervolgens ook het aanbod voor kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking en een bijkomend geestelijk gezondheidsprobleem versterkt. Er is voorzien in 882.000 euro voor Vlaanderen en in 225.000 euro voor Brussel. Recent heeft de Vlaamse Regering het programma voor vroegdetectie en -interventie, met een totaalbudget van 2,3 miljoen euro, gelanceerd. Ook is voorzien in 2 miljoen euro voor de outreach in de geestelijke gezondheidzorg naar jongeren die in de jeugdhulp verblijven. Ik zal dadelijk nog dieper op dat laatste punt ingaan.
Ik heb deze cijfers opgesomd om te duiden welke bijkomende budgetten recent voor de geestelijke gezondheidszorg zijn uitgetrokken en op welke wijze we aan oplossingen werken. Het volledig beleid is in de schoot van de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid steeds uitvoerig en in alle transparantie besproken in de taskforce geestelijke gezondheidszorg van de interkabinettenwerkgroep.
Het is een expliciete en gezamenlijke beleidskeuze geweest vooral in te zetten op de ambulante en mobiele ondersteuning die dicht bij de leefwereld van kinderen en jongeren ligt. Een residentiële opname is de laatste schakel in een ruimer beleid met betrekking tot de geestelijke gezondheid van kinderen en jongeren.
Het fundament van de geestelijke gezondheidszorg van de toekomst is uitgebouwd in de gids. Met het recent goedgekeurd decreet betreffende de organisatie en ondersteuning van het geestelijke gezondheidsaanbod beschikken we ook over de noodzakelijke regelgeving om de volgende stappen op de werkvloer te zetten.
Op 20 november 2017 heeft de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid de start goedgekeurd van het comité voor het nieuwe geestelijke gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren. De missie van het comité bestaat erin de implementatie op te volgen, te evalueren en voorstellen tot optimalisering uit te werken die dan aan het comité worden voorgelegd. Het comité is bovendien een overlegforum tussen experts, terreinactoren, koepelorganisaties en beleidsmedewerkers. Hierbij gaat tevens de nodige aandacht uit naar de afstemming met het overlegorgaan voor de volwassenen en met de andere bestaande structuren die beleidsvoorbereidende, uitvoerende of adviserende opdrachten uitvoeren. Het comité heeft een werkgroep die in de programmatie nagaat in welke programmatie in de toekomst zal moeten worden voorzien.
Een belangrijk element van het nieuwe beleid is de verbinding tussen de geestelijke gezondheidszorg en de jeugdhulp. Hierdoor kan de geestelijke gezondheidszorg aan het jeugdhulptraject worden toegevoegd. Hier is een reële nood aan bij de minderjarigen in de jeugdhulp die worden gekenmerkt door meerdere kwetsbaarheden op sociaal, emotioneel, psychisch en soms ook somatisch vlak. De nood aan expertise inzake geestelijke gezondheidszorg leidt er nu toe dat kinderen en jongeren die in de jeugdhulp verblijven, naar de residentiële kinder- en jeugdpsychiatrie worden doorverwezen. Dat is een tendens die we willen keren, zodat er meer residentiële behandelcapaciteit in de kinder- en jeugdpsychiatrie beschikbaar wordt.
Het is belangrijk in dit verband twee recente initiatieven te vermelden. Ondertussen zijn, onder meer door de reconversie, op mijn initiatief meer dan honderd nieuwe daghospitalisatieplaatsen voor kinder- en jeugdpsychiatrie gerealiseerd. Uiteraard betreft het een reconversie die wij hebben begeleid, maar dit zit ook in de financiering van de ziekenhuizen. Een capaciteitsuitbreiding met honderd ambulante plaatsen is echter echt groot.
Ik wil graag ook dieper ingaan op de ontwikkelingen in het hulpprogramma voor outreachende ondersteuning van de residentiële voorzieningen in de jeugdhulp, waar ik daarnet al aan heb gerefereerd. Om tegemoet te komen aan de meervoudige problemen met kinderen en jongeren die in residentiële jeugdhulpvoorzieningen en in gemeenschapsinstellingen verblijven, heeft het agentschap Jongerenwelzijn een nieuw hulpprogramma ontwikkeld voor de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren die in de jeugdhulp verblijven.
Voor de gemeenschapsinstellingen betreft het de structurele inbedding van de outreachprojecten van de afgelopen jaren. Voor de private residentiële voorzieningen betreft het een uitbreiding van de mogelijkheden om intensief met de geestelijke gezondheidszorg samen te werken. Het is expliciet de focus van het nieuw programma om de bestaande wisselwerkingen tussen de geestelijke gezondheidszorg en de jeugdhulp, zowel vanuit de reguliere financieringsstroom als vanuit de programmafinancieringen, te versterken en om hierop verder te bouwen. Een goede samenwerking tussen de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren en de andere partners in de jeugdhulp, de context en de jongeren zelf leiden tot intensief gedeelde trajecten en tot creatieve antwoorden. De continuïteit van de zorg en de zorg op maat staan hierbij centraal. Voor deze oproep is in de begroting van het Fonds Jongerenwelzijn een recurrent totaalbudget van 1,9 miljoen euro ingeschreven. Die hulpprogramma’s zullen zeer binnenkort, op 1 mei 2019, in heel Vlaanderen van start gaan.
Daarnaast is er de afgelopen jaren ingezet op afstemming van het crisis-ggz-programma en het crisishulpprogramma van de jeugdhulp zodat er snel kan worden ingegrepen wanneer er zich een crisissituatie voordoet. Zo kan bijvoorbeeld een mobiel crisisteam bij een jongere aan huis gaan. Het bestaande crisisaanbod en de match tussen vraag en aanbod is het voorwerp van een continue monitoring en bijsturing. Vanaf 1 april 2019 hebben we overigens ook hier een uitbreiding van het aanbod crisisjeugdhulp voorzien.
De kinder- en jeugdpsychiatrische diensten worden door de federale overheid gefinancierd. We hebben geen zicht op de wachtlijsten in de kinder- en jeugdpsychiatrie. We merken wel op dat vele diensten zelf alternatieven voorzien die de wachttijd kunnen helpen overbruggen, bijvoorbeeld ambulante contacten met een psychiater, een referentiepersoon die contact houdt, een praatgroep waar men kan aansluiten tijdens de wachttijd enzovoort.
De kinder- en jeugdpsychiatrische diensten behoren tot de federale bevoegdheid. Er bestaan volgens ons geen vaste voorrangsregels. Elke voorziening beheert autonoom het instroom-, doorstroom- en uitstroombeleid. Dat weerhoudt het ziekenhuis er niet van om bepaalde aanmeldingen sneller te beantwoorden. Maar het is de eigen verantwoordelijkheid om die afweging te maken.
Ik wil ten slotte nog benadrukken dat de procedure tot gedwongen opname een federale bevoegdheid is, behorend tot het domein Justitie en niet Volksgezondheid. Er wordt in de pers ook een zeer pervers mechanisme voorgesteld van gedwongen opname om zo een voorrang te forceren op een wachtlijst. Dit is echt wel niet de bedoeling van de procedure tot gedwongen opname. Een gedwongen opname is het laatste redmiddel. Dat zet men enkel in als alle andere opties geen mogelijkheid meer zijn om een persoon in vrijwilligheid hulp en zorg te bieden. Een gedwongen opname kan immers traumatiserend zijn voor de persoon in kwestie. Zolang vrijwilligheid mogelijk is, moet men daarmee werken en bekijken hoe men best met de zorgvraag kan omgaan. Er zijn mogelijkheden in het ambulante aanbod, het crisisaanbod aan huis enzovoort. Ook ondersteuning aan families kan worden geboden.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, dank u wel. Met een aantal van uw initiatieven ben ik zeker tevreden, zoals het sterker verweven van vormen van geestelijke gezondheidszorg in de jeugdhulp. Dat is zeker belangrijk. Ik ben het ook met u eens dat een opname een laatste schakel is en dat die beide eigenlijk zouden moeten worden voorbehouden voor die kinderen die er bijzondere nood aan hebben en dat andere kinderen vaak in een vroeger stadium kunnen worden geholpen met ambulante en mobiele ondersteuning. Maar daar is het probleem dat alles dichtgeslibd is en dat de budgetten die u nu voorziet, mijns inziens ontoereikend zijn als antwoord. Ik vroeg me af welke budgetten er nodig zijn in geval u of iemand anders de wachtlijsten voor dat ambulante en mobiele luikje zou willen wegwerken. Hoeveel is er extra nodig qua injectie? Dat lijkt me belangrijk om te weten.
Terecht zegt u dat een gedwongen opname niet oneigenlijk gebruikt mag worden. Ik ben het zeer sterk met u eens. Ook hulpverleners kijken die gedwongen opnames niet graag tegemoet. Het is moeilijker werken onder die omstandigheden, maar het toont wel aan hoe wanhopig sommige mensen zijn gezien de lange wachttijden. Het toont vooral ook aan dat voor sommige problematieken die dermate complex zijn, bijvoorbeeld zware trauma's waarvoor niet elke voorziening de expertise in huis heeft, er gewoon nergens antwoord wordt geboden, en ook geen antwoord kan worden geboden. Denk aan slachtoffers van bijvoorbeeld een tienerpooier, die er zeer slecht aan toe zijn. Als er meer wachtenden zijn dan plaatsen, kijken ziekenhuizen logischerwijze welk kind of welke jongere zij het best kunnen helpen. Het probleem is dat een aantal van die kinderen er tussenuit vallen en zonder hulp achterblijven. Dat is toch wel een zeer grote zorg van mijn kant.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Als ik de vraag goed begrepen heb, gaat het over een inschatting van wat er in tweede- of derdelijns geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren aan noden is. Dat is natuurlijk niet zo gemakkelijk in te schatten. Ik verwijs naar het korte plenaire debat dat we vorige week hebben gehad over het decreet dat we in Vlaanderen goedgekeurd hebben. Ik ben er absoluut van overtuigd dat we daar in het kader van de ziekteverzekering een extra budgettaire inspanning voor moeten doen. Ik ben ook overtuigd dat we de beweging in de geestelijke gezondheidszorg moeten maken waarin Vlaanderen in grote mate de laatste jaren zeer sterk heeft ingezet op de laagdrempeligheid, de nulde lijn, de eerste lijn en de eerstelijnspsychologische functie voor kinderen en jongeren. Ik heb ze nog niet genoemd maar het zullen er ongeveer twintig zijn die er bij komen doordat het rechtstreeks toegankelijk aanbod is versterkt.
Wel, het is duidelijk dat die shift naar ambulante en meer laagdrempelige hulp, in het kader van de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg, hoe dan ook op de politieke agenda kan komen – of dat hoop ik toch.
Het lijkt mij ook wenselijk dat dit gepaard gaat met een betere indekking van het personeel dat nog in de intramurale zorg aanwezig is. De federale overheid is daar op dit moment alleszins nog actief mee bezig. En wij steunen dat ook.
Ik kan u geen exact getal geven van wat we nodig hebben aan tweede- en derdelijnszorg voor kinderen en jongeren. Maar ik maak daar ook een slotbedenking bij, om u niet de indruk te geven dat ik dat helemaal niet met onze Vlaamse bevoegdheden wil verbinden.
Ik ben ervan overtuigd dat de beweging die wij maken – veel meer vroegdetectie, rechtstreeks toegankelijk, dit via de nuldelijns- en eerstelijnspsychologische functie en via outreach, en via de mogelijkheid vanuit de specialistische geestelijke gezondheidszorg naar de jeugdhulpvoorzieningen – ertoe zal bijdragen dat de instroom en de uitstroom uit de kinderpsychiatrie toch een stuk beheersbaarder kan worden.
Ik kan mij natuurlijk wel inbeelden dat een aantal K-diensten zeggen dat zij wel een rol willen spelen, maar dat ze dat binnen een traject willen doen. En dat is natuurlijk ook de reden waarom ons decreet heel uitdrukkelijk inzet op die trajecten. Ik denk dat continuïteit hier een zeer cruciaal element is, en dat veronderstelt een zeer sterke intersectorale benadering.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Ik ben het inhoudelijk met u eens. Vroegdetectie is heel belangrijk. Maar we staan toch ook voor diagnostiek, en soms is die diagnose belangrijk als toegangsticket. En we zien dat die diagnostiek vaak overvraagd is.
Ik ben het ermee eens dat we inzetten op vroegdetectie, maar we moeten ook echt vroeg kunnen handelen. Ik ben ervan overtuigd dat we veel erger kunnen voorkomen als we een vroeg antwoord kunnen bieden op een aantal problematieken bij kinderen en jongeren, die deels met het kind zelf, en deels met de contextfactoren kunnen te maken hebben.
Het zal zeker nodig zijn dat ook de volgende regering – zowel Vlaams als federaal – daar sterk in investeert, om ervoor te zorgen dat we situaties toch sneller kunnen ombuigen. Daar waar het echt niet lukt, kunnen we telkens een stap verder gaan. Nu zien we soms situaties escaleren omdat we er niet altijd vroeg genoeg bij kunnen zijn. En dat is toch erg jammer.
De vraag om uitleg is afgehandeld.