Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Beste collega's, op vrijdag 22 maart konden we in De Standaard lezen dat de leerkracht Nederlands niet graag leest. Dat blijkt uit een studie. De passie voor boeken is niet genoeg aanwezig bij studenten van de lerarenopleiding. Afgelopen maandag hebben we met de collega's van de commissie Cultuur nog een debat gehouden, de 'Staten-Generaal van het Boek', georganiseerd door Boek.be, en op dat debat zijn die studie, de problematiek van ontlezing en hoe we moeten werken aan leesbevordering zeer uitgebreid besproken. Dat is voor de boekensector, maar ook voor het onderwijs een belangrijk aandachtspunt. Taal is nu eenmaal de basis van onze cultuur en de basis van ons leren.
Vlaamse leerlingen uit het vierde leerjaar lezen niet alleen minder graag, maar ook minder goed. Deze conclusie kwam al in 2016 naar boven in een internationaal onderzoek. Dat onderzoek wees ook uit dat de leesvaardigheid bij Vlaamse 10-jarigen erop achteruitgaat.
Uit nieuw onderzoek in opdracht van het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL), Iedereen Leest en CANON Cultuurcel blijkt dat leesbevordering ook een uitdaging is voor de Vlaamse lerarenopleidingen. Dat bleek uit een kwalitatief onderzoek dat werd uitgevoerd bij 64 lesgevers. Maar liefst 71 procent van alle lerarenopleidingen Nederlands nam deel aan deze studie. De focus lag daarbij voornamelijk op het vak Nederlands.
Leesbevordering zou volgens Koen Van Bockstal, directeur van het VFL, een van de basisprincipes moeten zijn in het onderwijs. Dat deze resultaten gepresenteerd worden tijdens de Jeugdboekenmaand, die van 1 tot 31 maart loopt, is toch wel bijzonder. In deze maand staat leesbevordering en leesplezier bij kinderen immers centraal. Een belangrijke schakel om leerlingen aan het lezen te zetten, is de leerkracht. Als die zelf echter niet graag leest, dan is er een probleem. De resultaten van dit onderzoek verdienen volgens ons de nodige aandacht en opvolging.
Hoe evalueert u de initiatieven die reeds bestaan binnen Vlaanderen – want het is ruimer dan louter Onderwijs – inzake leesbevordering?
Hebt u de intentie om initiatieven te nemen inzake leesbevordering bij de studenten van de lerarenopleiding?
Welke actoren moeten daar volgens u bij betrokken worden en welke extra middelen bent u bereid hierin te investeren?
Alvast hartelijk bedankt voor uw antwoord, minister.
Minister Crevits heeft het woord.
Normaal gezien is dit de laatste vraag die ik deze legislatuur in deze commissie beantwoord. Ik had beloofd om pralines mee te nemen, maar dat vond ik wat te vroeg, zo om 10 uur ’s morgens, dus ik heb voor iets anders gekozen: ik heb een potje Torhoutse mosterd mee, omdat we voor verkiezingen staan. Ik moet wel zeggen dat de zoon van de eigenaar van Mostaard Wostyn lijsttrekker was voor Open Vld tijdens de gemeenteraadsverkiezingen in Torhout, maar hij is niet verkozen geraakt, dus ik dacht dat dit wel moest kunnen. Ik vind het de beste mosterd die er is, de beste van de wereld, en zo’n potje gaat ook iets langer mee dan een praline die je opeet en die dan verdwijnt in de eeuwigheid.
Is het niet wat te vroeg om nu al mosterd te eten?
U bent niet verplicht om het potje te aanvaarden, collega Cordy, maar u zult het tijdens de campagne misschien kunnen gebruiken. Ik heb geleerd dat de N-VA naar mij toe ook wel al eens mosterd gebruikt. Laat er ons een faire, maar pikante campagne van maken.
Er bestaan trouwens heerlijke receptjes met mosterd, dus vergeet niet om straks een potje mee te nemen. Binnen de regering heb ik er ook al vaker eentje uitgedeeld en collega Muyters vraagt vaak om het bij te vullen. Het zal dus wel geen zo’n slechte mosterd zijn.
Bedankt.
Collega Segers, dan kom ik nu tot uw vraag.
Ik merk dat er al jaren een stevig aanbod is. Het gaat dan om acties die vooral getrokken worden vanuit CANON Cultuurcel. Ik geef een overzichtje.
Je hebt ten eerste de auteurslezingen, waarbij auteurs tijdens de jeugdboekenmaand in klassen komen om hun werk voor te stellen en leerlingen warm te maken voor lezen. We zien een sterke stijging van auteurslezingen in scholen en ik geef u het cijfer mee, collega Segers: in 2013 waren er 2010 lezingen en in 2018 waren er 2800. Je voelt het aantal lezingen dus stijgen, wat aantoont dat scholen daar heel dankbaar gebruik van maken. Ik heb dan ook beslist om het VFL in 2019 nog 30.000 euro extra toe te kennen om aan die stijgende vraag tegemoet te kunnen komen.
Ten tweede is er de campagne ‘Boekenjuf/Boekenmeester’. Hierbij wordt de beste boekenjuf of boekenmeester verkozen. Hij of zij krijgt dan een boekenpakket om de klasbib mee aan te vullen. Die boeken worden geschonken in samenwerking met kinder- en jeugdboekenuitgevers.
Ten derde heb je de poëziesterren, in samenwerking met Poëziecentrum. Klassen uit de kleuter- en lagere school gaan daarbij op zoek naar de beste gedichten. Elke dag wordt een gedicht besproken in de klas en op het einde van de rit wordt de gouden poëziemedaille uitgereikt aan het mooiste gedicht.
Ten vierde heb je de cultuurdagen, die gemiddeld 2000 deelnemers lokken en georganiseerd worden door CANON Cultuurcel. Daarbij worden er tal van lezingen en workshops geprogrammeerd voor studenten van de lerarenopleiding en leren ze hoe je lezen en cultuur mee kunt integreren in niet zo voor de hand liggende lessen.
Ten vijfde coördineert CANON Cultuurcel in september een verzending naar alle scholen waarbij ze naast het magazine van de Boekenjuf/Boekenmeestercampagne ook een overzicht geeft van activiteiten waarop scholen en leerkrachten kunnen inzetten. Daarnaast organiseert ze een overleg met pedagogische begeleiders en lerarenopleiders in een focusgroep rond lezen.
De initiatieven van CANON worden jaarlijks geëvalueerd en indien nodig bijgestuurd.
We hebben in deze legislatuur sterk ingezet op het verbinden en bekendmaken van tal van initiatieven. In het hier aangehaalde onderzoek naar leesmotivatie in de lerarenopleiding, ‘Van knelpunt tot speerpunt’, worden de initiatieven door de lerarenopleiders fel gewaardeerd, maar horen we ook nog de nood om sommige initiatieven beter te leren kennen. CANON Cultuurcel heeft dus nog wat werk om zichzelf bekender te maken in de klas.
Ik heb recent ook 50.000 euro extra subsidies toegekend aan Iedereen Leest voor leesbevordering en -plezier op school. Leesplezier is heel belangrijk en we werken daaraan door met dit extra budget een aantal scholen een basisboekenpakket te geven. Iedereen Leest stelt het pakket samen, in overleg met de school en de leerlingen. Via begeleiding op maat wordt er daarnaast onder andere inspiratie aangeboden rond het inrichten van leesplekken en het hanteren van werkvormen om met boeken in de klas aan de slag te gaan. Ik zie trouwens vaker dat men bij de bouw van nieuwe scholen rekening houdt met de mogelijkheid om leesplekken te voorzien in de gang. Je ziet dus steeds vaker dat lezen onderdeel gaat uitmaken van een schoolcultuur.
Belangrijk is dat deze scholen dan de opgebouwde expertise in het Netwerk Lezen op School en in het expertisenetwerk van de pedagogische begeleiders gaan inbrengen. Uiteraard zijn deze initiatieven geen zaligmakende oplossingen. Het is van belang om de vinger aan de pols te houden en blijvend in te zetten op onderzoek.
Wat kunnen we nu nog doen?
Ik ben blij dat in dit onderzoek ook sterke voorbeelden staan van hoe men aan leesbevordering werkt. Het onderzoek is voor mij dan ook een stimulans om na te gaan hoe we van die leesmotivatie een sterk item kunnen maken in de lerarenopleiding.
De lerarenopleiders zien het onderzoek zelf als een hefboom om leesonderwijs op niveau van de lerarenopleiding steviger aan te pakken. Vooral het werken aan een leesbeleid binnen de lerarenopleiding zelf lijkt me erg cruciaal. Wat we verwachten van de scholen moeten we uiteraard ook van de lerarenopleidingen verwachten.
Het gaat om het stellen van prioriteiten. De vraag is steeds of we iets kunnen wijzigen aan de leesmotivatie van onze studenten in opleiding, als er morgen geen euro extra meer blijkt te zijn. Het antwoord is wat mij betreft ‘ja’. Zowel de opleiders als dit onderzoek stellen dat ook zo, bijvoorbeeld door explicieter te maken dat je met lezen bezig bent of door er extra gericht tijd voor te maken. Studenten pikken dat op en dat merk je. En als studenten het oppikken, dan is de kans groter dat ze het ook gaan toepassen in de klaspraktijk.
Ik verwijs ook graag naar de Taalraad die ik installeerde en naar de manier waarop die rond begrijpend lezen aan de slag is gegaan. Vanuit zeven geformuleerde beleidsaanbevelingen werkt de Taalraad nu aan concretiseringen. De Taalunie krijgt daarbij ook een sterke rol.
De Taalraad stelt voor om voorbeeldscholen te selecteren die rond sterke leesdidactiek werken. Hij stelt ook voor om een prioritaire nascholing te organiseren met een focus op begrijpend lezen. De zogenaamde effectieve leesdidactieken moeten daarnaast via lerarenopleidingen hun ingang vinden. De raad wil ook de samenwerking tussen CANON Cultuurcel en de lerarenopleidingen versterken en wil inzetten op onderzoek over de implementatie van effectieve aanpakken voor begrijpend lezen. Ten slotte wil de raad afspraken maken met educatieve uitgevers om gesprekken te voeren over de manier waarop we bewezen aanpakken in de methodes zouden kunnen introduceren.
Ik geef tot slot ook nog even aan dat ik ook ‘De leeslijst van het BoekenOverleg – 10 prioriteiten voor 5 jaar beleid’ heb ontvangen. Deze memorandumtekst sluit aan bij wat we zelf ook ervaren: de nood om van lezen, leesplezier, leesmotivatie en begrijpend lezen een blijvend speerpunt en dus geen knelpunt te maken. Dat is positief geformuleerd.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik vind het een hele eer om de laatste vraag aan u te mogen stellen in deze commissie. Bedankt ook voor de mosterd. Daarvoor heb ik het uiteindelijk gedaan.
Ik ben blij met uw antwoord. Het is trouwens net op basis van dat memorandum dat we maandag het debat gevoerd hebben. Ik ben eveneens blij te horen dat u de tien prioriteiten onderschrijft. U hebt vast ook gelezen dat het VFL 300.000 euro meer vraagt in de volgende legislatuur, waarvan 75.000 euro voor de auteurslezingen waar u uw antwoord mee begonnen bent. Ik deel uw mening dat die auteurslezingen een zeer laagdrempelige en eigenlijk ook vrij goedkope manier zijn om jongere kinderen in contact te brengen met auteurs. Het is ook een steun voor de auteurs, dus ik denk dat we de lezingen het beste kunnen uitbreiden naar de lerarenopleidingen. Dat is vandaag nog niet het geval. Naast leesdidactiek, moeten we dus zeker ook hieraan werken. Ik denk trouwens dat dat niet alleen tijdens naschoolse activiteiten moet gebeuren, maar echt opgenomen moet worden als een vak in het curriculum.
Het is goed om te horen dat u de intentie hebt om CANON Cultuurcel nauwer te laten samenwerken met de lerarenopleidingen. CANON Cultuurcel is een onmiskenbaar belangrijke schakel in ons onderwijslandschap, omdat het de link legt tussen Cultuur en Onderwijs, een link die volgens mij nog veel meer gelegd moet worden. CANON Cultuurcel is echter geen grote organisatie. Als we dit ernstig willen nemen, moeten we in de volgende legislatuur serieus nadenken over extra ondersteuning voor de organisatie ‘tout court’.
Iedereen Leest heeft in het onderzoek aangegeven dat boeken het best overal zichtbaar zijn en ook toegankelijk moeten zijn, niet alleen op nieuwe scholen – u verwees ernaar dat er in nieuwbouwscholen vaak ruimte voorzien is voor bibliotheken –, maar ook op oudere scholen, want daar zijn er vaak onvoldoende en soms ook enkel verouderde boeken aanwezig. We moeten scholen de incentive geven om boeken te blijven aankopen. In heel wat gemeenten zie je kastjes opduiken om boeken te ruilen. We zouden ouders er ook toe moeten aanzetten om zulke kastjes in scholen te zetten en er boeken in te plaatsen.
De bibliotheek is ook heel belangrijk. Ik ben zelf ambassadrice geweest voor de campagne ‘#bibvooriedereen’. Doordat gemeenten niet meer verplicht zijn om een bibliotheek in te richten, dreigen er bibliotheken te verdwijnen, zeker als er meer fusies komen. Bibliotheken zijn nochtans een centrale actor in het kader van mediawijsheid en in het kader van leesbevordering.
Kinderopvang is eveneens belangrijk. Een initiatief als ‘Boekstart’ van het FVL, waarbij heel kleine kindjes met boeken geconfronteerd worden, wordt momenteel ondersteund door koningin Mathilde. Ik weet wel niet goed wie wat betaalt. Wat kan hierrond nog meer gedaan worden?
Ook de media zijn belangrijk. Leesbevordering moet echt transversaal zijn. Het FVL is vragende partij voor een apart programma over boeken. Ik weet niet of dat de beste weg is, maar ik heb bijvoorbeeld in het debat wel al de Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie (VRT) wel al aangesproken en het idee gelanceerd om van Simonneke in ‘Thuis’ een boekenwurm te maken, zodat boeken lezen een dagelijkse gewoonte wordt. En niet alleen de VRT heeft een rol te spelen; ik denk dat de boekensector met alle media moet gaan praten.
Tijdens het debat heeft de vertegenwoordiger van Open Vld, uw regeringspartner, wel een opmerkelijke uitspraak gedaan. Volgens haar zegt iedereen dat cultuur transversaal moet zijn, maar is het altijd Cultuur die met de centen over de brug moet komen. De oproep naar u toe, minister, is dus om te kijken hoe we in de volgende legislatuur meer middelen kunnen vrijmaken om de brug te slaan tussen Onderwijs en Cultuur, in het bijzonder voor leesbevordering. Als onze leerlingen noch onze leerkrachten nog goed en graag lezen, dan gaat de kwaliteit van het onderwijs immers onvermijdelijk achteruit.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik vond het een mooie vraag om mee af te sluiten, maar ook een heel belangrijke vraag. Het is dan ook een heel belangrijk thema.
In het kader van leesbevordering wilde ik gewoon even tussenkomen om de kracht van het prentenboek nog eens te benadrukken. We zeggen altijd ‘jong geleerd is oud gedaan’. Wel, als we van kleins af aan leren lezen, dan blijven we dat doen. Het prentenboek wordt heel vaak geassocieerd met het kleuteronderwijs, maar het is een heel krachtig iets om ook in het lager onderwijs of zelfs af en toe in het secundair onderwijs te gebruiken.
Er zijn tegenwoordig zo veel mooie prentenboeken. Ze kunnen in de lessen Nederlands of musische vorming gebruikt worden. Er zijn bovendien uitgeverijen die er enorm op inzetten en er bestaan boeken die tonen hoe je met prentenboeken aan de slag kunt gaan in het onderwijs. Dat zijn eigenlijk heel dankbare instrumenten om mee te werken, zowel in de omgang met kinderen als in de omgang met jongvolwassenen. Het triggert hen en dat brengt het boek op een heel leuke en heel laagdrempelige manier onder de aandacht. Ik wilde daar even reclame voor maken.
Wie wil er nog wat reclame maken?
De heer Cordy heeft het woord.
Reclame? Deels misschien.
We hebben al gemerkt dat de talen onder druk staan. Dat blijkt uit een aantal onderzoeken, en onlangs heb ik nog een vraag gesteld in de plenaire vergadering over de dalende belangstelling voor de neerlandistiek. Als we jongeren niet langer kunnen aanzetten om dergelijke studies aan te vangen, dan ga je natuurlijk ook veel minder mensen voor de klas krijgen die de liefde voor lezen en literatuur kunnen overbrengen. Een Vlaams actieplan rond talen is dus zeer belangrijk. We moeten ervoor zorgen dat we de belangstelling voor talen en het Nederlands, in al zijn facetten, kunnen blijven bevorderen.
Als je ‘taalonderwijs’ zegt, dan zeg je natuurlijk ook ‘literatuuronderwijs’. En als je ‘leesbevordering’ zegt, dan zeg je bij uitstek ‘literatuuronderwijs’. Literair lezen is de beste methode om effectief aan leesbevordering te doen. Je maakt mensen warm om te lezen en je brengt vooral een aantal vaardigheden en competenties bij die je met voorlezen nooit kunt aanbrengen: aandacht voor nuance, aandacht voor verwoording, aandacht voor verborgen boodschappen en aandacht voor andere weergaves van de werkelijkheid. Dat zijn allemaal zaken die je bij uitstek in literaire teksten vindt, en ik denk dat we daar heel sterk de nadruk op moeten leggen.
Literaire teksten van hedendaagse schrijvers zijn daarin uiteraard van belang, want die sluiten aan bij onze leefwereld en geven er commentaar op, maar het moet uitdagender zijn dan dat; het moet intellectueel uitdagender zijn dan enkel kijken naar wat momenteel geschreven wordt. We hebben een literaire canon die regelmatig wordt opgefrist en waarin heel wat werken uit de geschiedenis van de Nederlandse literatuur opgenomen zijn. In het verleden heb ik al aan Vlaams minister Sven Gatz gevraagd om minstens die werken ook effectief beschikbaar te maken.
Geconfronteerd worden met oudere teksten en de manier waarop men vroeger naar de werkelijkheid keek en die ook verwoordde, is van enorm belang. We leven in een gigantisch talige maatschappij. We leven in een maatschappij waarop we enkel vat krijgen door ze in taal uit te drukken. Dat is een perspectief dat we nooit uit het oog mogen verliezen.
We moeten echter ook uitgedaagd worden door een andere manier van kijken op die maatschappij. Dat krijg je door oudere literaire teksten te lezen. Die teksten zorgen enerzijds voor enige vervreemding, maar brengen ons terug op de oorsprong van onze cultuur en onze literaire evolutie. Ik denk dat we toch ergens een methode moeten vinden om mensen daar warm voor te maken, want je haalt er leerlingen mee uit hun comfortzone. Dat is toch de kern van het onderwijs, denk ik: mensen niet alleen hun leefwereld doen kennen, maar hen er ook buiten duwen, hen confronteren met zaken die niet tot hun leefwereld behoren en hen ermee leren omgaan en hen die zaken leren begrijpen. Dat is volgens mij een van de belangrijkste taken van ons onderwijs. De literaire canon inschakelen kan daarbij een enorm hulpmiddel zijn. Vandaar ook mijn vraag hoe we die canon in de lerarenopleiding, het secundair onderwijs en zelfs het basisonderwijs kunnen integreren. We hoeven echt geen schrik te hebben om mensen grote uitdagende teksten voor te leggen en die te laten doorworstelen, zelfs al zijn die teksten enigszins gedateerd. Dat is iets waar ons onderwijs absoluut geen schrik voor mag hebben.
Bedankt voor uw pleidooi, mijnheer Cordy.
Gaat u ook een literaire tussenkomst houden, mijnheer De Ro?
Ik ga geen literaire tussenkomst houden, maar wel een korte getuigenis geven, om aan te sluiten bij de vraag. Het is inderdaad mooi en symbolisch dat dit onze laatste vraag om uitleg is in deze legislatuur.
Soms zoeken we als beleidsmakers te veel naar oplossingen en middelen, terwijl de kansen voor het grijpen liggen. Ik heb het ongelooflijke voorrecht gehad om zeven jaar lang de leidinggevend ambtenaar te zijn van het agentschap waar CANON Cultuurcel onder viel en op die manier heb ik heel wat boekenjuffen en -meesters mogen ontmoeten en observeren en heb ik mogen aanhoren hoe zij leerlingen, van het kleuter- tot het secundair onderwijs, enthousiasmeren en motiveren om te lezen.
Twee weken geleden was ik bij de boekenclub van het atheneum van Vilvoorde te gast, en ik merkte daar net hetzelfde als toen bij het agentschap. Er zijn niet noodzakelijk veel middelen nodig, want het gaat om boeken en die zijn beschikbaar in bibliotheken, maar we moeten wel een plek creëren, aandacht schenken en tijd nemen, zodat we jongeren de kans kunnen geven dingen te ontdekken die ze anders niet zouden ontdekken. We moeten hen elkaar laten triggeren.
Laat Georges Monard nu net vandaag zijn nota presenteren. Daar staat iets heel interessants in, met name dat we niet altijd met voltijdse pedagogisch begeleiders, die niet meer in het onderwijs staan, moeten werken, maar ook leerkrachten, die wel nog in het onderwijs staan, deeltijds zouden moeten inschakelen als pedagogisch begeleiders om andere leerkrachten te gaan motiveren. Dat vind ik eigenlijk iets heel moois, want we hebben echt wel nog heel veel leerkrachten die in staat zijn jongeren te enthousiasmeren voor nieuwe of oude literatuur en ook voor literatuur waar sommigen misschien op neerkijken, maar die wel aansluit bij de leefwereld van jongeren.
Een van de mooiste verhalen die ik ooit gehoord heb, was dat van de Turks-Belgische stand-upcomedian Erhan Demirci. Dat was in het kader van de Radio 1-wedstrijd ‘Beste leraar Nederlands’. Ik kende hem toen nog niet, maar ik hoorde zijn verhaal dat hij thuis nog nooit boeken gezien had en dat zijn leerkracht Nederlands in het eerste middelbaar voor hem dan ook een nieuwe wereld opende. Hij heeft toen bij wijze van spreken de hele bibliotheek leeg gelezen.
In het kader van alles wat we deze week over onderwijskwaliteit hebben gezegd, denk ik dat we een heel belangrijke stap vooruit zetten als we er effectief in slagen om zowel leerlingen als leerkrachten – want ik ben het ermee eens dat leerkrachten graag moeten lezen om het te kunnen overbrengen op leerlingen – aan het lezen te zetten. De piste om leerkrachten door andere leerkrachten te laten enthousiasmeren via pedagogische begeleiding, is een heel mooie in dat opzicht, denk ik. Daarmee heb ik misschien ook direct de brug gelegd met de rest van de voormiddag.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik ben het met heel veel zaken die hier gezegd zijn eens, collega’s, en ik zal een aantal aanvullingen geven.
Eerst en vooral, collega Cordy, geef ik mee dat literatuurbeleving weer expliciet opgenomen staat in de nieuwe eindtermen voor de eerste graad. Dat is heel belangrijk.
Collega Segers, u hebt een aantal suggesties gedaan en ik wil er graag op ingaan. In mijn antwoord daarnet heb ik niet vermeld dat Odisee Hogesschool een opleiding tot leescoach gestart is. Ik was aanwezig bij de lancering. Het is heel mooi om te zien dat jonge en oude leerkrachten dat postgraduaat volgen en dus leren hoe ze lezen kunnen stimuleren. Het aanbod is er dus en de brug is gelegd.
Wat nog niet bestaat, maar wel nuttig zou zijn, is de uitbreiding van de auteurslezingen naar de lerarenopleiding. Dat zou heel interessant zijn, en dat hoeft ook niet zo heel veel te kosten. Auteurs gaan nu naar scholen, maar als je liefde voor lezen wil bijbrengen, dan zouden ze misschien beter ook eens naar de lerarenopleidingen gaan. Dat zullen we bekijken.
Ik heb deze legislatuur ook zeer intens samengewerkt met collega Gatz om de banden met Cultuur aan te halen. Op die dagen die CANON Cultuurcel bijvoorbeeld organiseert, zien we dat er altijd veel volk aanwezig is. Ik ben het ermee eens dat dit nog intenser kan de komende jaren en ik denk dat dat ook effectief zal gebeuren, wie er dan ook bevoegd zal zijn voor het onderwijs. Dat hoeft wel niet altijd zoveel extra middelen te kosten. Ik ben het er niet mee eens dat nauwer gaan samenwerken altijd geld kost, integendeel zelfs: het zou een wederzijdse meerwaarde kunnen betekenen zonder extra budgetten. Dat heb ik daarnet ook gezegd in mijn antwoord.
Collega’s, inzake oude of recente literatuur, geef ik het voorbeeld van Bart Moeyaert, die eergisteren de Nobelprijs voor jeugdliteratuur gewonnen heeft. Dat is een schitterende zaak, vooral ook omdat zijn boeken veel gelezen worden. Er zit dus wel wat talent in Vlaanderen.
Anderzijds, collega Cordy, is het ook mooi om een van de oudste Nederlandse zinnen te gaan lezen en bestuderen. Het is lente, dus ik zal hem ook even voorlezen. Ik heb hem recent opnieuw gelezen en had hem ook geleerd in het secundair onderwijs. Toen ik hem een paar weken geleden opnieuw las, dacht ik, het zou toch interessant zijn dat die zin levendig blijft. Hij luidt als volgt: “Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu…”
Ja, dat is het. (Gelach)
Ik heb het tweede deeltje nu niet voorgelezen, maar ik ga het vertalen, want het is een heel mooi zinnetje: “Alle vogeltjes zijn nestjes beginnen te maken, behalve jij en ik. Waar wachten wij nog op?”
Dat is misschien in strijd met de pikante mosterd, maar het is lente. Ik denk wel dat ik vier woorden vergeten ben. (Opmerkingen van Paul Cordy)
“… wat unbidan we nu?” Voilà, dat is het. U hebt het ook opgezocht. We waren in Noordrijn-Westfalen om de Nederlandstalige week te openen en ik mocht aan de universiteit een kleine toespraak houden en toen heb ik deze zin van onder het stof gehaald. Ik had hem hier snel opgeschreven, maar ik voelde dat er iets ontbrak. U ziet, hij zit nog in mijn hoofd, maar blijkbaar niet meer helemaal.
Wat ik hiermee wilde zeggen, is dat het goed is om zowel het oude als het nieuwe te koesteren. Daar kan je ook je fantasie heel mooi op loslaten en dat geeft dan weer een stukje leesplezier.
Ik heb trouwens zelf ook het genoegen gehad om in een aantal scholen voor te lezen en het is onwaarschijnlijk hoe de fantasie zelfs bij kleutertjes geprikkeld en gestimuleerd wordt tijdens het voorlezen. Dan gaat het natuurlijk om fictie, maar het is bijna onmogelijk dat iemand niet graag leest als kind, want het werkt zo stimulerend. (Opmerkingen van Katia Segers en Jo De Ro)
Als het niet aangeboden wordt of – en dat heb ik ook gemerkt – als je permanent geconfronteerd wordt met hoe fout je het doet, dan ontstaat er ook enige aversie tegenover lezen. Je hebt de stimulans nodig om het te doen, al moet je het natuurlijk ook wel correct leren. Ook hier zijn goede evaluatie en feedback belangrijk om het een en het ander te stimuleren. Zie daarvoor ook ons inspectieverslag.
Maar het was inderdaad een mooie vraag om de legislatuur mee af te sluiten, collega Segers.
Collega Segers, hebt u nog een ei voor in dat leesnestje?
Dat heb ik zeker. Ik wil zeker nog iets toevoegen. Ik ben er dankbaar voor dat u een aantal van mijn suggesties wilt bekijken en meenemen, minister. Ik denk dat er een paar structurele, maar vooral veel kleine samenwerkingsprojecten zijn waarmee je veel kunt bereiken. Daarover ben ik het absoluut met u eens. De collega’s hebben ook een aantal mooie aanvullende suggesties gegeven.
Ik wil wel even terugkomen op het laatste wat u zei, met name dat u zich niet kunt inbeelden dat kleine kinderen niet graag lezen, want er zijn wel degelijk leerlingen die dat niet graag doen, onder wie kinderen en jongeren met leesstoornissen. Ik heb drie zonen en zij haten lezen, terwijl ikzelf een boekenwurm ben. Die kinderen lezen niet goed, vinden het daarom niet leuk en hebben dus nood aan extra ondersteuning. We hebben het er al een aantal keer over gehad deze legislatuur, maar er kan op dat vlak zeker nog veel meer gebeuren. Ik denk dan aan voorleessoftware aankopen of de collectie luisterboeken uitbreiden. Er is veel meer mogelijk. Zo maak ik mooi de brug naar de conceptnota van deze namiddag, maar ik denk dat het goed zal zijn om leesbevordering als een absolute prioriteit mee te nemen naar de volgende legislatuur.
De vraag om uitleg en de mooie uitleg erbij zijn afgehandeld.