Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Deze vraag sluit inzake technologie aan bij de vorige vraag. Ik heb een conceptnota geschreven over energie-entiteiten waarbij als voorbeeld appartementsgebouwen werden genomen. Wanneer men in een appartementsgebouw of meergezinswoning met bijvoorbeeld twintig eenheden zonnepanelen wil plaatsen, zijn er eigenlijk maar twee mogelijkheden. Eerste mogelijkheid is dat een paneel wordt geplaatst op het dak ter compensatie van het verbruik van de gemeenschappelijke delen. Doorgaans ligt dat verbruik redelijk laag tenzij er een lift wordt gebruikt. De andere optie is dat elk appartement zijn eigen zonnepaneel heeft met zijn eigen omvormer en eigen bekabeling, gekoppeld aan zijn eigen teller. Ook dat is niet echt verstandig omdat het zeer duur is. Tot nu toe was er echter niet echt een andere mogelijkheid maar nu spreekt men vanuit Europa over ‘local energy communities’. Het kan dan gaan over een meergezinswoning, meergezinsgebouw, wijken, retailparken, kmo-zones enzovoort.
Daarvan bestaan er een aantal mooie voorbeelden in Nederland. Zo wordt in de Nederlandse nieuwbouwwijk, de Zeuven Heuvels in Wezep, geïnvesteerd in een eigen distributienetwerk. Op die manier wordt de lokaal opgewekte energie maximaal lokaal gebruikt en wordt er minder geïnjecteerd in het algemene net. Fysisch is dat ook logisch. Zelfs wanneer men in een appartementsgebouw alle panelen met elkaar zou koppelen, gaan die elektronen niet eerst naar de straat om dan terug te keren van de straat naar het gebouw. Die blijven daar gewoon hangen want zij zoeken de weg van de minste weerstand. Puur fysisch klopt het verhaal dus maar decretaal of regelgevend niet.
Die wijk zal bestaan uit 57 energieneutrale woningen met een lucht-waterwarmtepomp. Daarnaast wordt er op de site elektriciteit geproduceerd met een PV-installatie. Met een privaat net wordt de stroom aan de inwoners bezorgd. Dit net is met één hoogspanningsaansluiting eveneens aangesloten aan het algemene net. Dit maakt het mogelijk om bij een tekort elektriciteit van het net te halen.
Dit kan wettelijk niet zomaar en dus is er een uitzondering aangevraagd. Er zijn intussen al een aantal projecten die van deze uitzonderingsmaatregel gebruikmaken, waaronder Schoonschip, een drijvende wijk die volledig zelfvoorzienend is, en De Ceuvel, waar oude woonboten elektriciteit uitwisselen met elkaar via een eigen privaat net.
Een dergelijk experiment bestaat ook bij ons in een wijk in Sint-Amandsberg bij Gent, namelijk Buurzame Stroom. Daar onderzoekt men de mogelijkheid om via eigen decentrale energieproductie en batterijopslag zelfvoorzienend te zijn. Daar zou men dus nog een stapje verder gaan.
Minister, hoe en wanneer wordt het experiment Buurzame Stroom uit Sint-Amandsberg geëvalueerd? Lopen er nog dergelijke projecten in Vlaanderen of staan er nog projecten in de steigers?
Wat zijn de voorwaarden om een dergelijk project te realiseren?
Wat zijn volgens u de voor- en nadelen alsook de kritische succesfactoren van een dergelijk project?
Minister Peeters heeft het woord.
Het project Buurzame Stroom wil van Dampoort en van Sint-Amandsberg een energiewijk van de toekomst maken. In maart 2018 werd het project gelanceerd. Het doel is om van Dampoort de groenste energiewijk van Gent te maken, met en voor buurtbewoners.
Er is niet voorzien in een specifieke opvolgingscommissie binnen het project Buurzame Stroom, maar de administratie Omgeving volgt het project op en is vragende partij om er lessen uit te trekken eenmaal het project daarvoor ver genoeg gevorderd is.
Het is een project waar ik inhoudelijk achter sta en waaruit belangrijke lessen zullen kunnen worden getrokken over hoe in de toekomst het energiesysteem er kan uitzien.
Vorig jaar werd een subsidie van 57.600 euro toegekend in het kader van de ondersteuning van batterijprojecten, zoals ik ook heb toegelicht als antwoord op uw vorige vraag over de ondersteuning van batterijen. Dit project loopt af op 31 oktober 2020 waarbij een evaluatie en de net genoemde leerpunten beschikbaar zullen zijn. Mijn administratie gaat daar dan verder mee aan de slag.
In Vlaanderen lopen nog gelijkaardige projecten. Ik verwijs graag naar het ROLECS-project (Roll-Out of Local Energy Communities).
Eind vorig jaar kregen verschillende consortia van bedrijven en onderzoeksinstituten een mooi kerstcadeau, namelijk de goedkeuring van hun Interdisciplinair Coöperatief Onderzoek-project (ICON) of ontwikkelingsproject op pilootschaal. Nadat de projecten in september waren ingediend en in november werden verdedigd voor een deskundige jury, heeft het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) met de steun van Flux50 al het benodigde papierwerk met succes afgerond. Deze innovatieve projecten inzake energie zullen worden ondersteund via het Hermesfonds.
Dergelijke projecten kunnen soms binnen de bestaande regelgeving, maar doorgaans heeft een project nood aan een regelluwe zone voor energie. De rechtsfiguur van de regelluwe zone is afkomstig uit Scandinavië en Nederland. De regelluwe zone is als het ware een proeftuin om te experimenteren met innovatieve technieken of praktijken zonder te worden gehinderd door de van toepassing zijnde generieke regelgeving. De decreetbasis daarvoor is eind vorig jaar reeds goedgekeurd in het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering besliste vorige vrijdag over het uitvoeringsbesluit. Het ligt nu bij de Raad van State.
Het is mijn bedoeling om de voor- en nadelen, alsook de kritische succesfactoren van dergelijk projecten te kennen en na te gaan hoe ze via de regelluwe zones voor energie kunnen worden gerealiseerd. Naast deze proefprojecten is sinds begin dit jaar door het Departement Omgeving ook een onderzoek gestart naar een toekomstgericht Vlaams kader voor microgrids en lokale energiegemeenschappen. Het grootste deel van de studie heeft als doel om onderzoeksmatig beleidsaanbevelingen te formuleren en te onderbouwen voor het implementeren van een regelgevend kader voor microgrids en/of ‘energy communities’ in Vlaanderen, rekening houdend met zowel de Europese ontwikkeling als de specifieke Vlaamse context. Dit regelgevend kader moet lokale productie en consumptie van hernieuwbare energie en de lokale uitwisseling van deze energiestromen effectief stimuleren zonder de bestaande distributienetten en de financiering ervan uit te hollen.
U hebt ook nog verwezen naar appartementen waar het dak inderdaad vaak de enige mogelijkheid is om zonnepanelen te leggen. Er is recent een Europese richtlijn gekomen die aan lokale entiteiten toelaat om aan energiedelen te doen. Ook coöperaties bieden mogelijkheden zodat mensen in appartementen mee kunnen investeren in hernieuwbare energie.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, u zegt dat er een Europese richtlijn is voor appartementsgebouwen. Ik veronderstel dat deze mee wordt opgenomen in de studie waarover u sprak en die beleidsmaatregelen gaat moeten voorstellen.
Is er een timing voor die studie? Een studie moet dan met conceptnota's binnen de regering, met ontwerpen van decreet, adviezen enzovoort. Het zou nog wel eens een paar jaar kunnen duren.
Ook de regelgeving energieprestatie en binnenklimaat (EPB) zal moeten worden aangepast. Hierover staat ook een opmerking in mijn conceptnota. Nu moet iedereen zoveel procent hernieuwbare energie hebben, maar hoe moet dat op een appartementsgebouw? Dan moet iedereen zijn eigen panelen plaatsen, en dat is weinig zinvol. Als men kan werken met een coöperatie of een zonnevereniging die panelen kan plaatsen op het dak voor alle eigenaars die ook mee investeren, kan dat procentuele aandeel, 1/20e of 1/25e van de totale productie, perfect worden verrekend in de EPB-verrekening. Dit moet worden opgenomen in de EPB-rekenmodule.
Dan denk ik dat dat ook het best zo snel mogelijk gebeurt. Uit de hoorzitting weten we dat een softwareaanpassing bij de EPB een heel eind kan duren.
Ik zie uw medewerker fronsen, maar kijk even naar bijlage 6 van het Energiebesluit van 19 november 2010. Die bijlage bepaalt hoe de hoeveelheid energie uit hernieuwbare energiebronnen wordt berekend, maar zal volgens het Energiedecreet aangepast moeten worden om energiedelen ook mee in rekening te brengen bij de EPB-berekening. Zoals het nu is kunnen we niet met energie-entiteiten – lees: een appartementsgebouw of een meergezinswoning – gaan werken. We moeten deze regelgeving aanpassen, wat veel handiger zou zijn, want bij nieuwbouwappartementen moeten eigenaars voor ieder appartement een eigen paneel plaatsen. Het zou veel nuttiger en goedkoper zijn als er één installatie staat waar iedereen mede-eigenaar van is. Dat zou dan ook doorgerekend moeten kunnen worden in de rekenmodule.
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, wat de studie betreft, kan ik meegeven dat dit alleszins een van de onderzoeksprioriteiten van het Departement Omgeving is voor dit jaar. We hopen natuurlijk dat we daar zo snel mogelijk resultaten van kunnen hebben. Of dat nog gaat lukken voor het einde van de legislatuur, dat weet ik natuurlijk niet, maar het is alleszins een van de prioriteiten.
Wat de coöperaties betreft en het verrekenen van het aandeel in de EPB, denk ik dat we er inderdaad de nodige aandacht aan moeten geven om dat aandeel te kunnen doorrekenen. U zegt dat er daarvoor nog software-aanpassingen nodig zijn. Wij zullen doorgeven dat ze daar zo snel mogelijk werk van maken. Het zou inderdaad een goede zaak zijn dat iedereen dat individueel kan doorrekenen. Dat zou voor alles en iedereen een win-winsituatie zijn.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord.
Ik denk inderdaad dat het voor iedereen een win-winsituatie is als het op deze manier gebeurt. Mochten we dat niet voorzien in de EPB-rekenmodule, dan gaan we weer niet tot één energie-entiteit kunnen komen en missen we weer een stuk capaciteit rond hernieuwbare energie.
Het was mij ingegeven door eigen studies, waaruit bleek dat er in steden minder zonnepanelen geplaatst worden dan op het platteland. Dat is enerzijds te verklaren omdat er in steden meer flatgebouwen zijn en er dus minder oppervlakte is. We zien echter dat de beschikbare oppervlakte ook minder benut wordt. Daken van appartementsgebouwen worden enkel voor gemene delen gebruikt en niet voor individuele appartementen. Bewoners denken nu eenmaal dat ze er niets aan hebben, omdat ze het niet kunnen doorrekenen in de EPB-rekenmodule, omdat ze de stroom niet tot bij hun eigen appartement kunnen krijgen en omdat het te duur is. Het zou dus een goede zaak zijn.
Dat is ook gekoppeld aan uw regelluwe zone, waarover u nu advies inwint, en voor een stuk aan batterijtechnologie.
U hebt daarnet ook een opmerking gemaakt waar ik 100 procent achtersta. Zelfs met ‘local energy communities’ moeten we ervoor zorgen dat de financiering van het distributienettarief niet uitgehold wordt. Dat is ook een blijvend aandachtspunt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.