Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Pira heeft het woord.
Sinds enkele dagen staat de pagina ‘Subsidie voor gemeenten: pilootprojecten strategische visie Beleidsplan Ruimte Vlaanderen’ online op de website van Omgeving Vlaanderen. Op maandag 18 februari stuurde het Centraal Aanspreekpunt Lokale Overheden (Caplo) de oproep voor deze subsidie ook naar de lokale besturen. Subsidies kunnen aangevraagd worden van 1 tot en met 31 maart. Dit laatste staat ook zo in het subsidiereglement, maar daar wordt gesteld dat de oproep wordt gelanceerd in januari 2019.
Er zijn zes acties waarrond groepen van gemeenten een projectvoorstel kunnen indienen. In een projectvoorstel kunnen verschillende acties gecombineerd worden. De omvang van het bedrag dat de Vlaamse overheid hiervoor voorziet, wordt niet meegegeven. Wel wordt een maximumbedrag per bovengenoemde actie genoemd.
In de begroting 2019 is in het relevante begrotingsartikel voor de ondersteuning van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar en lokale ruimtelijke projecten in 6.305.000 euro voorzien. Dit komt qua grootteorde ongeveer overeen met de circa 5 miljoen euro die eind 2018 werd voorzien voor de subsidies voor de ‘Proeftuinen ontharding’, die minister Schauvliege ook aankondigde voor 2019.
Minister, u sprak op 13 en 16 februari in verschillende media evenwel van een voorstel dat in ontwikkeling is om 15 miljoen euro vrij te maken voor het stimuleren van lokale vergroening, alsook van de planning van 15 miljoen euro voor de vergroening en ontharding van Vlaanderen.
Dit zijn de zes acties die opgenomen zijn in de pilootprojecten. Er wordt een gemeentelijk of intergemeentelijk beleidsplan opgemaakt. Er wordt een intergemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening opgericht. Er komt een beleidsmatig gekaderde toepassing van de maatregelen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) ter bevordering van het ruimtelijke rendement. Er wordt een slim parkeerbeleid in functie van het ruimtelijke rendement ontwikkeld. De tien ruimtelijke kernkwaliteiten zoals opgenomen in de strategische visie van het BRV worden structureel geïmplementeerd in de lokale praktijk, met inbegrip van de vergunningspraktijk. Er wordt een convenant opgemaakt volgens het Instrumentendecreet. Daar staat expliciet bij dat de subsidieaanvraag pas mogelijk is na de inwerkingtreding van het Instrumentendecreet.
Het is op zich positief dat er op het terrein werk wordt gemaakt van de principes van het tot op heden ontbrekende BRV. Maar het ontbreken van de beleidskaders van het BRV, en het feit dat de Strategische Visie nog maar voorlopig werd vastgesteld door de regering en noch aan de adviesraden, noch aan het parlement is bezorgd, doet toch een aantal vragen rijzen.
Zo is daar bijvoorbeeld de eerste actie: de opmaak van een gemeentelijk of intergemeentelijk ruimtelijk beleidsplan. Het doel van deze subsidie is het ondersteunen van de opstart van een intergemeentelijk ruimtelijk beleidsplan, dat lokaal een vernieuwing van het ruimtelijk beleid inzet. Een tweede doel is het opbouwen van kennis en ervaring rond het intergemeentelijk ruimtelijk beleidsplan. Er wordt ook gesteld dat de juridische mogelijkheden op dit vlak zeer flexibel ontworpen zijn – een intergemeentelijke strategische visie en/of intergemeentelijke beleidskaders kunnen naargelang de behoefte worden gecombineerd. Die juridische mogelijkheden moeten ook een stimulans tot intergemeentelijk beleidsplanningsinitiatief zijn.
Inhoudelijk zou dat natuurlijk allemaal zeer positief kunnen zijn, maar het voelt in zekere mate absurd aan dat we aan gemeenten gaan vragen om al werk te maken van ruimtelijke beleidsplannen, wanneer de Vlaamse Regering er zelf niet in slaagt zo’n ruimtelijk beleidsplan goedgekeurd te krijgen. Je voelt intuïtief aan dat dit absurd is, en dat gevoel wordt bevestigd door het VCRO-artikel (Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) dat zegt dat er in elk ruimtelijk beleidsplan wordt aangegeven hoe het zich verhoudt tot de ruimtelijke beleidsplannen van de andere niveaus.
Bij verschillende andere acties waarvoor subsidies kunnen worden aangevraagd, wordt verwezen naar de strategische visie. Hier, net als in heel wat andere communicatie, lijkt het alsof er al een definitief goedgekeurde strategische visie bestaat. De vorige vraag heeft uitgewezen dat dat niet zo is.
Ten slotte is er de zesde actie, met name de opmaak van een convenant volgens het Instrumentendecreet, waarbij expliciet wordt aangegeven dat het aanvragen van een subsidie pas mogelijk wordt na de inwerkingtreding van het Instrumentendecreet. Zo ontstaat er een problematische timing: het Instrumentendecreet werd nog altijd niet aan het parlement bezorgd, en de termijn voor de subsidieaanvragen loopt van 1 tot en met 31 maart van dit jaar.
In de commissievergadering van vorige week stelde de minister dat de call werd gelanceerd waarmee gemeenten of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zich tot eind maart kandidaat kunnen stellen om in aanmerking te komen voor subsidies voor een gemeentelijk of intergemeentelijk ruimtelijk beleidsplan. Gemeenten kunnen in aanmerking komen voor subsidies om een beleidsmatige aanpak uit te bouwen rond het omgaan met ruimtelijk rendement en de decretale afwijkingsmogelijkheden in dat kader. We hebben het dan over de tien ruimtelijke kernkwaliteiten, of over slim ruimtelijk rendabel parkeren. Er zijn dus verschillende instrumenten waarmee de Vlaamse overheid deze geselecteerde pilootprojecten kan ondersteunen. Op die manier kan men, met de opgebouwde kennis en ervaring, een leertraject voor de andere gemeenten uitbouwen. Dat hebt u vorige week gezegd.
Werd de eerste oproep aan de gemeenten effectief pas halverwege februari gelanceerd in plaats van in januari, zoals voorzien is in het subsidiereglement? Zo ja, wordt de timing voor het indienen van de subsidieaanvragen – die niet verschoven is – dan niet zeer krap?
Klopt het dat het budget voor de pilootprojecten BRV uit hetzelfde begrotingsartikel komt als de subsidies voor de Proeftuinen ontharding, zoals naar voren komt uit het subsidiereglement? Zo ja, betekent dit dat de pilootprojecten BRV in de plaats komen van de Proeftuinen ontharding?
Minister, gaan uw uitspraken over de 15 miljoen euro die werden voorzien voor de vergroening en ontharding van Vlaanderen over deze pilootprojecten BRV? Zo nee, waarover gaat dat dan wel? Zo ja, kiest u dan voor een substantiële begrotingsaanpassing? Het begrotingsartikel waarnaar het subsidiereglement van de pilootprojecten BRV verwijst voorziet immers in iets meer dan 6 miljoen euro.
Hoe worden de gemeenten verondersteld al werk te kunnen maken van het opstarten van hun beleidsplanning als er nog geen zekerheid bestaat over de definitieve strategische visie en de beleidskaders van het BRV?
Minister, u hoopt dat Vlaanderen een leertraject voor de andere gemeenten kan uitbouwen met de in gemeentelijke pilootprojecten opgebouwde kennis en ervaring. Zou het beste begin van zo’n leertraject niet bestaan uit het aanbieden van een afgewerkte strategische visie en de door Vlaanderen goedgekeurde beleidskaders?
Hoe moeten de subsidie-oproep over de opmaak van een convenant volgens het Instrumentendecreet en het voorbehoud dat een subsidie pas kan worden aangevraagd na de inwerkingtreding van het Instrumentendecreet worden geïnterpreteerd? Er lijkt immers geen enkele timing van wetgevend werk realiseerbaar die én een grondige parlementaire bespreking en eventuele aanpassingen van dit zeer omvangrijke decreet én het opstellen van hierop inspelende subsidieaanvragen voor 31 maart mogelijk maakt.
Minister Van den Heuvel heeft het woord.
Mevrouw Pira, wat uw eerste vraag betreft, kan ik u geruststellen. De timing is nageleefd. De oproep voor pilootprojecten BRV staat sinds 8 januari op de website van het Departement Omgeving, duidelijk zichtbaar op de centrale startpagina. De oproep werd ook aangekondigd in de Caplo-nieuwsbrief en een aantal andere kanalen. Zo werd erover gecommuniceerd op het Yammer-platform, het digitaal netwerk van stedenbouwkundigen, en hij werd vermeld in diverse nieuwsbrieven, zoals die van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), het Kenniscentrum Vlaamse Steden en de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP). Er was ook een toelichting aan de elf Vlaamse intergemeentelijke verenigingen voor streekontwikkeling op het Vlinter-overleg. In het najaar van ’18 kwam de oproep ook aan bod op de beleidsfora over de strategische visie van het BRV. Ik kan u dus geruststellen: de timing is mooi nageleefd. Er gebeurde een tijdige en actieve communicatie rond deze oproep. Op basis van de signalen die ik opvang en de vragen die mijn administratie dagelijks ontvangt, kan ik concluderen dat de aanvraag ook gekend is bij onze lokale besturen.
Het klopt dat de subsidies voor de eerste Proeftuinen ontharding vorig jaar uit hetzelfde begrotingsartikel gebudgetteerd zijn als de pilootprojecten BRV. Voor de tweede oproep van de Proeftuinen ontharding, die overigens gekoppeld wordt aan de oproep voor de ondersteuning voor groendaken en de ondersteuning voor lokale vergroeningsprojecten, wordt een beroep gedaan op een ander begrotingsartikel, namelijk dat van het Klimaatfonds. Zoals ik straks nog zal uitleggen, komt die 15 miljoen euro dus uit een ander begrotingsartikel.
U vroeg of dit betekent dat de pilootprojecten BRV in de plaats komen van de Proeftuinen ontharding. Deze veronderstelling klopt niet. De pilootprojecten BRV hebben een eigen finaliteit, gericht op de ondersteuning van de gemeenten in het voeren van een vernieuwend ruimtelijk beleid. De Proeftuinen ontharding zijn meer projectgericht. De eerste oproep dateert van september 2018. De projecten uit die oproep werden inmiddels geselecteerd. Een volgende oproep voor de Proeftuinen ontharding is in voorbereiding en wordt, zoals zonet gesteld, op het begrotingsartikel van het Klimaatfonds begroot.
Als ik dus spreek over 15 miljoen euro voor vergroening en ontharding van Vlaanderen, dan wijs ik hiermee op een nieuwe, drieledige oproep, niet alleen voor ontharding maar ook voor groendaken en voor lokale vergroeningsprojecten. 5 plus 5 plus 5 is samen 15 miljoen euro. Nogmaals, voor alle duidelijkheid, want u weet het ondertussen: het is dus op een ander begrotingsartikel gebudgetteerd dan de pilootprojecten van BRV, namelijk het Klimaatfonds.
Hoe kunnen gemeenten al starten met hun beleidsplanning? Beleidsplanning werkt niet volgens een cascadesysteem. Het is een samenwerkingsmodel waarin elk bestuursniveau zijn rol moet spelen en evenwaardig kan opnemen. Dit planningssysteem is ingebed in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) en uitgewerkt in het uitvoeringsbesluit van 30 maart 2018 met nadere regels omtrent de opmaak van ruimtelijke beleidsplannen.
Verschillende steden en gemeenten werken vandaag dan ook al aan een beleidsplan Ruimte om tegemoet te komen aan de lokale ruimtelijke uitdagingen en prioriteiten. Ook verschillende provincies – onder andere onze provincie, mevrouw Pira, zoals u wellicht weet – maken werk van een beleidsplan Ruimte, inspelend op de ruimtelijke opgaven die zij zien en belangrijk vinden. Deze lokale initiatieven wens ik dan ook te stimuleren met de oproep pilootprojecten BRV. De strategische visie van het BRV, die op 20 juli 2018 goedgekeurd door de Vlaamse Regering, zet – in eerste instantie en voorlopig – een beleidslijn en filosofie uit voor de besturen in Vlaanderen. Ik ben het met u eens dat het verdere traject naar een definitief goedgekeurd BRV belangrijk is. Ik meen ook dat de lokale pioniers dit BRV-proces op hun beurt kunnen inspireren en versterken.
U had ook een vraag over het leertraject dat sommige gemeenten kunnen uitbouwen voor andere gemeenten. In de beleidsplanning is de lokale en interbestuurlijke dynamiek belangrijk. De lokale besturen zijn de eerste regisseurs in de ruimtelijke ordening in Vlaanderen. Het concept van de oproep om pioniers onder hen te ondersteunen en vervolgens de opgebouwde kennis te verbreden naar andere lokale besturen, vind ik een juiste weg.
Tegelijkertijd leert Vlaanderen uit de lokale praktijk hoe het zijn beleid sterker kan uitbouwen. Ik geloof meer in een systeem van interbestuurlijke wisselwerking dan in een hiërarchisch cascadesysteem. Dat is in se net een van de belangrijke bestuurlijke vernieuwingen die het systeem van beleidsplanning met zich meebrengt.
De oproep pilootprojecten BRV stelt zeer duidelijk dat er in deze fase van de oproep nog geen pilootprojecten inzake convenantbenadering kunnen worden ingediend. Op het gepaste tijdstip kan hiervoor een tweede deel van de oproep gelanceerd worden.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik ben verkeerd ingelicht over die timing. Ik heb het niet gezien in januari en waarschijnlijk was er in februari sprake van een herinnering. Ik dank u voor de duidelijkheid daarover.
Ik dank u ook voor de duidelijkheid over waar die 15 miljoen euro vandaan komt. U hebt duidelijk gezegd dat de pilootprojecten BRV een andere finaliteit hebben. Dit keer komt het van het Klimaatfonds. Die Proeftuinen ontharding krijgen overigens onze volledige ondersteuning en medewerking. Het is duidelijk dat de mensen echt klaar zijn voor die onthardingsinitiatieven.
Wat u zei over de interbestuurlijke wisselwerking is natuurlijk mooi maar u blijft toch zitten met het feit dat in de VCRO staat dat in elk ruimtelijk beleidsplan wordt aangegeven hoe het zich verhoudt tot de beleidsplannen van de andere niveaus. Ik vind het uitblijven van het BRV dan ook problematisch, en nu leek het erop alsof u het aan het verdedigen was. U had het erover om eerst de lokale besturen aan het werk te zetten en pas later het algemene kader te schetsen. Ik vind dat een eigenaardige volgorde. Ik moet dan denken aan minister-president Bourgeois, die in zijn laatste antwoord over het uitblijven van het beleidskader naar de lokale besturen verwees. Ik heb het gevoel dat er een omkering aan de gang is.
Het Instrumentendecreet komt er voor 31 januari wellicht niet. Wat actie 6 betreft, die uitgaat van het Instrumentendecreet, heb ik begrepen dat dit het onderwerp kan worden van een tweede oproep.
De vraag om uitleg is afgehandeld.