Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, ik zal even doorbomen over dat Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). (Opmerkingen van minister Koen Van den Heuvel)
Nee, nee, nee.
Ik had het daarnet tegen collega Tobback over de ruimtelijke ordening voor gevorderden. We gaan heel ver in de wetgeving. Maar het is belangrijk genoeg.
Minister, in de commissievergadering van 19 februari sprak u over de ‘afgeklopte strategische visie BRV’. Ook in vrijwel alle andere communicatie vanuit de regering lijkt het alsof de blokkering van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen zich enkel situeert bij de ontbrekende beleidskaders, maar dat de strategische visie een feit is.
Niets is evenwel minder waar. Zoals ik reeds heb gesteld binnen deze commissie, is een strategische visie pas definitief nadat de stappen in het VCRO-artikel (Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) 2.1.5. § 2 genomen zijn, namelijk a, een voorlopige vaststelling van de visie door de Vlaamse Regering; b, een standpunt van het Vlaams Parlement over de voorlopig vastgestelde visie; c, een definitieve vaststelling van de visie door de Vlaamse Regering: en d, de bekrachtiging door het Vlaams Parlement van de definitief vastgestelde visie. We zijn op dit moment nog altijd op hetzelfde punt als op 20 juli 2018, toen de regering de strategische visie BRV voorlopig vaststelde. De andere drie in de VCRO bepaalde stappen zijn niet genomen.
Sterker nog, de Vlaamse Regering lijkt slechts zeer weinig van de stappen die ze voor zichzelf heeft vastgelegd met betrekking tot het BRV en meer bepaald de strategische visie in het ‘Besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels voor de opmaak, de vaststelling en de herziening van ruimtelijke beleidsplannen’ van 30 maart 2018 al te hebben ondernomen.
Dat is een besluit dat tot nu toe onderbelicht is gebleven, als het gaat over de ruimtelijke planning. Want daarin worden de opmaak van de strategische visie en de beleidskaders veel dichter met elkaar verbonden dan in de VCRO, en wordt er bepaald dat de opmaak en de herziening van de strategische visie over BRV enkel samen met een of meer beleidskaders mogelijk is. Hierdoor kan de strategische visie in feite simpelweg niet definitief vastgesteld worden, omdat ze samen met een of meer beleidskaders alle verdere stappen, bepaald in het besluit van 30 maart 2018, moet doorlopen.
Deze stappen zijn de volgende. Dat is dus nog iets anders dan wat er in de VCRO staat. Na de voorlopige vaststelling moet de strategische visie samen met ten minste één beleidskader aan het Vlaams Parlement en aan de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed (SARO) worden bezorgd. Binnen de zestig dagen na de voorlopige vaststelling moet een openbaar onderzoek aangekondigd worden, dat vervolgens negentig dagen duurt. Tijdens de eerste helft van het openbaar onderzoek moet in elke provincie ten minste één informatie- en inspraakvergadering gehouden worden. De provincie- en gemeenteraden kunnen uiterlijk de laatste dag van het openbaar onderzoek een schriftelijk advies over het ontwerp van BRV of het ontwerp van beleidskader bezorgen aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering brengt binnen de zestig dagen na het einde van het openbaar onderzoek verslag uit over dat openbaar onderzoek bij het Vlaams Parlement en de Strategische Adviesraad. Binnen de negentig dagen na de einddatum van het openbaar onderzoek kunnen het Vlaams Parlement en de Strategische Adviesraad een standpunt uitbrengen over het ontwerp en het gevolg dat het beste gegeven kan worden aan de reacties uit het openbaar onderzoek.
Binnen de 150 dagen na het einde van het openbaar onderzoek zou de Vlaamse Regering het BRV dan definitief moeten vaststellen, waarop vervolgens het Vlaams Parlement zich binnen de 60 dagen na de definitieve vaststelling zou moeten uitspreken over de bekrachtiging van de strategische visie of de bekrachtiging van de herziening van de strategische visie. Pas na deze bekrachtiging door het parlement van de definitieve vaststelling worden de strategische visie en het BRV definitief en kan de regering deze bekendmaken opdat ze in werking zouden kunnen treden.
Ik heb het gevoel dat ik een beetje aan het filibusteren ben, maar ik lees eigenlijk gewoon voor wat er ook in het Staatsblad staat.
Hieruit blijkt dat om het BRV nog deze legislatuur te realiseren, de regering direct na de voorlopige vaststelling op 20 juli 2018 eveneens minstens één beleidskader had moeten goedkeuren en de eerder beschreven weg via openbaar onderzoek, adviesraden en parlement had moeten volgen. Op dit moment is er niet alleen geen BRV, er is ook geen duidelijkheid over de inhoud van de beleidskaders. De voorlopig vastgestelde strategische visie heeft bovendien ook geen enkele waarde zolang deze weg via openbaar onderzoek, adviesraden en parlement niet gevolgd is.
Minister, nu kom ik tot mijn vragen. Ten eerste: waarom gaf de regering tot en met eind januari 2019 de indruk dat de mogelijkheid nog bestond om het BRV nog deze legislatuur rond te krijgen? We horen dingen als: ‘het klopt dat we er formeel nog niet zijn en ik hoop dat het in de komende maanden nog allemaal in de plooi valt’. Daar werd toch de indruk gewekt dat het allemaal nog klaar zou kunnen geraken.
Ten tweede: waarom communiceert de regering voortdurend over de ‘goedgekeurde’ en ‘afgeklopte’ strategische visie, terwijl deze strategische visie slechts de eerste horde van haar goedkeuringsprocedure heeft doorlopen? Ik ga ze niet helemaal herhalen, want dan zou het echt filibusteren zijn.
Ten derde stelde u in de commissievergadering van 19 februari: “Ik denk wij op dat vlak via het lerend netwerk, via de atria, in elke provincie toch handvatten kunnen geven om het BRV op een proactieve manier uit te rollen in de praktijk.” Betekent dit dat u het overkoepelende BRV hebt opgegeven en vooral kijkt naar de gemeentelijke en provinciale ruimtelijke beleidsplannen om de betonstop en bouwshift te realiseren?
Ten vierde: welke inhoudelijke redenen hebben de Vlaamse Regering tegengehouden om sinds 20 juli 2018 geen verdere stappen meer te ondernemen in het eerder beschreven proces ter vaststelling van het BRV?
Ten vijfde: welke andere obstructies hebben de Vlaamse Regering tegengehouden om na 20 juli 2018 nog verdere stappen te ondernemen in het eerder beschreven proces ter vaststelling van het BRV? Dat is een beetje stout, dat weet ik.
Ten zesde: in de commissievergadering van 19 februari werd door enkele leden gesteld dat Lydia Peeters – ze werd niet bij naam genoemd, maar het ging over ‘de stem uit Limburg’ – een rem was op de betonstop en de uitrol van het BRV. Collega Ronse zei met name: “Ik hoop dat de partij die daarnet over de Gouden Baksteen sprak” – en dat was Gwenny De Vroe over Bart Somers – “de komende maanden in de Vlaamse Regering vooral de Mechelse vleugel en niet de stem uit Limburg laat spreken.” Bent u het met deze stelling eens?
Zult u voor het einde van de legislatuur nog verdere stappen uit het eerder beschreven proces ter vaststelling van het BRV initiëren? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Minister Van den Heuvel heeft het woord.
Collega Pira, ik zal proberen om bondig op uw vragen te antwoorden en stel daartoe voor om het antwoord op uw eerste twee vragen over de strategische visie samen te nemen.
Ik denk dat ik vorige week, collega Pira, in antwoord op de vraag van collega Ronse al heb geschetst hoe ver we staan. Daarom ben ik ook een beetje verbaasd over uw vraag, maar wellicht zal ik vorige week niet duidelijk genoeg geweest zijn.
U verwijst ook naar uw indrukken van de laatste vergaderingen. U weet dat ik nog maar drie weken het genot heb om hier vergaderingen bij te wonen. Ik hoop dan ook dat u het mij niet kwalijk neemt dat ik maar weinig kan vertellen over de vergaderingen daarvoor. Ik kan uw al dan niet terechte indrukken van die vergaderingen dan ook niet inschatten.
Op 20 juli 2018 heeft de Vlaamse Regering de strategische visie van het BRV goedgekeurd. Dat was een historische beslissing, maar was natuurlijk niet het eindpunt. Er zijn nog heel wat inspanningen nodig om deze fundamenteel andere aanpak van ruimtelijke ordening juridisch te verankeren en concreet te laten doorwerken. Om deze redenen is er veel werk geleverd voor verschillende BRV-decreten, maatregelen en sensibilisering om deze strategische visie verder uit te dragen, in het bijzonder ook bij de lokale besturen.
Ik ben vorige week naar aanleiding van een vraag van collega Ronse uitgebreid ingegaan op de acties die we intussen hebben ondernomen om die strategische visie te laten doorwerken in Vlaanderen, in verschillende instanties en zeker ook bij lokale besturen. Deze principes zijn ‘ruimtelijk uitbreiden als uitzondering’ en ‘verhogen van het ruimtelijk rendement’. Dat zijn de basisprincipes om de open ruimte zoveel mogelijk te vrijwaren.
Ik hoop zeer binnenkort – met de nadruk op ‘zeer’ – de voormelde BRV-decreten in dit parlement te kunnen indienen. Ik heb het daarbij, zoals u weet, over de nieuwe aanpak voor de woonuitbreidingsgebieden, over de bestemmingsneutraliteit, over de bescherming van de kwetsbare waardevolle bossen en ten slotte over het Instrumentendecreet. Dat laatste is een belangrijk decreet omdat het de basis legt voor correcte en geharmoniseerde vergoedingen, convenanten en contracten en zelfs voor verhandelbare ontwikkelingsrechten. Het is een noodzakelijk instrument om onze ambitie volop waar te maken.
Uw derde vraag gaat over wat ik gezegd heb over het lerend netwerk waarmee we lokale besturen absoluut hopen aan te moedigen. U vraagt of dit betekent dat we het overkoepelende BRV hebben opgegeven.
Collega Pira, ik hoop een minister van ‘en-en’ en niet alleen van ‘of-of’ te worden. We proberen dit goed aan te pakken. U hebt vorige week goed gehoord dat we het BRV maximaal op een proactieve manier willen uitrollen in de praktijk. Wij als politici hebben verschillende instrumenten ter beschikking om strategische visies te vertalen: we kunnen normeren, maar we kunnen ook sturen en sensibiliseren. Eigenlijk zouden we met dat laatste moeten beginnen. Als dat niet volstaat, kunnen we sturen en pas daarna normeren.
Het klopt natuurlijk niet dat we de verdere procedure op Vlaams niveau zouden opgeven en het enkel zouden overlaten aan de beleidsplannen van de lokale besturen.
Uiteraard ondersteunen en stimuleren we vanuit de Vlaamse overheid maximaal de lokale besturen om de principes van het BRV over te nemen in hun beleid. Ik vernoemde onder meer de lerende netwerken, de beleidsatria, de webtool met goede praktijkvoorbeelden, de oproep voor pilootprojecten en de oproep voor onthardingsprojecten. Ik verlaat daarmee geenszins het BRV op Vlaams niveau, maar wil integendeel dat iedereen die beleidsplannen voorbereidt gebruik kan maken van de expertise die er nu al bestaat op Vlaams niveau.
Ik zal uw vragen vier en vijf samen beantwoorden omdat u vraagt naar inhoudelijke redenen en obstructies bij de uitrol van het BRV. De administratie heeft de voorbije jaren hard gewerkt aan ontwerpversies van de beleidskaders. Er werd een brede consultatie georganiseerd bij een groot aantal betrokken actoren en partners in het beleid en op het terrein. De bevindingen werden, samen met een visie op hoe de operationalisering er concreet uit zou kunnen zien, uitgebreid besproken. Daarbij zou regelmatig zijn gediscussieerd over de juiste volgorde en de samenhang van de beleidskaders, de instrumenten en de aanverwante decreten. Iedereen hier begrijpt dat rechtszekerheid over vergoedingen nodig is. Vandaar het belang van het Instrumentendecreet als we over concrete maatregelen spreken die de rechten van mensen inperken. Iedereen hier begrijpt ook dat er aan lokale besturen duidelijkheid moet worden gegeven over de te volgen procedures en de consequenties van de beslissingen inzake bijvoorbeeld de woonreservegebieden. Zoals al uitgebreid werd toegelicht, mag dit ons niet tegenhouden om alle mogelijke manieren van doorwerking van de principes van het BRV te gebruiken en toe te passen, door sensibilisering, door sturing of door normerend werken.
U polst dan op een rustige maar ietwat kietelende manier naar de samenhang binnen de Vlaamse Regering. Ik zit sinds drie weken in de Vlaamse Regering en ik moet zeggen dat ik een goede samenwerking heb kunnen opstarten met al mijn collega's. Zoals ik al zei, hoop ik op heel korte termijn – met de nadruk op ‘heel korte’ – ontwerpen van decreet voor definitieve goedkeuring te kunnen voorleggen aan de Vlaamse Regering om de uitrol van het BRV te bewerkstelligen en dan in te dienen bij het Vlaams Parlement.
U vroeg of we nog verdere stappen uit het beschreven proces ter invulling van het BRV zullen initiëren. Deze stappen kunnen enkel worden gezet na goedkeuring van minstens één beleidskader. Dat is nog niet gebeurd. Zover zijn we nog niet. Ik heb dat vorige week ook toegelicht op vraag van de heer Ronse. Op heel korte termijn probeer ik er alles aan te doen om de principes van het BRV maximaal te laten doorwerken. Ik verwijs nogmaals naar de vier BRV-decreten. Er wordt daar permanent en hard aan gewerkt, zowel via formele als informele weg, zowel met sensibilisering als met informatie, zowel top-down als bottom-up. Ik bedoel dus sensibilisering naar de lokale besturen. Ik ben persoonlijk heel blij en tevreden dat noch Vlaanderen, noch de provinciale, noch de lokale besturen gewoon zitten te wachten op dit beleidskader.
Mevrouw Pira, u dringt zeer sterk en terecht aan op het belang van een bouwshift in de ruimtelijke ordening. Ik hoop dat u met de vernieuwde aanpak die de voorbije jaren is gerealiseerd op dit vlak – ik denk dan vooral aan de nieuwe aanpak met betrekking tot woonreservegebieden – en de vooruitgang die we hebben geboekt met hopelijk de bekroning van het decreet in de volgende weken, beseft dat we tijdens deze legislatuur belangrijke stappen voorwaarts hebben gezet.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Of we belangrijke stappen voorwaarts hebben gezet? In de retoriek alvast wel, maar op het terrein zien we nog altijd niet veel gebeuren, en dat is eigenlijk al geruime tijd de kern van mijn observatie en mijn bezorgdheid. Er gebeurt op het terrein niet veel, buiten de automatische dingen, zoals meer appartementen enzovoort, maar het aantal hectaren ruimte dat wordt aangesneden, verhoogt.
Ik heb natuurlijk begrip voor het feit dat u niet exact weet wat er in de commissievergaderingen hiervoor is gezegd, maar ik denk dat er niet veel kennis nodig is om te weten dat het algemene kader dat het BRV is er op zijn minst tegelijkertijd moet komen met de ontwerpen van decreet waarnaar u altijd verwijst en die daar veeleer een operationalisering van zijn. Ik vroeg hoe het komt dat het zo traag gaat met dat BRV. Er moet me toch iets van het hart. Op 20 september 2018 heeft de Vlaamse Regering beslist tot die strategische visie. Als u zegt dat u probeert die visie zoveel mogelijk uit te rollen in Vlaanderen, via pilootprojecten enzovoort, waarom bent u dan niet overgegaan tot de tweede stap, namelijk de betrokkenheid van het parlement? “Artikel 2.1.5, § 2, VCRO voorziet de betrokkenheid van het Vlaams Parlement wat betreft de strategische visie, door een parlementaire bekrachtiging van deze visie.” Waarom bent u met hetgeen door de regering is beslist niet naar het parlement gekomen, zodat daar toch al eens kon worden getoetst, aangezien het toch over een ontzettend belangrijk plan gaat, wat de mening van het parlement is? Waarom hebt u het parlement in dezen niet betrokken, alvast voor een tweede stap? Daarna moesten er nog twee komen.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik zal mijn tussenkomst vrij beperkt houden, want het meeste hierover werd eigenlijk al vorige week gezegd. Minister, ik ben in blijde verwachting van de ontwerpen van decreet die u op zeer, zeer korte termijn aankondigt. Ik hoop dat dat ook veel duidelijkheid zal scheppen voor de lokale besturen. Wij in Kortrijk, bijvoorbeeld, zitten zelf met onze meerjarenbegroting. Als wij met de diensten bekijken wat de post betonstop of bouwshift zal kosten, dan zijn er bij de diensten nog heel wat vragen en verwarring: hoeveel moeten ze daar nu voor ramen, wat zijn de kaders waarbinnen ze kunnen opereren? Ik denk dus dat een overleg met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) geen slechte zaak zou zijn want, nogmaals, ik voel, zeker in ons eigen lokaal bestuur, wel een sterke wil om daar middelen, en aanzienlijke middelen, tegenover te stellen. Maar er is een uitgesproken vraag wat de kaders zijn waarbinnen we dat kunnen doen.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, ik denk toch dat u nog een klein beetje moet kijken naar de echte evolutie gedurende deze legislatuur want als ik u hier met veel aplomb hoor zeggen dat er geweldige stappen vooruit zijn gezet in deze legislatuur, dan doet me dat toch wel de wenkbrauwen fronsen. Er is immers veel gepraat over een betonstop, maar eigenlijk is in deze legislatuur het tempo waarmee in Vlaanderen grond wordt ingenomen alleen maar gestegen. Dus, met andere woorden, het resultaat is niet nul, het resultaat is negatief. Dat heeft natuurlijk ook een beetje te maken met het feit dat we in grote mate precies het omgekeerde hebben gedaan van de mooie, idealistische volgorde die u hebt gebracht: sensibiliseren, sturen, reglementeren. We hebben namelijk eerst gereglementeerd, door de VCRO te wijzigen in de richting van wat eigenlijk een hoop versoepelingen zijn. Dan hebben we gesensibiliseerd: we hebben gezegd ‘haast u nu want er komt een betonstop’. Wat dan had moeten volgen, waren een wettelijk kader en duidelijke regels om die betonstop in goede banen te leiden, maar die zijn er nog altijd niet. Iemand met meer slechte wil dan ik zou denken dat dat doelbewust zo is gedaan, met het resultaat dat je nu ziet, natuurlijk, want op dit moment boert men goed, figuurlijk dan, door het feit dat men een aantal soepele regels kan hanteren zonder dat men wordt ingeperkt door een of ander kader. Het is ook niet voor niets dat de bouwvergunningen in Vlaanderen nog nooit zo snel zijn toegenomen als in het voorbije jaar. Ik ben echter niet dermate van slechte wil, natuurlijk. Ik geloof in uw goede intenties, maar als u zegt ‘zeer snel’, zou ik zeggen ‘zeer, zeer, zeer snel’. Als u hier immers binnen een week niet een aantal ontwerpen van decreet hebt voorgelegd, dan is het ook echt wel niet meer de moeite.
Dan zullen heel wat Vlaamse gemeentebesturen in de situatie zitten dat ze nog altijd met handen en voeten gebonden zijn aan zowel financiële belangen als aan reglementaire kaders, die er alleen maar voor zullen zorgen dat tegen dat u of eender welke regering ooit klaar is met een duidelijk kader en duidelijk bindende regels, het niet meer de moeite zal zijn. We zijn in Vlaanderen stilaan heel erg dicht bij het moment waarop het gewoon de moeite niet meer is. Misschien bent u de laatste die nog de kans heeft om het te doen, maar bij deze toch een zeer grote oproep en een klare vraag: geraken we er nog deze of volgende week? Of geven we het op?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, collega's, toen we destijds het debat in het parlement opstartten over de ruimte-innamestop, heeft CD&V heel duidelijk gezegd dat dat niet van vandaag op morgen zou gaan. Ik herinner mij dat sommigen op dat moment pleitten voor een onmiddellijke ruimte-innamestop. Wij hebben dat toen vergeleken met een trein die aan 250 kilometer per uur rijdt en die je ineens naar nul brengt. Dan maak je accidenten mee. Dan maak je ‘malheuren’ mee. We hebben gezegd dat we ervoor moeten zorgen dat we klaar zijn voor die ruimte-innamestop, zonder dat Vlaanderen stopt met zich te ontwikkelen. Er moeten bijkomende woningen komen in Vlaanderen, we moeten kunnen blijven investeren in onze economie en dergelijke meer. We moeten dus nieuwe instrumenten hebben.
Trouwens, het feit dat er meer bouwvergunningen worden afgeleverd, collega Tobback, zegt niets. Natuurlijk moeten er meer bouwvergunningen worden afgeleverd. Er moeten ook woningen bijkomen in Vlaanderen. Het gaat over de manier waarop die gebouwd worden en hoe we daarbij rekening houden met onze open ruimte.
We hebben gezegd dat er nieuwe instrumenten moeten komen. Er is hard gewerkt aan onder andere het Instrumentendecreet. Er zijn gemeentebesturen die vragen wat dat gaat kosten. Er is vanuit Vlaanderen nagedacht over hoe men een aantal zaken kan doen omdat we uiteindelijk weten dat dat BRV ons geld opbrengt.
Mijnheer Tobback, u doet mij eerlijk gezegd een beetje denken aan die voetballer over wie de trainer in de 65e minuut zegt: ‘kom, nu is het genoeg geweest, nu kom je op de bank zitten’, en die dan op de bank zit te mekkeren dat zijn ploegmaats niet hard genoeg lopen en dat het niet vooruitgaat. Wanneer is er voor het laatst iets gedaan dat de open ruimte beschermt? Dat was onder een CVP-minister, die het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen heeft opgesteld, waarmee de ruimte-inname werd teruggebracht naar 6 hectare per dag. En de volgende is een CD&V-minister die het terugbrengt naar 0. Tussenin is het ‘business as usual’ geweest en heeft men daar niks aan gedaan. Nu staat u langs de zijlijn te roepen dat het allemaal veel te traag gaat, dat het veel sneller moet en dat er niets gebeurt, terwijl er vandaag fundamenten gelegd zijn waar men in de toekomst verder op kan werken. Ik vind dat redelijk ‘plattekes’. U mag die plaat stilaan afzetten, wat mij betreft.
Minister Van den Heuvel heeft het woord.
De plaat mag af en toe eens afgezet worden, inderdaad.
We mogen niet ontkennen dat er toch wel een trendbreuk is met de strategische visie van het BRV. Het komt er nu op aan, dat is zonneklaar, dat dat moet worden verankerd in een aantal decreten. Ik heb daarnet gezegd dat we dat op zeer korte termijn gaan doen. Ik hoop dat we daarover de volgende weken ook hier van gedachten kunnen wisselen. Er wordt ijverig aan gewerkt. Ik ben optimistisch dat dat zal gebeuren. En dan kunnen we die strategische visie ook verankeren in de decreten.
Bestemmingsneutraliteit, woonreservegebieden en de bescherming van topbossen zijn heel belangrijk, maar onderschat ook het Instrumentendecreet niet. Dat is een noodzakelijk instrument. Er wordt immers heel snel in grote principes over gesproken, namelijk dat we de open ruimte moeten beschermen, maar dan moeten we ook durven door te denken. Dat is ook in het klimaatdebat zo. Het is heel gemakkelijk om een wet te schrijven en te zeggen dat de uitstoot met 55 of 60 procent moet worden gereduceerd. Dat kan iedereen. Maar de tweede stap is dan altijd wat moeilijker in te vullen. Er kan rond gesensibiliseerd worden, maar er moeten ook concrete maatregelen volgen. Dat is hier net hetzelfde. Iedereen is het ermee eens dat we de open ruimte moeten beschermen, maar we moeten dat op de juiste en correcte manier doen, zodat het draagvlak wordt bewaard en zodat iedereen mee is. Ook degenen die er nu rechten op hebben, moeten op een fatsoenlijke manier behandeld worden. Daar staan we voor, om deze trendbreuk niet op een Noord-Koreaanse manier in te voeren, maar ze op een democratische en correcte manier te laten plaatsvinden.
Er was ook nog een vraag over wat de lokale besturen weten.
Er is volgende week een overleg gepland met de VVSG om te bekijken hoe we de volgende weken en maanden daarover goed kunnen communiceren en hoe deze decreten – als ze eenmaal zijn goedgekeurd – ook door de lokale besturen op een snelle manier kunnen worden uitgerold.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Ik heb al een paar keer mijn bezorgdheid geuit over het globale kader van het BRV. Ik heb het dit weekend nog eens gelezen. Ik vroeg me af waarom het nu zo moeilijk is om dit aan het Vlaams Parlement voor te schotelen. Daar staan toch geen heel eigenaardige dingen in? Waarom nu eerst die operationele decreten in plaats van dat globale kader?
U hebt ook gezegd dat u niet van plan bent om dat op een Noord-Koreaanse manier in te voeren. Ik hoor de heer Ceyssens zeggen dat men niet van 250 kilometer per uur naar 0 kilometer kan gaan. Maar nu is het zo, mijnheer Ceyssens, dat we van 250 kilometer per uur naar 300 kilometer per uur gaan. Er wordt telkens opnieuw gezegd dat er trendbreuken gelanceerd worden, maar de heer Tobback en ik stonden vanuit de oppositie vanaf het begin met onze armen open toen de minister de bouwshift of betonstop aankondigde. We stonden echt met onze armen open voor de principes die beleden werden.
Als we dan aan het einde van de legislatuur moeten merken dat het BRV in de plooien blijft zitten…
Wat gebeurt er bijvoorbeeld als er instrumenten of andere zaken worden goedgekeurd en er komt een nieuwe Vlaamse Regering die andere accenten in het BRV legt? Dan stemmen die twee niet meer met elkaar overeen.
Ik blijf zeggen dat u de kar voor het paard spant door niet met het BRV te komen. Ik betreur zeker het feit dat u het Vlaams Parlement in dezen niet betrokken hebt.
Ik hoop, mevrouw Pira, dat het niet gaat tegenvallen. Als u met uw armen blijft openstaan, zult u de volgende weken misschien verrast worden omdat ik er zal inlopen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.