Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag om uitleg betreft de financiële problemen en daarmee bedoel ik de apparaatskredieten waarmee de interne werking en de lonen van de medewerkers van het departement worden betaald. Ik heb uit diverse bronnen vernomen dat er een groot tekort is op de apparaatskredieten. Naar verluidt zou er, afhankelijk van mijn bron, 1,8 tot 2,1 miljoen euro te weinig zijn om de lonen van de huidige medewerkers te betalen.
Dat is bizar. Het departement is in het begin van de legislatuur door een fase van koppenbesparing gegaan. Het aantal ambtenaren van de Vlaamse overheid is generiek verminderd. Daarnaast zijn een aantal voormalige provinciale culturele ambtenaren, die voordien in de cultuurdiensten van de provincies werkten, door het departement geïnsourcet.
De loonkost van deze medewerkers is met de provincies vereffend. Die loonkost, inclusief het budget, is naar de Vlaamse overheid overgeheveld. Om te zien of daar misschien een verklaring te vinden is, heb ik even de evolutie van de apparaatskredieten nagekeken. Het bedrag evolueert van 26 miljoen euro in 2014 naar 30 miljoen euro in 2018, vermoedelijk het jaar waarin de provinciale ambtenaren zijn toegekomen, om voor 2019 op 27 miljoen euro te zijn begroot.
Het is wellicht niet mogelijk hier meteen conclusies uit te trekken. De instroom van de provinciale ambtenaren zal de fluctuatie gedeeltelijk verklaren, maar de verzelfstandiging van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) zal ook een belangrijke rol spelen en ik kan zo nog een enkele minder belangrijke verklaringen geven.
Minister, ik wil daar niet een of andere verdachtmaking aan koppelen. Ik begrijp dat het altijd delicaat is vragen over de eigen administratie te stellen, maar ik probeer dit ernstig gerucht uit te klaren door een aantal verklaringen te vinden.
Hoeveel medewerkers zijn overgekomen van de provincies? Hoeveel zijn er naar aanleiding van de koppenbesparing afgevloeid? Hoeveel medewerkers heeft het departement vandaag in dienst? Ik stel hier vragen over cijfers, wat meer in een schriftelijke vraag past, maar ze zijn gerelateerd aan de andere vragen.
Is het de bedoeling dat nog voormalige provinciale medewerkers worden gedetacheerd of worden overgeplaatst naar andere semi-overheidsdiensten, zoals het KMSKA, het Vlaams steunpunt cultureel erfgoed FARO of andere organisaties van het type Cultuurconnect, Publiq en het Cultuurloket? Vallen daar nog fluctuaties te verwachten? Naar waar zullen die mensen gaan en over hoeveel mensen gaat het?
Klopt het dat onvoldoende middelen zijn begroot om de medewerkers van het departement te betalen? Wat is het tekort in het begrotingsjaar 2019? Wat is de verklaring van dit tekort?
Welke gevolgen zullen er zijn voor de medewerkers? Wordt nu een bijkomend budget gezocht of zullen een aantal medewerkers moeten vertrekken? Of wordt het beide? Hoe zal dat verlopen?
Wat zullen de gevolgen zijn voor de klanten van het departement? Ik heb het dan over de organisaties waarvan het departement de subsidiedossiers behandelt, over de begeleiding van beoordelingscommissies, over de informatieverstrekking enzovoort.
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, het zal u niet verwonderen dat mijn antwoord in twee delen uiteenvalt. In het eerste deel geef ik enkel lezing van het ontwerp van antwoord van de administratie. Dit deel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de administratie, meer bepaald van de secretaris-generaal. Ik zal de feitelijkheid overbrengen die ik van hem heb gekregen. In het tweede deel zal ik enkele beschouwingen maken om dit te contextualiseren. Het is echter belangrijk deze twee zaken voldoende uit elkaar te houden.
Het eerste deel dus, waar uw vragen eigenlijk over gaan. Hoeveel medewerkers zijn er overgekomen van de provincies en hoe zit dat vandaag juist?
In de beslissing van de Vlaamse Regering van 22 december 2017 betreffende de overdracht van de provinciale personeelsleden worden in principe 175 personeelsleden toegewezen aan het Departement Cultuur, Jeugd en Media (CJM). De over te dragen personeelskredieten werden berekend op basis van de oorspronkelijke 175 koppen. 141 personen komen dan op 1 januari 2018 effectief over. 1 persoon was tweemaal opgenomen met 2 contracten. Hiervan komen 66 medewerkers op het Departement terecht, en 33 statutaire collega’s worden ter beschikking gesteld: 2 voor de Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme (ADJ), 5 voor Cultuurconnect, 1 voor de stad Antwerpen, 15 voor Mu.ZEE vzw, 1 voor Poppunt, 6 voor het Vlaams Architectuurinstituut (VAI) en 2 voor Z33. Als daar vragen rond zijn, willen we die allemaal wel in detail geven, maar dat zou ons zeer ver leiden. Dit geeft echter een eerste overzicht. Van de 34 theoretisch resterende vacatures werden er in 2018 door het Departement 15 ingevuld.
Wanneer we de laatste stand van zaken in koppen geven, met herrekeningen en neutralisaties, lag dat aantal eind 2014 op 550, midden 2015 op 536, eind 2016 op 527, midden 2017 op 421, en eind 2017 nog altijd op 421. Dan zien we een dieptepunt, maar u weet dat de Vlaamse Regering een besparing binnen de administraties gevraagd en doorgevoerd heeft. Midden 2018 lag het op 368, en dan stijgt het weer, op basis van de overdracht van de personeelsleden, zoals eerder vermeld, naar 432 eind 2018. Op het einde van 2019 verwachten wij een aantal van 433 – dat is dan de prognose. Ik zal die ene verwarring waarbij er mogelijk jaren door elkaar lopen uitzuiveren in het schriftelijke deel van mijn antwoord. Maar dit geeft een evolutie van hoe het ongeveer gaat.
Is het de bedoeling dat er nog voormalige provinciale medewerkers worden gedetacheerd of overgeplaatst? Ik kan u hier één element meedelen. Zodra de beheersovereenkomst met FARO afgewerkt is, worden er zes erfgoedconsulenten ter beschikking gesteld van FARO. Over de toekomst van de bibliotheekconsulenten lopen de gesprekken nog. Dat moet zijn beslag nog kennen. Tegen de zomer van 2019 willen we daar uitsluitsel over krijgen. Het contingent medewerkers van het Departement CJM zal dus dalen met deze mensen, die ter beschikking gesteld worden. Van het contingent medewerkers van het Departement, 433 medewerkers op het einde van dit jaar, moeten dus afgetrokken worden: de 33 mensen die ik als antwoord op uw eerste vraag gaf, de 6 erfgoedconsulenten, en het nog te bepalen aantal bibliotheekconsulenten.
Is het dan zo dat er onvoldoende middelen begroot zijn? Het is niet zo dat het Departement een personeelsbegroting moet voorleggen en daarover in onderhandeling kan gaan. Het Departement maakt een eigen budgetprognose van de loonkosten maar krijgt vanuit de centrale middelen een budget toebedeeld. Het Departement stemt de personeelsformatie daarop af in zoverre dit technisch haalbaar is.
Wat is de verklaring van het tekort? Op de loonkredieten van het Departement hadden we in 2016 en 2017 overschotten. Na herhaald klagen over jarenlange besparingen en de stijgende werkdruk kregen we steeds meer vragen bij dat overschot. Hoe kan men klagen over onderbezetting en tegelijk een overschot boeken op het loonkrediet?
Ik lees nog steeds voor uit het antwoord aan de administratie. Ook medewerkers stelden hier kritische vragen bij. Wordt dit niet ingeschat of is men misschien te zuinig?
De uitleg voor het overschot was steeds dezelfde: als bewarende maatregel voor de besparingen, die elk jaar van 400.000 tot 500.000 euro recurrent bedragen, werd er eigenlijk al het jaar voorafgaand voor een soortgelijk bedrag minimaal geworven en bijna niet meer vervangen. Het overschot op dat jaar was eigenlijk quasi een voorafbeelding van de besparing van het jaar erna.
In 2017 liep het overschot nog hoger op door de afwachtende houding over de instroom van de ex-provinciale medewerkers. Hoeveel medewerkers effectief zouden instromen en welke profielen, werd uiteindelijk maar zeer laat in 2017 volledig duidelijk. Toen kon er al niet meer worden bijgestuurd via wervingen, met als gevolg een nog groter overschot, dat eind 2017 een bedrag was van 908.257 euro.
Dan was er, wat ik hier geciteerd voorlees, een ‘semibreak-even’ in 2018. Ten slotte hebben wij – de administratie, dus – principieel het geweer van schouder veranderd. Voor 2018 konden we ons tegenover het personeel en het kabinet geen overschot op de loonkredieten meer veroorloven. De door ons geformuleerde doelstelling was absoluut geen overschot op de loonkredieten, met het risico op een tekort. Door onvoorziene kosten eindigden we eind 2018 met een tekort van 426.000 euro op de loonkredieten.
In 2019 en 2020 is het de bedoeling dat er vernieuwing en verjonging wordt doorgevoerd. Men voorziet daarbij een verlies van 800.000 euro in 2019 en opnieuw een evenwicht in 2020.
Voor 2019 en 2020 voeren we een gerichte aanwervingspolitiek. We anticiperen op een verhoogde uitstroom in 2020 en volgende jaren, door nu reeds te investeren in vernieuwing. Er zijn reeds nieuwe, jonge medewerkers aangetrokken om de voorziene uitstroom op te vangen. De sterke medewerkers kunnen blijven, van anderen zullen we in 2019 en 2020 afscheid moeten nemen omdat ze niet aan de hoge verwachtingen kunnen voldoen. De uitstroom heeft financieel pas effect vanaf 2020, zodat we eind 2020 weer in evenwicht komen met de loonkredieten. Voor 2019 wordt door die strategie een tekort van 800.000 euro gepland als ‘voorschot op de vernieuwing en de verjonging’.
Er zal dan ook verder ingezet worden op contracten van bepaalde duur. Om de spanning die gecreëerd wordt door de aangekondigde besparingen voor het volgende jaar niet te laten eindigen in overschotten, werken we steeds vaker met instapcontracten van bepaalde duur. Die lopen meestal tot aan het einde van een jaar. De kost daarvan is dan ook voorspelbaar. De medewerkers werken zich al in en wij krijgen een goed zicht op het potentieel. Als er ruimte is het jaar na afloop van hun contract en ze voldoen, krijgen ze alsnog een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur aangeboden. Als er budgettair geen ruimte is, kan hun overeenkomst jammer genoeg niet verlengd worden. Verder zullen we alle medewerkers, statutair en contractueel, kort opvolgen op het gebied van hun prestaties.
Dat geeft dus ook een verklaring als antwoord op uw vierde vraag, mijnheer Caron.
Welke gevolgen zijn er voor de medewerkers? Zoals reeds vermeld bij vraag vier, zal op adequate wijze ingespeeld worden op de huidige situatie. Ten eerste: via natuurlijke uitstroom. Ten tweede: door contracten van bepaalde duur slechts in een beperkt aantal gevallen te verlengen. Dat beperkte aantal hangt af van de specifieke tijdelijke taken en het beschikbare budget. Ten derde: door teamverantwoordelijken de taken in en over de teams te laten verschuiven. Ten vierde: door minpresteerders zeer kort op te volgen.
Welke gevolgen zullen er zijn voor de klanten van het Departement? Er zal meer teruggeplooid moeten worden op kerntaken. De impact op het werkvolume van bijkomende beleidsinitiatieven zal heel duidelijk in kaart moeten worden gebracht. Verder worden er nog volgende initiatieven uitgerold: sterkere procesbewaking en optimalisatie, meer samenwerking over de teams heen en transversaal werken, multi-inzetbaarheid van medewerkers stimuleren, kwalificaties en verloning scherper afstemmen op elkaar, klantenrelaties blijven optimaliseren, verwachtingen verhelderen via kwaliteitsvolle communicatie, kennisontwikkeling en -monitoring, de ambities afstemmen op middelen.
Tot zover het ontwerp van antwoord, aangeleverd door de directie van het departement.
Hoe kijk ik daar nu zelf tegenaan? Het was mij bekend dat de apparaatskredieten in het departement onder druk stonden. Getuige daarvan zijn de besprekingen in de respectieve beleidsraden van begin en medio 2018. Op twee momenten hebben we daarom extra middelen toegevoegd aan de apparaatskredieten. Ten eerste is er een bedrag van 237.000 euro uit het niet-toewijsbare deel – zeg maar de overhead – bij de verdeling en de toewijzing van de provinciale middelen bij de opmaak van de begroting 2018, dus eind 2017.
Er is dan ook nog een bedrag van 187.000 euro via een interne kredietherschikking in de tweede helft van 2018. We hebben daarover gedialogeerd en geprobeerd bij te sturen waar mogelijk.
Ter voorbereiding van de begroting 2019 is een bedrag van 528.000 euro overgedragen uit de herschikkingen van de ex-provinciale middelen waarvan 200.000 euro voor de loonkredieten en 328.000 voor de werkingsmiddelen. Ook daar hebben we geprobeerd om in de mate van het mogelijke te sturen en te ondervangen.
Na deze operatie dacht men het jaar 2018 in evenwicht te beëindigen. Dat was toch het signaal dat we kregen op de beleidsraad van juni 2018. Voor 2019 wisten we dat het precair zou worden. Het is de keuze van het departement geweest om een deel aan te wenden voor de werkingskosten zoals reeds vermeld.
Ik stel vast dat einde 2018 een bedrag van circa 200.000 euro is aangerekend op een loonfonds en een tekort van 426.000 euro is voor 2018, waarvan een gedeelte door enkele vooraf ongekende tegenvallers. Hierdoor bedraagt het effectieve tekort voor 2018 ongeveer 628.000 euro. Ik ben hierover pas begin 2019 geïnformeerd. Voor 2019 raamt men het tekort op 800.000 tot 850.000 euro, zoals ik al zei.
Daarom zal ik aan het departement een gedetailleerd rapport vragen over het ontstaan van dit tekort, de opvolging van de kredieten, het beslissingsmodel enzovoort. Dit rapport moet aan de Inspectie van Financiën (IF) worden voorgelegd waarbij alle deelelementen moeten worden verantwoord. IF zal mij hierover een advies uitbrengen. Ik verwacht ook een voorstel om deze tekorten einde 2019 weg te werken zonder verder aan de beleidskredieten cultuur, media en jeugd te raken. Ook dit wordt voorgelegd aan IF, die ik uitnodig mij in dezen te adviseren.
Beide rapporten moeten binnen de maand aan IF worden voorgelegd en besproken. Als leidraad voor deze situatie kan ik enkel meegeven dat de loonmiddelen het maximumplafond vormen voor de uitgaven.
De noodklep waarop in 2018 een beroep is gedaan, is bedoeld voor het feit dat individuele personeelsleden geen nadeel mogen ondervinden qua individuele verloning als er zich problemen voordoen. Het bewaken van het evenwicht is de taak voor de leidend ambtenraar die hierop wordt afgerekend.
Wij hebben dus een zicht op de situatie. Dat is deel 1 van het antwoord. Het is volgens mij belangrijk dat het tegensprekelijk wordt gemaakt en dat IF hierin de beste arbiter zou zijn. Wij zijn daarover in dialoog. Ik heb ook gezegd dat wij in beleidsraden bij besprekingen ook wel middelen hebben vrijgemaakt waar we konden om bij te sturen.
Maar we zijn nog niet aan het einde van het verhaal. Mijnheer Caron, ik verwacht binnen een maand, dus voor de paasvakantie, vanuit IF een helderder beeld. U kunt daarover natuurlijk nog een vraag stellen. Of dat schriftelijk of mondeling is, laat ik aan u over. Het is belangrijk dat wij heel goed weten waar tekorten ontstaan, waar ze vandaan komen, uiteraard hoe we ze dan in orde moeten brengen en hoe we dat allemaal moeten doen zonder aan de beleidskredieten te raken om de service van het departement voldoende ruim te laten worden en anderzijds de individuele rechten van de personeelsleden niet in het gedrang te brengen. Maar dat hebt u ook niet gevraagd. We moeten er nu vooral een zicht op krijgen en daarna weer bijsturen.
Dank u wel, minister. Ik sta een beetje perplex van het antwoord, als ik dat mag zeggen. Ik weet niet of de collega's de ernst van dit antwoord bevatten. Het is heel erg moeilijk om het in te schatten van deze kant van de tafel. Ik vind het wel niet fijn om zinnetjes te moeten horen als: ‘Het tekort is een voorschot op de verjonging van het team.’ Dat zijn zo van die zinnen waar ik niet van houd, eerlijk gezegd. Ik heb zo de indruk dat daarachter een ander verhaal zit dat dan niet wordt verteld. Het zou kunnen, ik weet het niet.
In alle eerlijkheid, ik merk twee dingen. Ten eerste is er een instroom van mensen van de provincies. Dat is toch perfect berekenbaar zou ik denken.
Zij hebben daarenboven ook werkkracht want dat zijn mensen met ervaring in het behandelen van cultuurdossiers. Ik zou zeggen dat dat voor het werkvolume zou moeten volstaan. Je merkt het ook aan de cijfers. Er is wel een behoorlijk ernstige koppenbesparing geweest, maar door die instroom is er toch weer een stijging sinds 2018, wanneer die mensen effectief op de payroll staan.
Minister, in het tweede deel van uw antwoord zegt u dat u door inspanningen van uw kant in de loop van 2018 toch minstens al voor 800.000 euro hebt bijgetankt, terwijl er in 2018 een tekort was van 426.000 euro. Ik kan rekenen en tellen. Dus in die 1.200.000 euro zitten al voor een deel beleidskredieten. Met name die 237.000 euro uit de provinciale kredieten – die eigenlijk beleidskredieten zijn en naar cultuurbeleid en actoren of activiteiten die met cultuur te maken hebben moeten gaan – mogen eigenlijk niet in een administratieve organisatie landen. In uw laatste zin zegt u dat het tekort moet weggewerkt worden zonder de beleidskredieten te raken. Ik vind dat erg cruciaal. Ik zal geen mensen veroordelen want dat kan ik op basis van dit materiaal niet, maar wie er ook voor verantwoordelijk is, dit heb ik nog nooit gezien. Ik weet natuurlijk dat de administrateur-generaal of secretaris-generaal de laatste in de lijn is en dus de verantwoordelijkheid draagt. Ik wil die persoon ook niet viseren, dat is niet de bedoeling van mijn vraag, maar dit heb ik nog nooit gezien en ik zit hier toch al een jaar of twintig.
Men werkt dus een tekort van 800.000 euro weg in 2019. Daarnaast doet men alsof contracten van bepaalde duur eigenlijk als een proefperiode gelden. Zo staat het in uw antwoord, minister.
Ik stel vast dat er daar heel veel fout gaat. Heel veel fout. Ik dank u trouwens minister voor uw moed. Het moet niet gemakkelijk zijn want u moet elke dag met die administratie samenwerken. Als u een rapport over de gang van zaken vraagt, dat u bovendien aan de Inspectie van Financiën (IF) voorlegt, dan zal dat uw relatie met de administratie niet vergemakkelijken. Het was al niet gemakkelijk, ik begrijp dat, maar het is een moedige en terechte maatregel. Laat mij dat zeggen.
Ik ben eigenlijk aangedaan. Gechoqueerd is niet het woord, maar hoe kan dit toch? Hoe is het nu in godsnaam mogelijk dat dat gebeurt? Het kan zijn dat er eens een fout wordt gemaakt, dat begrijp ik allemaal wel. Het zou ook kunnen zijn, maar dat hoor ik niet in uw antwoord, dat de koppenbesparing zo drastisch is geweest dat de administratie haar werk niet kon doen. Dat staat echter niet in het ontwerp van antwoord van het departement. Dat kan dus de verklaring niet zijn. Zoiets zou je nog kunnen bedenken. Vanuit de oppositie zouden we dan snel de neiging hebben om dat als argument boven te halen, maar dat wordt niet gezegd.
Op mijn vierde en vijfde vraag kreeg ik ook een wel heel bizarre reeks antwoorden. Ik denk dat dit toch grondig moet uitgespit worden en ik hoop dat de stap naar de IF met de inname van het rapport daarover duidelijkheid geeft.
Minister, het kan echt niet zijn dat er beleidskredieten overgeheveld worden naar onze administratie. Ik wil ook wel een woord ten goede van de administratie uitspreken want daar werken heel veel fijne mensen. Maar mochten hun budgetten niet volstaan, dan hadden u en wij dat signaal eigenlijk al veel eerder moeten krijgen.
Samen met mij krijgen ook andere collega’s die mensen in de administratie kennen vanuit verschillende richtingen signalen. Dit is ongezien. Ik hoop dat het ook snel uitgeklaard wordt. Ik kan u alleen maar ondersteunen in de maatregelen die u neemt.
Ik kan gewoon herhalen dat we hierover uiteraard al een tijdje in rechtstreeks gesprek zijn met de administratie, omdat we willen weten hoe het exact zit. Daarom is het goed om daar de specialisten van de IF op los te laten. Dat zal ons wijzer maken. Ik wil de zaak niet verergeren noch relativeren, maar er zijn nog andere departementen in het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap waar we ook dergelijke situaties vastgesteld hebben. Het is niet de regel, maar het is ook geen unicum, tot mijn verwondering. Dat geef ik gewoon maar mee, niet om het te relativeren. Inderdaad: er wacht ons nog een serieuze opdracht de komende twee jaar.
Minister, des te erger, als er nog departementen zijn waar dit het geval is. Ik zal het eens cru stellen. Als je in een cultuur-, kunsten, of cultureelerfgoedorganisatie werkt, en je kas klopt niet en er is een tekort van 1000 euro, dan is het kot te klein. Terecht. Dit is toch echt onaanvaardbaar. Ik denk dat ik eens een vraag zal stellen aan de minister van Bestuurszaken, die eigenlijk bevoegd is voor dat toezicht. Men heeft in de loop van de voorbije jaren de responsabilisering van de departementen verhoogd. Vroeger werden een aantal van die dingen centraal geregeld en niet departementaal. Blijkbaar is er ook te weinig knowhow in huis, op verschillende departementen, om de eigen beleidslijn uit te zetten.
Ik rond af. De manier van werken met contracten van bepaalde duur vind ik niet oké. Het systeem van contracten van bepaalde duur mag niet gehanteerd worden in een proefperiode. Dat is een onwettelijke manier van werken van ons departement. Ik kan me inbeelden dat er mensen zijn die minder goed presteren, de zogenaamde ‘minpresteerders’. Ik kan dat geloven. Maar ik heb het gevoel dat hier een wanorde – willekeur is een te zwaar woord – dreigt. Men wil 800.000 tot 850.000 euro saneren en eind 2019 ‘break even’ zijn? Het is nu eind februari. De minimumopzegtermijn is drie maanden. Dat wil zeggen dat we nog zeven maanden hebben voor die 800.000 euro. Dat zijn dertig mensen. Ik kan rekenen en tellen. Wat is daar eigenlijk gebeurd? U hoeft nu niet te antwoorden. Het is een retorische vraag. Dat moet uitgeklaard worden en duidelijk zijn. Er was een fikse reorganisatie van dat departement. We hebben daarover hier ook een presentatie gekregen. Is dat de prijs die we ervoor moeten betalen? Dankjewel dan!
De vraag om uitleg is afgesloten.