Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister-president, uit de pers vernam ik dat de koloniën van Merksplas en Wortel genomineerd zijn voor de Europese Landschapsprijs, een wedstrijd die werd uitgeschreven door de Raad van Europa.
De prijs kadert in de Europese Landschapsconventie, een overeenkomst waar 41 landen hun handtekening onder geplaatst hebben.
Ik kan me voorstellen dat de concurrentie voor de Europese Landschapsprijs best pittig is, maar ik duim alvast voor de Noorderkempen. De nominatie zie ik als een pluim op de hoed van de erfgoedzorgers en de vrijwilligers die in Wortel en Merksplas al die jaren de handen uit de mouwen hebben gestoken en nog altijd steken.
Die Europese Landschapsconventie vestigt de aandacht op landschapszorg, maar interpreteert die term erg breed. De conventie bekommert zich immers ook om landschappen die op esthetisch of ecologisch vlak minder in het oog springen, zoals mijnen, steengroeven, stortplaatsen en zelfs ondergrondse landschappen.
De Vlaamse overheid heeft, ook dankzij uw beleid, al veel aandacht voor landschapszorg. Die is per definitie beleidsveldoverschrijdend – erfgoed, landbouw, milieu – en er is nood aan samenwerking en afstemming tussen beleidsniveaus: Vlaams, provincie, gemeenten.
Op uw verzoek verzamelden zich op 19 december 2018 een vijftiental organisaties om van gedachten te wisselen over hoe de Europese Landschapsconventie te implementeren in Vlaanderen. Na die vergadering formuleerden de deelnemers drie wensen om het landschapsbeleid inhoudelijk te integreren, sectoraal te verbeteren en via participatie vorm te geven.
Minister, ik heb de volgende vragen aan u. De deelnemers formuleerden de vraag naar een landschapsambassadeur binnen de Vlaamse overheid. Hoe staat u tegenover dit idee? Indien positief: hoe zou u de invulling daarvan zien?
De vergadering formuleerde de wens alle beschikbare kennis en expertise van landschappen in Vlaanderen te bundelen op één platform. Hoe staat u tegenover deze aanbeveling? Indien positief: hoe ziet u de invulling daarvan?
De vergadering wijst er ten slotte op dat landschapszorg gediend zou zijn met een structurele, beleidsveldoverschrijdende programmering. Hoe staat u hiertegenover?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega Van Werde, ik deel uiteraard uw bezorgdheid voor het landschap. Landschap is heel belangrijk voor heel veel aangelegenheden, het heeft betrekking op cultuur, ecologie, milieu, samenleving, economie enzovoort. Vlaanderen erkent die waarden ook.
Dit parlement stemde in 2003 in met de Europese Landschapsconventie, die tot doel heeft de bescherming, het beheer en de inrichting van landschappen te bevorderen.
‘Bescherming’ mag uiteraard niet verengd worden tot enkel datgene dat we – met alle respect – regelen in het kader van het Onroerenderfgoeddecreet. Daarin gaat het enkel om gebieden met een heel geringe bebouwingsdichtheid en met hoge erfgoedwaarden. De algemene landschapszorg gaat ook breder.
Zoals u terecht zegt, zijn er een aantal beleidsvelden bij betrokken. Beleidsvelden met ruimtelijke impact op lokaal niveau en op bovenlokaal niveau, diverse beleidsniveaus en diverse administraties. Ik ben het dus met u eens dat daarvoor coördinatie noodzakelijk is. Een aantal vragen die rijzen, moeten gecoördineerd beantwoord worden.
Enkele actuele vragen zijn de volgende. Waar is er ruimte voor energieproductie? Waar is er ruimte voor energieopslag? Hoe verminderen we de kwetsbaarheid van Vlaanderen voor de klimaatsverandering? Hoe versterken we de natuur? Hoe versterken we de biodiversiteit? Waar en op welke manier vullen we de nood in aan ruimte voor bebouwing? Vooral ook: hoe zullen we dat allemaal invullen, zonder afbreuk te doen aan de ruimtelijke of landschappelijke kwaliteit en er tegelijkertijd voor zorgen dat mensen zich nog altijd thuis voelen in die ruimtelijke omgeving? Ik denk dus inderdaad dat dit een multidiscplinaire aangelegenheid is.
Vlaanderen heeft weliswaar geen academische opleiding op dat vlak. Wel hebben we landschapsarchitecten, maar we hebben er geen academische graden en titels in.
Het is geen eenvoudige opgave: bodem, waterlopen, klimaat, de mens: alles heeft daar zijn impact.
Naar aanleiding van dat colloquium vraagt u mijn visie op het aanstellen van een ambassadeur. Ten eerste denk ik dat heel die coördinatie een taak is die op de tafel moet komen van de volgende regering. Ik denk dat u een punt hebt, dat dit voor verbetering vatbaar is.
De mening dat we daar een ambassadeur voor nodig hebben, deel ik niet direct. Het is belangrijk dat de politieke overheid verantwoordelijkheid opneemt en dat er ook effectief gecoördineerd wordt. Ik ga uiteraard geen voorafnames doen op een volgend regeerakkoord, maar als ik daar vrij over nadenk, denk ik dat het Departement Omgeving het best geplaatst is om daar coördinerend in op te treden, met Natuur en Onroerend Erfgoed, maar ook met de andere beleidsdomeinen die daarbij betrokken zijn: Mobiliteit en Openbare Werken, Landbouw, Energie. Daar moet beleidsmatig in gecoördineerd worden.
We hebben natuurlijk onze beleidsraden, maar die blijven binnen het beleidsdomein. Dan kun je zeggen dat we daar gaan afstemmen. Daar kan inderdaad verbetering bereikt worden: afstemming tussen Ruimtelijke Ordening, Natuur en Onroerend Erfgoed. Maar je hebt ook beleidsdomeinen die niet in die beleidsraad zitten, zoals Landbouw, Mobiliteit en Openbare Werken, en Energie, dat ook heel belangrijk zal zijn. Het komt er vooral op aan om er, met behoud van efficiëntie van de overheid, voor te zorgen dat er gecoördineerd opgetreden wordt. Ik denk dat dat ook de zorg is die tot uiting komt in uw vraag.
Moet je daar een externe ambassadeur voor aanstellen? Ik denk dat de overheid zelf moet kunnen coördineren en zelf moet kunnen afstemmen. U weet dat wij al heel veel stappen vooruit hebben gezet, omdat Beter Bestuurlijk Beleid ertoe geleid heeft dat er een zekere verkokering is ontstaan. Er is al heel veel gebeurd om die verkokering te verminderen, maar zeker op dat vlak kan er ook nog altijd winst geboekt worden. Concluderend denk ik dat het een opgave is voor een volgende regering. Persoonlijk zou ik niet direct kiezen voor een externe of een ambassadeur of hoe men het ook gaat noemen.
Wat uw derde punt betreft, ben ik voorstander van afstemming van de investeringsagenda, geïntegreerde gebiedsontwikkeling, projecten die tegemoetkomen aan omvattende doelstellingen, maar die evenzeer aandacht hebben voor de diverse aspecten die daarbij betrokken zijn. Het is voor mij vooral belangrijk dat er tussen de entiteiten afgesproken wordt. Dat moet natuurlijk passen in het kader van een beleid van een regering, dat zegt dat we voor landschapszorg gaan, voor een omvattende aanpak van die landschapszorg, met deelname van en interactie tussen die diverse domeinen. Ik zou er op dat vlak voor pleiten dat dit deel uitmaakt van een regeerakkoord, om binnen de Vlaamse overheid, die de nodige kennis en experten heeft, voor voldoende afstemming te zorgen.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Bedankt, minister-president. Ik vind het een positieve evolutie dat u zegt dat de volgende regering daar aandacht voor moet hebben. Het is inderdaad een meerlagig gegeven. Heel veel entiteiten komen daarbij kijken. Coördinatie is dan ook superbelangrijk. Het is dus geen onbelangrijke opdracht. Als ik het geluk heb om 26 mei te overleven, dan zal ik de problematiek met zeer veel plezier opvolgen.
De heer Caron heeft het woord.
Ik wil de vraag ondersteunen, en ook uw antwoord, minister-president. U hebt de vinger op de wonde gelegd: we zijn in Vlaanderen helaas kampioen in de verkokering. Ik geef maar een voorbeeld. Op het debat van Herita overmorgen wordt een vraag gesteld of het goed zou zijn dat er één minister van Erfgoed zou zijn, roerend en onroerend samen. Ik heb ooit gewerkt voor een minister die de beide tegelijk in zijn portefeuille had. Ik kan u verzekeren dat dat absoluut niet zal volstaan om tot een geïntegreerd beleid te komen. Ik wil maar zeggen dat we inderdaad nog een weg af te leggen hebben als het gaat over het doorbreken van de verkokering, waarschijnlijk het gevolg van een vrij jonge administratie, die nog haar weg moest vinden en die nu toch langzamerhand bredere poriën gaat vertonen en interactie tussen administraties mogelijk maakt.
Dan kom ik tot de grond van de zaak. Als we voor het landschap willen zorgen – of dat nu industriële dan wel natuurlijke of landbouwlandschappen zijn –, is een geïntegreerde aanpak een absolute noodzaak. We hebben zoveel voorbeelden van botsende of toch minstens ruziënde beleidsbevoegdheden die betrekking hebben op het landschap, van onroerend erfgoed en beschermde landschappen over beschermde natuurgebieden tot kwetsbare landbouwgrond. Er zijn allerlei dimensies. Bij het industriële landschap speelt de ruimtelijke ordening, maar ook de wegenis en lijninfrastructuur. Er is een serieus werk af te leggen om de coördinatie veel beter te maken.
In Vlaanderen is er heel wat werk op het vlak van de kwaliteit van ons landschap. Voorzitter, ik weet dat u uit een streek afkomstig bent waar u zich daar minder zorgen over maakt, maar in onze streek, minister-president, is er nog wel een ‘boterhammetje’ werk te verzetten om te komen tot een interessante landschapszorg. Of dat gebeurt met een coördinator, een intendant of hoe die mag heten… Het klopt dat de politiek de verantwoordelijkheid zal moeten nemen. Onze eigen administraties die wel competentie hebben maar iets te besloten zijn, moeten er maximaal op inzetten om dit te doorbreken. De Landschapsconventie is daar een heel goede hefboom of kapstok voor. Laat ons daarvoor gaan. Ik hoop dat we over enkele jaren van op afstand naar het mooie Vlaamse landschap in al zijn dimensies mogen kijken.
Het mooie landschap waarop u alludeerde, is nog mooier gebleven omdat ik mij met hand en tand heb verzet tegen de aanleg van een autosnelweg, de A8. Ik heb daarvoor electoraal geboet, maar ik hoop dat de zieltjes mij later dankbaar zullen zijn.
De heer Kennes heeft het woord.
Op het politieke landschap hebben we niet zoveel greep, maar op de andere landschappen in Vlaanderen gelukkig wel als overheid.
Ik dank mevrouw Van Werde om opnieuw de aandacht te vestigen op het bijzondere landschap in de Kempen. Er loopt een dossier voor de erkenning als UNESCO-werelderfgoed van de vroegere Rijksweldadigheidskolonies. Ik ben bijzonder tevreden dat ze ook voor deze nominatie in aanmerking komen. Ik wil me graag aansluiten bij het duimen voor succes voor de vrijwilligers en alle betrokkenen.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Caron, het gaat inderdaad over een cultuur van samenwerken. We hebben nu een goede ervaring. Als specialisten onroerend erfgoed weet u allemaal dat we in het laatste decreet een nieuw instrument hebben ingevoerd, namelijk het onroerenderfgoedrichtplan. Er lopen twee proefprojecten: een in Haspengouw voor de hoogstammige boomgaarden en een in Riemst voor de mergelgroeven. Men laat mij weten dat dit goed werkt. Dat is beleidsdomeinoverschrijdend. Dat is samen met de betrokken administraties en alle belanghebbenden. Dat is met de Boerenbond, Natuurpunt, de eigenaars, de lokale overheden. Het is een voorbeeld van hoe het zou kunnen werken.
Mevrouw Van Werde, u hebt een punt dat we er eigenlijk voor zouden moeten zorgen om dit breder te doen, niet alleen in het kader van het onroerenderfgoedrichtplan maar voor de brede integrale landschapszorg. Dat lijkt mij een zeer mooie uitdaging. We moeten dat uiteraard nu niet meer lanceren. Ik pleit er nog eens voor dat dit wordt opgenomen binnen de Vlaamse overheid. Ik weet dat dit cultureel soms een probleem is. We hebben ervaringen dat bepaalde entiteiten die we hebben samengevoegd, na soms drie of vier jaar, nog niet een cultuur delen. Dat is niemands fout, want die mensen hebben enkele decennia apart gewerkt. De leidend ambtenaar maakt er vaak veel werk van, maar niettemin is het soms zo dat er zelfs binnen één domein of één entiteit nog werk is aan die ene cultuur, laat staan tussen de diverse domeinen.
Ons onroerenderfgoedrichtplan is een mooi voorbeeld van beleidsveldoverschrijdend werken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.