Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Doomst heeft het woord.
Al in december 2015 is er een eerste rapport gekomen – streng maar rechtvaardig – over structurele bevindingen rond organisatie-audits die in de periode 2014-2015 werden doorgevoerd. Men richtte zich daarbij op een aantal accenten. Er kan nog beter op een systematische manier aan organisatiebeheersing worden gedaan. Er zou extra moeten worden ingezet op doelgericht werken en de opvolging ervan. Er is ook nog veel werk aan de aansturing door het managementteam, en aan de evaluatie van de medewerkers. De aanpak van de samenwerking tussen gemeente en OCMW kan nog projectmatiger gebeuren. De filosofie van de organieke decreten is onvoldoende geïmplementeerd.
Op 22 januari is er een nieuw rapport gekomen, met de bevindingen die uit die eerste reeks audits naar voren kwamen. Daarbij worden een aantal punten als mankementen vooropgesteld. Men stelt dat de omgevingsanalyse er pas komt na het vastleggen van de doelstellingen die in de beleids- en beheerscyclus (BBC) moeten worden geïmplementeerd. Men stelt ook dat doelstellingenkader maar een gedeelte van de werking stuurt. Anderzijds maken bepaalde elementen van weerkerende dienstverlening of interne werking onvoldoende deel uit van dit kader.
Een van de structurele verbeterpunten waar men het meest naar verwijst is monitoring; die gebeurt zelden voldoende grondig. Wat organisatiebeheersing betreft, is er een goed kader nodig om goed te kunnen functioneren. Maar blijkbaar hebben de meeste besturen geen duidelijk kader waarmee ze regelmatig bij hun werking kunnen stilstaan. Ten slotte gebeurt ook de financiële werking onvoldoende bewust.
Dat is een hele boterham. Gaan we de komende tijd extra werken op een, twee of drie punten, of wilt u alle vijf die punten aanpakken? In hoeverre kunnen we van elkaar leren? Ik weet uit ervaring dat het in elk geval heel nuttige instrumenten zijn, waarbij we vanuit de praktijk en de ervaring veel met elkaar kunnen delen.
Minister Homans heeft het woord.
Het lijkt me nuttig om vooraf te beklemtonen dat ik de werkzaamheden en de rapporten van Audit Vlaanderen ten zeerste apprecieer. Ik neem aan dat die mening hier wordt gedeeld.
Audit Vlaanderen is een onafhankelijke organisatie die via de uitvoering van audits een partner wil zijn van de lokale besturen, om zo hun interne werking te verbeteren. Het is dus van cruciaal belang dat het recente globaal rapport van Audit Vlaanderen wordt besproken in de gemeenteraden, in de colleges van burgemeester en schepenen, en in de lokale managementteams.
Vooral op lokaal niveau moet men antwoorden op bepaalde vragen. Moeten onze gemeenten zich aangesproken voelen door de aanbevelingen van Audit Vlaanderen? Zo ja, hoe kunnen wij hieraan tegemoetkomen? Deze essentiële vraag moeten de lokale besturen stellen.
Een van de vaststellingen is inderdaad dat de omgevingsanalyse in de lokale besturen onvoldoende kwaliteitsvol zou zijn of op een verkeerd moment zou worden gemaakt, na de formulering van de doelstellingen. De lokale besturen moeten vandaag starten met de opmaak van een nieuw meerjarenplan 2020-2025, inclusief omgevingsanalyse én doelstellingen. De aanbeveling van Audit Vlaanderen komt dus net op het juiste moment.
Ik denk effectief dat ikzelf en mijn administratie de afgelopen jaren vele ondersteunende instrumenten hebben uitgewerkt om de lokale besturen te helpen bij hun taak. Bijvoorbeeld in de regelgeving is bepaald dat de omgevingsanalyse een verplicht onderdeel moet uitmaken van de documentatie bij het meerjarenplan, ter stoffering van het politieke debat. Dat is altijd nuttig. Ook met de Vlaamse Regionale Indicatoren (VRIND) enerzijds en de gemeente- en stadsmonitor anderzijds staan de gemeenten een karrenvracht aan relevante statistieken ter beschikking om de omgevingsanalyse te stofferen. Dit is eveneens het geval met de gemeentelijke profielschetsen, die uitgebreide financiële informatie verschaffen van de eigen gemeente en van alle andere gemeenten. We hebben het er in deze commissie al verscheidene keren over gehad dat verschillende van die instrumenten toelaten dat je de bestuurskracht en dergelijke met die van andere gemeenten vergelijkt. Dat zijn dus zeer waardevolle instrumenten die ter beschikking worden gesteld. Samen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en Audit Vlaanderen heeft mijn administratie de gemeenten een nota ter beschikking gesteld over hoe de opmaak van een omgevingsanalyse het best wordt aangepakt. Audit Vlaanderen heeft op zijn webstek een veelheid van beste praktijken, ook inzake omgevingsanalyse en doelstellingenbepaling, waaruit de gemeenten inspiratie kunnen putten.
Ik denk dat dit kan tellen inzake ondersteuning. Het woord lijkt me nu aan de gemeentebesturen zelf en aan het politiek debat binnen de gemeenteraden.
Met betrekking tot het doelstellingenkader is het inderdaad zeer wenselijk dat een zo groot mogelijk deel van het beleid vervat zit in een kader van de geëxpliciteerde doelstellingen, ook de zogenaamde recurrente dienstverlening en de interne werking.
De gemeenten kunnen hier perfect voor kiezen. En ook hiervoor beschikken de lokale besturen over ondersteunende instrumenten: een toelichtende nota van het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB), de VVSG en Audit Vlaanderen, en de goede praktijken op de webstek van ABB.
Ik hoop vooral dat de lokale besturen, met de ervaring van zes jaar BBC én met de aanbevelingen van Audit Vlaanderen in hun op te maken meerjarenplanning, een helderder en vollediger doelstellingenkader zullen voorleggen aan de gemeenteraden, met de bijbehorende indicatoren. Mijn administratie zal begin 2020 in ieder geval een analyse maken van deze meerjarenplannen en de mate waarin het beleid vertaald wordt in doelstellingen.
Maar nogmaals: de BBC-regelgeving is een kaderregelgeving. We respecteren absoluut de lokale autonomie. Het zou echt niet goed zijn – en ik denk dat jullie het ook niet wenselijk achten – dat wij vanuit Vlaanderen allerlei zaken extra gaan opleggen aan de lokale besturen. Wij willen wel ondersteuning bieden. Ik heb u een aantal voorbeelden gegeven waarmee we dat effectief doen. We hebben er bewust voor gekozen om bijvoorbeeld niet te verplichten dat gemeenten 80 procent van het budget moeten toewijzen aan geëxpliciteerde doelstellingen. Wij hopen dat de lokale bestuurders deze ambitie voor zichzelf zullen uitspreken. En dan heb ik nog een oproep aan jullie, collega’s. Velen onder jullie zijn lokaal actief. Jullie kunnen ambassadeurs zijn voor een goed uitgewerkt lokaal doelstellingenkader.
Mijnheer Doomst, uw vragen 3, 4 en 5 gaan over de onvoldoende monitoring en het ontbreken van een algemeen kader voor organisatiebeheersing en over de onvoldoende beheersing van de financiële processen die zich in veel gemeenten voordoen. Dat zijn inderdaad geen geruststellende vaststellingen.
Wat betreft de algemene ondersteuningsmaatregelen verwijs ik naar mijn antwoord op de voorgaande vragen. Ik kan nog enkele zaken aanvullen.
Wat de monitoring betreft, bepaalt het nieuwe artikel 263 van het decreet Lokaal Bestuur dat vanaf 2019 elke gemeente voor het einde van het derde kwartaal een opvolgingsrapportering moet agenderen op de raad over de uitvoering van het budget en van het beleid over het eerste semester. Op deze manier moet de opvolging van beleid en interne werking hoger op de lokale politieke agenda worden geplaatst.
Wat de financiële processen betreft: dit wordt een belangrijk thema in de werking van Audit Vlaanderen de komende jaren. We hebben met het kernkabinet nog niet zo lang geleden een zeer constructief en goed overleg gehad met Audit Vlaanderen. Audit Vlaanderen bereidt een thema-audit voor over sommige financiële processen in de lokale besturen.
In de algemene organisatieaudits zal het luik financieel management meer dan andere luiken onder de loep worden genomen.
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, dank u voor uw bekommerd antwoord. U hebt gelijk: het is het moment. We moeten nu duidelijk maken aan diegenen die beginnen aan hun parcours van zes jaar wat de spelregels zijn en wat daarbij aan kracht kan bijdragen. Ook het tweede accent is correct. We moeten niet van bovenaf alles opleggen, het is aan de lokale, autonome werking om het in te vullen.
Het type van gemeente is belangrijk om te bekijken hoe je de kracht van remediëring erin kunt steken. Verschillende typologieën zijn belangrijk om elkaar te kunnen vinden. Het is toch in kleinere of grotere gemeenten, met andere methodieken, dat je aan die kwaliteitszorg moet werken. Daar kunnen we met soortgelijken van elkaar leren. We moeten ook tot concrete en duidelijke instructies komen. Het is geen gemakkelijke materie. Je komt rap in algemeenheden terecht. Ik hoop dat de instructies die er zullen komen, kunnen worden gesneden in snedige suggesties voor de lokale afdelingen, zo concreet en doelgericht mogelijk voor de praktijk.
De heer Segers heeft het woord.
Ik heb een vraag namens collega Sminate, die spijtig genoeg niet aanwezig kon zijn. De vraag kan eventueel schriftelijk worden beantwoord.
Minister, uit de teksten blijkt dat heel wat forensische audits hebben plaatsgevonden. Daaruit blijkt dat een aantal lokale besturen er onvoldoende in slagen wat de regelgeving op overheidsopdrachten betreft. Sinds 2016 gebeurden er een twaalftal organisatie- en thema-audits en een tiental forensische audits waarin de omvang met overheidsopdrachten aan bod kwam. Op welke aspecten van de overheidsopdrachten hadden deze gevallen betrekking? Welke gevolgen werden hieraan eventueel gegeven door het agentschap? Kan dit eens worden genoteerd en bekeken?
Het spijt me, maar ik beschik hier niet over de informatie om daar nu op te kunnen antwoorden.
Nee, natuurlijk niet. Maar indien mevrouw Sminate aanwezig zou zijn geweest, had zij het wellicht verwerkt in haar motivering. Kunt u het eens bekijken?
De vraag om uitleg is afgehandeld.