Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u het gehaald hebt en door het veiligheidscordon geraakt bent, zodat we op deze Valentijnsdag van gedachten kunnen wisselen. U hebt alvast uw passionele rode das aangetrokken, waarvoor dank. Ik zou nu nog een belachelijk bruggetje kunnen maken met Cupido en pijlen en schieten, naar het Sportschuttersdecreet, maar ik zal dat niet doen.
Op 8 november 2018 stelde het Vlaams Vredesinstituut (VVI) in onze commissie zijn advies voor inzake het beperken van de veiligheidsrisico’s verbonden aan de schietsport in Vlaanderen. We hadden op uw aanwezigheid gerekend bij de bespreking achteraf, maar door een misverstand was u hier niet van op de hoogte. We hadden toen een reeks vragen aan u voorbereid, die we dan maar omgezet hebben in een vraag om uitleg.
Het advies van het VVI geeft ons een goed zicht op de uitvoering van het Sportschuttersdecreet en de mogelijkheden tot verbetering. Men zou kunnen denken dat sportschieten eerder een randverschijnsel is in de sportwereld. Toch zijn er 30.000 mensen actief in die sportfederaties. Dat houdt een verdubbeling op 10 jaar tijd in, waardoor sommige clubs zelfs een ledenstop hebben moeten invoeren. In totaal kent Vlaanderen meer dan 200 schietclubs. Tussen de 100.000 en 150.000 vuurwapens staan in Vlaanderen geregistreerd voor die tienduizenden beoefenaars van de schietsport, dat is bijna de helft van het totale aantal geregistreerde particuliere wapens in Vlaanderen, toch wel een hoog cijfer.
Minister, ik heb vier vragen voor u. Bij de totstandkoming van het Sportschuttersdecreet vroeg de Vlaamse Sportraad in haar advies een geregelde evaluatie van de toepassing van het decreet. Kunt u mij informeren over de evaluaties die de voorbije tien jaar werden uitgevoerd door Bloso of de opvolger Sport Vlaanderen?
De Sportraad vestigde er ook de aandacht op dat de sportschietclubs 30 tot 40 procent zogenaamde alibischutters tellen, waarvan verondersteld mag worden dat ze enkel uit zijn op een wapenvergunning. Dat zou erop neerkomen dat de Vlaamse overheid wapenbezit subsidieert. Dat is natuurlijk een boude uitspraak. Werd dit aspect gecontroleerd door de Vlaamse sportadministratie ?
Voorziet u een aanpassing van het Sportschuttersdecreet, conferatur de aanbevelingen van het VVI, onder andere met betrekking tot het reguleren van het recreatief schieten en het inperken van de veiligheidsrisico’s? Bent u voorstander van de decretale verplichting van een sportschutterslicentie voor de recreatieve sportschutter?
Dan heb ik nog enkele vragen naar uw mening over een aantal aanbevelingen van het VVI. Het VVI raadt een versterking aan van de huidige capaciteit bij Sport Vlaanderen inzake schietsport, zodat ze het decreet kunnen handhaven en vooral het toezicht op de interne werking en de samenwerking tussen de federaties beter kunnen opvolgen. Hoe denkt u daarover?
Worden er inzake de aanpassing van de federale wapenwet en het uitklaren van de bevoegdheidsverdeling inzake recreatief schieten acties ondernomen of in het vooruitzicht gesteld?
Kunt u ons wat meer vertellen over het overleg met de provinciale wapendiensten, die vanwege personeelstekort de vijfjaarlijkse controle op de uitgereikte wapenvergunningen in sommige provincies niet zouden uitvoeren?
Mijn laatste vraag gaat over het opstellen van de zelfreguleringsnota met een level playing field voor de twee grote schietsportfederaties. We stellen nu vast dat zij, om leden aan te trekken, soms geneigd zijn tot een ‘race to the bottom’. Wat is uw visie daarop?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik vind dit altijd een moeilijke materie. Het is ook een zeer juridische materie. Ik zal me dan ook vrij strikt houden aan de voorbereiding die ik gekregen heb.
De evaluatie van de toepassing van het Sportschuttersdecreet door Sport Vlaanderen gebeurt eigenlijk continu op drie wijzen. Vooreerst is er de dagdagelijkse praktijk en de toepassing van het decreet. Als er specifieke dossiers behandeld worden of als er vragen zijn van de gemachtigde schietsportfederaties of van de provinciale wapendiensten, wordt automatisch het wat en het hoe van het decreet bekeken.
Ook in het kader van de beroepsprocedures tegen de intrekking of schorsing van een sportschutterslicentie door een gemachtigde schietsportfederatie, die altijd bij mij terechtkomen, wordt de toepassing van het Sportschuttersdecreet continu geëvalueerd. Sinds de inwerkingtreding van het Sportschuttersdecreet werden 203 beroepsprocedures gevoerd waarbij Sport Vlaanderen steeds de inhoudelijke werking via het specifieke dossier toch nog eens controleert, maar ook evalueert en desgevallend voorstelt om de werking van de federatie bij te sturen. Dat is een tweede belangrijke evaluatie die continu gebeurt.
Ten slotte gebeurt de evaluatie via controles ter plaatse op de zetel van de gemachtigde schietsportfederaties. Er werden in totaal zes controles ter plaatse uitgevoerd. Bij een plaatsbezoek wordt de toepassing van de interne procedures inzake het verlenen, schorsen, intrekken en beperken van sportschutterslicenties en de theoretische en praktische proeven gecontroleerd en wordt ook een steekproef uitgevoerd op de licentiedossiers. Dit jaar, in 2019, zullen er controles ter plaatse gebeuren op de zetels van elk van de gemachtigde schietsportfederaties. Dat is zo gepland.
De motieven waarom iemand zich inschrijft als lid van een sportclub bij een gemachtigde schietsportfederatie zijn moeilijk te achterhalen.
Daarom werd het actief lidmaatschap uitdrukkelijk opgenomen in het Sportschuttersdecreet als voorwaarde om een sportschutterslicentie te bekomen en te behouden. Dat lijkt mij een heel belangrijk element. Mensen uit mijn omgeving hebben me daarop aangesproken, maar dit is een heel belangrijke voorwaarde.
Een actief lid moet minimaal zes maanden lid zijn van een schuttersfederatie, en hij moet via zijn sportschuttersboekje minstens twaalf schietbeurten per jaar hebben, gespreid over minstens twaalf dagen en over minstens twee trimesters. Deze voorwaarde – het aantal schietbeurten en de spreiding – wordt voor elke sportschutter jaarlijks gecontroleerd. De sportschutterslicentie wordt ingetrokken indien niet aan deze voorwaarde wordt voldaan. Als ik mijn gevoel volg – ik lees ook alle intrekkingen die ik binnenkrijg – is dit een belangrijk aspect bij zo’n intrekking.
We kunnen een aantal aanbevelingen rond het aanpassen van het Sportschuttersdecreet in overweging nemen, zoals het strafbaar stellen van het niet-terugsturen van ingetrokken of geschorste sportschutterslicenties. Wat de bevoegdheid rond het recreatief schieten betreft, heeft de Vlaamse overheid steeds het standpunt ingenomen dat het recreatief schieten, zoals vermeld in de Wapenwet, onder het particulier wapenbezit valt, en bijgevolg de openbare orde en veiligheid betreft. Daardoor is de federale overheid bevoegd. Als je spreekt over particulier wapenbezit, dan valt dat automatisch onder openbare orde en veiligheid. En in dat geval is de federale overheid bevoegd.
Er wordt immers toegestaan dat particulieren, die recreatief schieten buiten een georganiseerd verband, een wapen kunnen hanteren en bezitten. Sportschieten daarentegen – er is een verschil tussen recreatief schieten en sportschieten – omvat het competitieve, recreatieve en topsportschieten in sportief verband. Dat houdt in dat het sportschieten in een club gebeurt die over een sportschutterslicentie beschikt, en die is aangesloten bij en onder toezicht valt van een gemachtigde schietsportfederatie. Het recreatief schieten, zoals vermeld in de Wapenwet, is dus niet gelijk aan het recreatief sportschieten.
Je hebt dus enerzijds het recreatief schieten, wat over wapenbezit gaat. Dat is een federale aangelegenheid, want het valt onder veiligheid en dergelijke meer. Anderzijds heb je het recreatief sportschieten, met een sportschutterslicentie en een sportschuttersfederatie. Dat zit bij ons.
En dan kom ik bij uw laatste vraag. Binnen Sport Vlaanderen zal de samenwerking tussen de gemachtigde schietsportfederaties mee worden opgevolgd door de afdeling Subsidiëring, vermits de gemachtigde schietsportfederaties Vlaamse Schietsportkoepel (VSK) en FROS Amateursportfederatie gesubsidieerde sportfederaties zijn. De Vlaamse Traditionele Sporten vzw (VlaS) wordt gesubsidieerd als organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding in de georganiseerde sportsector.
Als Vlaams minister van Sport ben ik niet bevoegd om de aanbevelingen over de federale Wapenwet van het Vlaams Vredesinstituut uit te voeren. Het Vlaams Vredesinstituut suggereert om het sportschieten en het recreatief schieten te harmoniseren en de bevoegdheidsverdeling uit te klaren. Over de bevoegdheidsverdeling heb ik het daarnet al gehad. Rond recreatief schieten heeft de Vlaamse overheid duidelijk het standpunt ingenomen dat het recreatief schieten, zoals vermeld in de Wapenwet, het particulier wapenbezit en bijgevolg de openbare orde en veiligheid betreft. Het is dus een federale bevoegdheid.
De aanbevelingen van het Vlaams Vredesinstituut die betrekking hebben op de provinciale wapendiensten, zijn ook een federale bevoegdheid. Zo wordt de vijfjaarlijkse controle van de wapenvergunning door de provinciale wapendiensten door de federale Wapenwet geregeld. Daar valt dus niets over te zeggen.
In december vond een overleg plaats met de drie gemachtigde schietsportfederaties, met Sport Vlaanderen en met het kabinet, over de aanbevelingen van het Vlaams Vredesinstituut met betrekking tot het sportschieten. In februari – deze maand – wordt gestart met de bespreking van de aspecten die in de zelfreguleringsnota van de gemachtigde schietsportfederaties aan bod kunnen komen. Dat laatste betekent dat we de aanbevelingen die daarop betrekking hebben vandaag bespreken, om te kijken wat we daarmee kunnen doen.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Ik heb nog drie bijkomende vragen. Het is een ingewikkelde materie, en het zijn ook bijzonder moeilijke woorden om uit te spreken.
De uitgereikte wapenvergunningen moeten vijfjaarlijks worden gecontroleerd. U zegt dat dat eigenlijk van het federale niveau afhangt, maar dat loopt hier voortdurend door elkaar. Misschien is dat nog iets voor de Senaat. Hebt u zelf signalen opgevangen van het feit dat die controles in sommige provincies onvoldoende worden doorgevoerd – ook al is het uw bevoegdheid niet?
Mijn tweede vraag gaat over de continue evaluatie waarnaar u verwijst. U zegt dat dat voortdurend wordt opgevolgd bij die 203 beroepsprocedures. Maar dan lijkt het mij toch vooral om routine-evaluaties te gaan. Wordt er dan op een bepaald moment gezegd dat alles eens ten gronde moet worden herbekeken? Ik denk dat dat vooral de vraag was van de Vlaamse Sportraad, en van onze fractie.
Mijn derde vraag gaat over de alibischutters, voor wie een aantal regels opgelegd zijn. Ik denk dat dat wel wordt opgevolgd. Het vereist natuurlijk ook wel wat papierwerk, maar de wet is de wet.
Is er een set van aanbevelingen of een richtlijn voor de sportfederaties en clubs om bij signalen van radicalisering bij hun leden aan de alarmbel te trekken en naar de lokale politie of het Meldpunt Radicalisering te stappen?
Mevrouw Soens heeft het woord.
Ik wil de heer Poschet bedanken voor de vraag. Ik heb nog twee bijkomende vragen.
In de hoorzitting met het Vlaams Vredesinstituut kwam het probleem met de data aan bod. Het is zeer moeilijk om data en cijfers te verzamelen over hoe groot het probleem nu eigenlijk is en over hoeveel wapens er in omloop zijn in verband met de sportschutterslicentie. Minister, hebt u samen met de federale overheid initiatieven genomen om dit aan te pakken?
U hebt er in er in uw antwoord al zelf naar verwezen. Het Vredesinstituut heeft ook een aantal aanbevelingen gedaan om het Vlaamse Sportschuttersdecreet en het besluit van 2007 aan te passen. Ze adviseren onder andere om tijdens de aanvraagprocedure van zo’n sportschutterslicentie proactief advies te vragen aan de lokale politie, maar bijvoorbeeld ook om het verzet van de huisgenoot tegen zo’n sportschutterslicentie als een gegronde motivering mee te nemen om een licentie niet toe te staan. Hebt u initiatieven genomen om dat nog tijdens deze legislatuur aan te passen of misschien na de verkiezingen mee te nemen en aan te passen?
De heer Caron heeft het woord.
Ik ben wel niet mee op werkbezoek geweest indertijd, dus er zijn van mij geen compromitterende foto’s op het internet te vinden. Dit in tegenstelling tot sommige collega’s die met een wapen in de aanslag op de foto staan. Maar alle gekheid op een stokje.
Ik was in 2006 samen met andere collega’s nauw betrokken bij de totstandkoming van dat decreet. Het heeft heel veel voeten in de aarde gehad. Het vergde heel veel gesprekken, overleg en afwegingen. Het is niet perfect, minister, en ik denk dat het wel zinvol is om het grondig te evalueren. Al is het nu niet meer het moment om dat grondig te doen. We zijn einde legislatuur, medio februari, dat kun je niet netjes doen. Ik denk wel dat u een mooi dossier kunt achterlaten voor degene die op uw stoel terechtkomt en dit moet opvolgen.
Ik wil twee inhoudelijke elementen aanhalen die toen ook al heel erg kwetsbaar waren.
Er moet een veel striktere controle komen op de voorwaarden voor het beoefenen van het sportschieten. Ik denk dat de digitalisering het nu perfect en zeer laagdrempelig mogelijk maakt om erop toe te zien of mensen aan die twaalf schietbeurten per jaar komen, gespreid over minstens twee semesters. Of daar een automatisch rapportagesysteem met automatische schorsing in zit. Zoals u zelf zegt, vormen de mensen die hun licentie niet teruggeven echt een probleem. De toename van het aantal sportschutters kun je niet anders verklaren dan door wapenliefhebbers die het decreet over het sportschieten misbruiken omdat ze de gemakkelijkste weg zoeken om aan een wapen in privébezit te raken. Geef toe, we winnen graag Olympische medailles, ook in het schieten, maar we hebben er alle belang bij om die oneigenlijke licentiehouders op te kuisen. Die verpesten de sfeer. Ik heb toen een aantal werkbezoeken gedaan. Ik weet nog heel goed dat dat zeker een probleem was en dat die clubs dat heel goed weten. Alleen wordt dat niet duidelijk gemeld en verwerkt.
Als tweede inhoudelijke element haal ik een toenmalig discussiepunt aan. Dat heeft het toen ook niet gehaald. Ook wie zuiver op de graat is en extensief of intensief aan sportschieten doet, zou zijn wapens en niet alleen sommige vormen van munitie – want daar zijn verschillende regels over – op een beveiligde bewaarplaats in of rond de club moeten bewaren. Niet privé. Het gaat niet over eigendom, maar over de bewaarplaats. Dat is, denk ik, de beste manier om te vermijden dat de licentie oneigenlijk wordt gebruikt. Daarnaast kun je, zoals mevrouw Soens suggereert, een aantal familiale drama’s die door de nabijheid van een wapen worden gefaciliteerd of vergemakkelijkt, vermijden. Ik weet dat de clubs en vooral de eigenaars van sportwapens daar niet happig op zijn, want voor sommige mensen is een wapen als een auto, een soort statussymbool. Ik zou zeggen een hebbeding, maar dat klinkt veel positiever dan een wapen.
Dit zijn elementen die in de lange evaluatie kunnen worden meegenomen. Bouw verder het dossier op en doe dan eventueel in de volgende legislatuur verder of draag het dossier over, maar er mogen wel een aantal stappen worden gezet, minister.
Minister Muyters heeft het woord.
Van mij kun je ook een foto met een geweer vinden. Uiteraard, want ik werd als minister van Sport ooit op Cyprus tijdens een informele bijeenkomst van ministers uitgenodigd om te schieten. Dat was wel kleiduifschieten. Ik was de eerste die moest schieten en ik had het ongelooflijke geluk om die kleiduif – pang! – te raken. Daarna heb ik niets meer geraakt, maar die eerste wel. Ja, ik had toen ook een wow-gevoel.
Voor de rest heb ik nog legerdienst gedaan, en toen heb ik ook geschoten met een geweer. Dus u kunt mij zeker op foto vinden met een geweer. Maar ik vind niet dat dat compromitterend is, want het is goed dat er mensen zijn die dat kunnen. Op alle vlakken denk ik dat dat nuttig is. Ik bedoel daarmee: ook al was het om in dat sportschieten mogelijke wedstrijden te winnen.
Collega Poschet, wij hebben geregeld overleg met de provincies, maar ik kan niet uit het hoofd zeggen of er nu ergens een probleem is met die provinciale controle. In uw vraagstelling hebt u dat wel naar voren gebracht als een probleem, dus ik zal dat effectief navragen. Eventueel kunnen we ook aan de federale collega overmaken dat daar een probleem is.
Over de evaluatie ben ik het eigenlijk eens met u, collega Caron. Ik denk dat het nu niet het moment is, op het einde van een legislatuur moet je zo’n evaluatie niet gaan maken. Maar wat we eigenlijk vandaag met Sport Vlaanderen doen, is het dossier goed voorbereiden. Ik wil dat graag naar mezelf of naar iemand anders – wellicht naar iemand anders – overdragen, zodat dat meegenomen kan worden.
Collega Poschet, inzake de radicalisering verwijs ik naar een schriftelijke vraag van collega Landuyt, waarbij die aspecten naar voren komen. Het gros van de antwoorden komt erop neer dat dat vooral federale materie is. Ik denk dat het aspect dat de heer Caron naar voren brengt, namelijk het bewaren van de wapens, in die evaluatie een element kan zijn.
Collega Soens, in verband met de data, heb ik geen idee, ik ga daar heel eerlijk in zijn. Ik heb geen idee of dat vandaag het geval is, en hoe en wat. Maar ik denk dat dat opnieuw vooral federale materie is. Ik neem uw opmerking mee om dat in de evaluatie te bekijken, en ook aanbeveling van het verzet van de huisgenoten en het lokaal advies zullen we meenemen in het voorbereidend dossier dat ik graag wil opmaken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.