Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Ik heet onze nieuwe minister, Koen Van den Heuvel, van harte welkom in onze commissie.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat ik u de eerste vraag mag stellen, het is een gemakkelijke vraag.
Op 14 januari raakte bekend dat het Antwerps Havenbedrijf met steun van het Antwerps college maar ook van de Vlaamse Regering een ‘memorandum of understanding’ ondertekende met het bedrijf INEOS over de bouw van twee nieuwe fabrieken in de Antwerpse haven te Lillo: aan de ene kant een kraker die ethaangas omzet in ethyleen en aan de andere kant een propaandehydrogenatiefabriek (PDH) die propaangas omzet in propyleen, een basisgrondstof voor de plasticindustrie.
Enerzijds was er veel gejuich en waren er lachende gezichten omdat – en dat is op zich natuurlijk een belangrijk element – er tewerkstelling wordt gecreëerd, maar anderzijds brengt deze investering ook heel wat negatieve milieueffecten met zich mee. Op dat vlak zult u zich als ecoparticipationist toch wel aangesproken voelen.
Drie zaken zorgen voor problemen. Zo is duidelijk dat de investeringen zullen leiden tot meer uitstoot van broeikasgassen. De vraag is dan ook hoe deze nieuwe activiteit zich inpast in de verbintenissen die België en Vlaanderen op zich namen door het goedkeuren van het klimaatakkoord van Parijs en de ambitie dat we ons zouden beperken tot 1,5 graden Celsius maximale globale opwarming.
Een tweede probleem is het feit dat het hier over plasticproductie gaat op basis van fossiele grondstoffen. Als deze productie gericht is op eenmalige toepassingen, past die niet in de keuzes van de Vlaamse Regering waar u nu toe behoort, maar ik neem aan dat u ook de vroegere beslissingen van de Vlaamse Regering ondersteunt, voor een meer circulaire en biogebaseerde economie die net nood heeft aan investeringen in het sluiten van de kunststoffenproductieketens in de Antwerpse haven en in Vlaanderen.
Een derde probleem doet zich voor op het vlak van het businessmodel van INEOS, dat in sterke mate gebaseerd is op de ontginning en de aanvoer van schaliegas, een van de meest vervuilende fossiele brandstoffen, dat wordt gewonnen door het hydraulisch fractureren of ‘fracken’. In de Verenigde Staten en in het Verenigd Koninkrijk leidt dit tot heel wat milieu- en gezondheidsproblemen.
Dat zijn drie belangrijke elementen in dit dossier die ingaan tegen het beleidskader van Vlaanderen. Ik zal een aantal zaken citeren.
Zo stelt de regering in het kader van Visie 2050, de langetermijnstrategie voor Vlaanderen, dat welvaart en welzijn worden gecreëerd op een slimme, innovatieve en duurzame manier om zo tot een transitie te komen naar een circulaire en koolstofarme economie.
De regering stelt in haar transitienota’s dat we vandaag weten dat de hoge energievraag voor een groot deel verscholen zit in de manier waarop we met materialen omspringen. Eerste verkennende berekeningen van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) op basis van gegevens uit de energiebalans Vlaanderen voor 2014 tonen aan dat ruim twee derde van het bruto binnenlands energieverbruik in Vlaanderen toegekend kan worden aan materiaalgerelateerde activiteiten.
Op basis daarvan stelt de regering dat een transitie naar een koolstofarme economie voor het tegengaan van de klimaatverandering noodzakelijk is en dat het vraagt om een transitie naar een circulaire economie, waarbij grondstoffen niet telkens opnieuw uit de aarde moeten worden gehaald, maar maximaal in de economie blijven.
U voelt dus heel duidelijk dat er een spanning zit op de eigen doelstellingen die de regering heeft geformuleerd in Visie 2050 en in de transitienota, en het project van INEOS, dat verschillende milieuproblemen met zich meebrengt.
Daarom wil ik u een aantal vragen stellen, beste nieuwe minister.
Wat is de verwachte broeikasgasuitstoot van de nieuwe productie-eenheden?
Welke concrete voorwaarden zijn er al besproken met INEOS om zich in te schakelen in het Vlaamse Klimaatsbeleidsplan 2021-2030? We weten dat uw kabinet, dat hetzelfde is als dat van uw voorganger, betrokken was bij de gesprekken met INEOS voor men tot het memorandum of understanding kwam.
Kunnen de nieuwe productie-eenheden verzoend worden met en ingeschakeld worden in de doelstellingen van de regering om te evolueren naar een koolstofarme en circulaire economie? Zo ja, hoe dan? Zo nee, hoe valt deze investering uit deze optiek te verantwoorden?
Wordt er gezocht naar compensatie van broeikasgassen op de korte en middellange termijn om de broeikasgassenuitstootreductie van 35 procent tegen 2030 op Vlaamse schaal te garanderen? Die 35 procent, voor u me begint te beschuldigen van ecofundamentalisme, is vooropgesteld in de resolutie die het hele Vlaamse Parlement heeft goedgekeurd.
Is het een beleidsoptie om de aanvoer van schaliegas of schalieolie als grond- en brandstof naar Vlaamse fabrieken zoveel mogelijk te weren? Is dat voor u als milieu- en klimaatminister een doelstelling wetende hoeveel milieuschade dat in andere landen teweegbrengt?
In hoeverre past deze investering in een aantrekkingsprogramma voor innoverende klimaatneutrale en circulaire bedrijven die, zoals de regering zelf in die reeds geciteerde Visie 2050 stelt, nood hebben aan nieuwe bedrijfs- en marktmodellen? Of schrikt het dit soort bedrijven net af? Hoe valt deze investering te verzoenen met het creëren van een ‘first mover advantage’ in de circulaire economie?
Heeft de regering ten slotte garanties gevraagd dat er bij de inplanting en het design van de installaties reeds rekening gehouden wordt met mogelijke retrofits na vijftien of twintig jaar die dan op nieuwe low-CO2-technologieën kunnen worden toegepast? Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat er ruimte moet worden voorzien voor de latere opvang en het transport van CO2 of dat de kraakfornuizen op relatief eenvoudige wijze kunnen worden omgeschakeld naar elektriciteit.
Minister Van den Heuvel heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Vanbesien, voor uw eerste vraag. Ik voel mij als op de eerste schooldag, een beetje zenuwachtig. In elk geval zal ik proberen om een goed antwoord op uw vraag te geven.
Het Departement Omgeving beschikt nog niet over de informatie over de verwachte broeikasgasuitstoot van deze nieuwe productie-eenheden. In de aanvraagprocedure van de omgevingsvergunning voor deze nieuwe fabrieken zal hierover meer duidelijkheid komen. De vergunningsprocedure zal uiteraard de naleving van alle regelgeving inzake milieu, klimaat en energie moeten garanderen.
Aangezien het om een nieuwe installatie gaat, verwacht ik dat de nieuwste en beste beschikbare technologieën toegepast zullen worden, en dat de verwachte broeikasgasuitstoot bijgevolg significant lager zal zijn dan bij gelijkaardige bestaande productie-eenheden in de rest van Vlaanderen en Europa.
Valt dit te verzoenen met de doelstellingen in de evolutie naar een koolstofarme en circulaire economie? Hierover zijn nog geen afspraken gemaakt met INEOS. De nieuwe productie-eenheden vallen onder het Europese ETS-systeem (emissions trading scheme) zoals u weet. Hierdoor zal de bijkomende uitstoot die gepaard gaat met deze nieuwe productie-eenheden, geen impact hebben op het realiseren van de Vlaamse broeikasgasreductiedoelstellingen in de periode 2021-2030 die voor de non-ETS-uitstoot gelden, dus voor de min 35 procent. Voor de bedrijven die onder het Europese ETS-systeem vallen, geldt een Europese cap die stelselmatig aangescherpt wordt, waarbij deze cap in 2030 43 procent lager is ten opzichte van 2005. Het Vlaamse Klimaatbeleidsplan 2021-2030 is gericht op de sectoren die niet gevat zijn in dit Europese ETS-systeem.
Wordt er naar een compensatie voor de broeikasgassen gezocht? De Antwerpse havencluster speelt een belangrijke rol in de Vlaamse economie. Als echte Antwerpenaar weet u dat. Om deze cluster competitief te houden en om de haven ook in de toekomst een belangrijke bijdrage tot de Vlaamse economie te laten leveren, zijn dergelijke investeringen belangrijk. Het is uiteraard ook belangrijk dat de hele industrie, en dus ook deze nieuwe productie-eenheden, bijdraagt aan de noodzakelijke transitie naar een koolstofneutrale en circulaire economie. Het is daarom belangrijk dat er wordt ingezet op de beste beschikbare technologieën om de uitstoot die vrijkomt bij deze productie, maximaal te beperken, alsmede te streven naar een grondstof voor het kraakproces die kadert binnen de transitie naar een koolstofneutrale economie.
Vlaanderen zal daarom ook de volgende jaren verder inzetten om de industriële sectoren te begeleiden in deze noodzakelijke transitie naar een koolstofneutrale economie. Ik wil hiervoor ook specifiek verwijzen naar het voorbereidende werk dat onlangs door de departementen Omgeving en Economie, Wetenschap en Innovatie in nauw overleg met een uitgebreide begeleidingsgroep is afgerond, met het oog op de opstelling van een Vlaams industrieel transitiekader voor een koolstofarme economie. Op dit moment zijn de beide departementen een voorstel van aanpak aan het uitwerken om de opstelling van dit transitiekader verder te concretiseren. Deze nieuwe investeringen zullen bij dit transitiekader ook de nodige aandacht krijgen.
Om dit te realiseren zie ik ook een versterking van een aantal beleidsinstrumenten mogelijk. Zo wordt in het voorontwerp van het Vlaamse Klimaatbeleidsplan aangegeven dat onderzocht zal worden hoe aan de bestaande energiebeleidsovereenkomsten (EBO’s) een klimaatcomponent kan worden toegevoegd. Hierbij is het een piste om een broeikasgasreductiedoestelling op te nemen met afspraken over milieutechnologische verbeteringen of veranderingen in het brandstofgebruik.
Dit is de weg waar we in Vlaanderen op moeten inzetten. Enerzijds is er het Europese ETS-systeem, dat via een koolstofprijs een stimulans geeft om de broeikasgasuitstoot te beperken. Anderzijds willen we vanuit de overheid ook bijkomende stimulansen uitwerken om ervoor te zorgen dat de Vlaamse bedrijven CO2-efficiënt zijn en hun broeikasgasuitstoot minimaliseren.
Het is duidelijk dat hierbij grote budgetten inzake innovatieondersteuning noodzakelijk zijn. Vanuit de Vlaamse overheid willen we er dan ook voor zorgen dat hiervoor een inspanning wordt gedaan binnen het bestaande Europese kader, maar we verwachten ook dat grote bedrijven natuurlijk zelf volop inzetten op cleantechinnovatie.
Uw volgende vraag handelde over de compensatie. Het ontwerp van Vlaams Klimaatbeleidsplan 2021-2030 legt, in lijn met de door de Europese Unie voor België opgelegde doelstelling, het objectief vast om de broeikasgasemissies in Vlaanderen tegen 2030 die niet onder het Europese ETS vallen, met 35 procent te reduceren ten opzichte van 2005, zoals u weet.
De mogelijkheid tot aanvoer van schaliegas of schalieolie werd door de Vlaamse Regering nog niet besproken.
Wat de volgende vraag betreft, de transitie naar een klimaatneutrale samenleving zal alleen kunnen slagen met een industrie die de nodige producten kan aanleveren waarmee we onze uitstoot drastisch kunnen reduceren. In die zin is het belangrijk om niet alleen te kijken naar de directe uitstoot die vrijkomt bij de productie van deze producten, maar ook naar de impact doorheen de hele levenscyclus. Zo kunnen de producten die door deze installatie worden geproduceerd, dienen als grondstof voor hoogwaardige kunststoffen die vaak gebruikt worden in groene toepassingen, zoals isolatiemateriaal, de wieken van windturbines en lichtere voertuigen en vliegtuigen, en dus uiteindelijk een positieve klimaatimpact hebben.
Wat uw laatste vraag betreft, er is momenteel nog niet gesproken over mogelijke retrofits. Het is echter een troef dat deze investeringen plaatsvinden in de Antwerpse haven, met de aanwezigheid van een grote industriële cluster. Dat biedt heel wat potentieel voor de uitbouw van netwerken voor de uitwisseling van onder meer restwarmte en CO2. Dit zijn opties die zeker moeten worden bekeken, in de context van het transitiekader voor de Vlaamse industrie.
Zo, dat was een eerste poging tot antwoord.
Een redelijk volledig antwoord, denk ik.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik zal het toch proberen samen te vatten, op mijn manier, om te zien of ik het heb begrepen. Eigenlijk zegt u dat INEOS en de fabrieken die er zullen komen, binnen het ETS vallen, en dat het daar wel zal worden opgelost, en eigenlijk heb ik u niet veel meer horen zeggen. U zei dat er eventueel een mogelijkheid is, in het kader van de transitie, van een voorstel van aanpak om verder een kader te concretiseren. Daarmee citeer ik letterlijk wat u zei. Eigenlijk zegt u ‘we zijn daarmee bezig, we gaan dat proberen, misschien gaan we vanuit Vlaanderen die bedrijven ook wel begeleiden, vragen stellen, impulsen geven, proberen te overtuigen om dingen te doen’. Mijn vraag daarbij is wel: is men bij de industrie daartoe bereid? Als u zegt die EBO’s te zullen veranderen richting klimaatambitie, is dat dan al besproken met mensen uit de industrie, en is daar enige bereidheid toe? U weet immers dat de grote baas van INEOS, mijnheer Ratcliffe, niet bepaald een groene jongen is. Die zit daar dus niet op te wachten. Integendeel, op elke milieuambitie die naar voren wordt geschoven in welk kader dan ook, zegt hij resoluut ‘neen’. Van de goodwill van deze bedrijfsleider in dit geval zal het dus alleszins niet komen, als we niet komen tot een regelgevende aanpak.
Dan verwijst u eigenlijk helemaal naar ETS, zegt u dat u binnen de dingen die u hebt, geen bijkomende maatregelen zult nemen. Wat schaliegas betreft, dat is nog niet besproken. Eventuele voorwaarden inzake retrofits, dat is nog niet besproken.
Ik herleid dan uw antwoord, tenzij u me verbetert, tot ‘dit is een ETS-bedrijf, richt u dus tot Europa als u vindt dat hetgeen gebeurt, niet streng genoeg is’. Ik denk echter toch dat Vlaanderen een verantwoordelijkheid heeft, ook voor wat er in de haven van Antwerpen gebeurt, ook voor wat er in de industrie gebeurt. Het is duidelijk dat de grootste winsten qua CO2-reductie die we in Vlaanderen al hebben geboekt, net van de industrie komen. Als we hier twee fabrieken gaan zetten die aanzienlijk wat CO2-uitstoot produceren, dan zullen we ook de winst die we daar hebben geboekt op Vlaams niveau, eigenlijk stilaan verliezen, en dat zou geen goede start zijn voor u als klimaatminister.
De heer Diependaele heeft het woord.
Minister, proficiat met uw enige eerste tussenkomst. Er zijn volgens mij twee redenen waarom die fabriek van INEOS eigenlijk een prachtig voorbeeld is van de situatie waarin we nu zitten. Het is echt een testcase om het klimaatdebat scherp te stellen. Eerst en vooral denk ik dat het een prachtvoorbeeld is van goede samenwerking tussen de Vlaamse Regering, het Antwerpse college en de bedrijfswereld. Het is een versterking, een verduurzaming van de cluster in Antwerpen, en ik bedoel dan vooral een economische verduurzaming, in die zin dat we daar de economische banden sterker maken. (Opmerkingen van Wouter Vanbesien)
Mijnheer Vanbesien, ik kom tot mijn tweede punt, wees gerust. Niet ongeduldig worden.
Voor de komende tientallen jaren is dat daadwerkelijk een zekerheid dat we met meer van die fabrieken die cluster sterker maken, dat we die ondersteuning van de welvaart die daar wordt gecreëerd, die meerwaarde die daar wordt gecreëerd, kunnen behouden. Het is ook heel groot wat arbeidsplaatsen betreft. Ik heb contact gehad met de havenschepen van Antwerpen. Dat zijn vierhonderd directe arbeidsplaatsen, en het zou maal vijf gaan wat de indirecte arbeidsplaatsen betreft. In de jaren dat er wordt gebouwd, komen er dan nog eens drieduizend arbeidsplaatsen bij. Economisch is dit dus een succesverhaal zonder meer.
Er is echter een tweede reden waarom dit een prachtige testcase is. Mijnheer Vanbesien, dan kijk ik regelrecht naar u. Dan gaat het over de houding van een partij als de uwe, een groene partij: bent u voor of tegen zo’n fabriek?
Dat is natuurlijk een kwestie van afweging. Dat is geen gemakkelijke oefening, dat is echt iets om over na te denken. Het is zeer gemakkelijk hoe u dat nu aanhaalt, door zeer oppervlakkig te zeggen dat er zo veel meer uitstoot is, het fracken, de schalie en dergelijke meer. (Opmerkingen van Wouter Vanbesien)
Ja, de afwegingen die erachter zitten, zouden diepgaander moeten zijn. U brengt ze in de schriftelijke versie van uw vraag heel oppervlakkig aan. Ik dacht dat u ze misschien mondeling zou uitdiepen, maar dat hebt u niet gedaan. Ik geef u twee zaken. Eerst en vooral, puur economisch – de minister heeft er ook naar verwezen: een studie van McKinsey zegt dat we de materialen die er zullen worden gemaakt, nodig hebben om effectief producten te maken die aan CO2-reductie doen. Die worden gebruikt in wagens om lichter te zijn. Dat zorgt voor CO2-reductie. Die gaan we gebruiken om windmolens te maken. Dat zorgt voor CO2-reductie. Ik kan nog het hele lijstje afgaan: betere verpakkingsmaterialen, basiscomponenten voor zonnepanelen en windturbines, meubilair, kunststoffen pijpleidingen en ga zo maar door. Al die producten die daar worden gemaakt, hebben we effectief nodig om op andere gebieden te zorgen voor CO2-reductie. Als je erover nadenkt, is dat in mijn ogen een prachtvoorbeeld van wat Groen de laatste maanden beoogt, namelijk een verzoening tussen ecologie en economie. Maar in uw uiteenzetting hoor ik u een beetje twijfelend – het is niet echt doorgesproken – weer ingaan tegen die redenering.
Ik heb een tweede afweging, puur bij wijze van voorbeeld. Het klimaatbeleid is iets dat mondiaal gedragen wordt, het is niet iets dat we alleen in Vlaanderen gaan doen. Ik verwijs zeer concreet naar het ETS-verhaal. Ik heb de minister niet horen zeggen dat dat maar moet worden doorgeschoven naar ETS, dat je dat maar op Europees niveau moet bekijken. Neen, helemaal niet. Maar dat ETS-verhaal zorgt ervoor dat de meest vervuilende fabrieken uit de markt zullen worden geduwd. Dergelijke nieuwe investeringen die properder kunnen produceren en daardoor goedkoper omdat ze minder CO2 moeten aankopen, zorgen ervoor dat de duurdere en dus vervuilende fabrieken uit de markt worden geduwd. Als je het mondiaal bekijkt, dus wat verder dan onder de eigen kerktoren, zie je een positief effect ten aanzien van het klimaat. Dat is de totale afweging die je moet maken.
Mijnheer Vanbesien, dit is een aanmoediging. Ik zou twee dingen willen horen. Eerst en vooral een ja of neen op deze vraag: mocht u beleidsverantwoordelijkheid dragen, zou u dan de komst van deze fabriek tegenhouden? Ten tweede: denkt u dat de combinatie mogelijk is om effectief onze welvaart in stand te houden door onze economie te ondersteunen en dat op een ecologische manier doen? Ik denk van wel, maar ik wil dat van u eens horen.
Zijn er nog collega's die bijkomende vragen hebben aan de minister? Maar voel u vrij om ook aan de collega's vragen te stellen. (Gelach)
Minister Van den Heuvel heeft het woord.
Het is een van de eerste keren dat ik in deze fantastische commissie kom, en ik wist niet dat het de bedoeling was dat wij ook vragen aan de parlementsleden mochten stellen. (Gelach)
Moeten we de vragen twee dagen op voorhand doorsturen of mag dat rechtstreeks gebeuren? (Gelach)
Collega Vanbesien, de heer Diependaele heeft wel het kader geschetst en dat is de uitdaging waarvoor we staan, namelijk hoe we evenwichten kunnen vinden tussen de verschillende uitdagingen. Het klimaat is van ons allemaal. De broeikasgasreductie moeten we op verschillende fronten aanpakken. Het is niet zo, en de heer Diependaele heeft het ook niet zo bedoeld, dat omdat Vlaanderen een kleine regio is, we niets moeten doen. Wij moeten ons deel opnemen, zoals men dat in heel de wereld moet doen. Wij moeten onze bijdrage leveren. Maar het zou een foute keuze zijn om een standstill in te lassen in het naar Vlaanderen halen van nieuwe technologie.
Het ETS-systeem is heel duidelijk. Deze energie-intensieve industrie is speciaal in het ETS-systeem gehaald om op een grotere schaal tot reductie te komen. Ik wil nog eens in herinnering brengen dat er ook een reductie in zit van 43 procent. Het is inderdaad zo dat bedrijven met een slechtere technologie op dat vlak, uit de markt zullen worden geduwd omdat zij de wellicht stijgende prijzen voor de certificaten niet meer zullen kunnen betalen. Dat is een techniek die de volgende jaren niet op Vlaams maar op Europees niveau zal werken.
Vervolgens gaat het ook over een nieuw bedrijf dat gaat inzetten op de beste beschikbare technologie en dat zich inderdaad heeft genesteld in de Antwerpse havencluster zodat ook daar de circulaire economie nieuwe kansen kan krijgen om volop in te zetten op de uitbouw van netwerken voor de uitwisseling van restwarmte en CO2. Dat mogen we absoluut niet vergeten. Als je zegt dat circulaire economie belangrijk is, dan is het goed om daar de juiste inplanting voor te vinden.
Bovendien, mijnheer Vanbesien, zitten de departementen Omgeving en Economie samen in een begeleidingsgroep met de vertegenwoordigers van de bedrijven, zoals de sectorfederaties, om dat industrieel transitiekader mee te schrijven. Ik ben ervan overtuigd dat dat een middel is om daar vanuit Vlaanderen op te wegen en het juiste kader te geven om stappen vooruit te zetten. Dat de energiebeleidsovereenkomsten (EBO’s) worden uitgebreid met een klimaatcomponent is een heel belangrijk gegeven om tot bijna individuele afspraken te komen over de broeikasgasreductie. Het is een belangrijke stap voorwaarts die nu via dit industrieel transitiekader kan worden gezet zodat wij op dat vlak een duidelijk signaal geven met de concrete vertaling dat bedrijven moeten nadenken om in die EBO’s de reductie van broeikasgassen op te nemen en daarvoor concrete doelstellingen te formuleren.
Mijnheer Vanbesien, ik denk inderdaad dat zulke bedrijven passen binnen de circulaire economie en binnen de Antwerpse havencluster, omdat daar opportuniteiten liggen om via netwerken in te spelen op het uitwisselen van bijvoorbeeld restwarmte. Met het in de steigers staande industriële transitiekader, dat de twee departementen aan het voorbereiden zijn, en met de uitbreiding van een klimaatcomponent in de energiebeleidsovereenkomsten (EBO’s), is het heel duidelijk dat vanuit de Vlaamse overheid stimulansen worden gegeven om op die manier een bijdrage te leveren tot een grotere en belangrijkere circulaire economie.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Ik zal ook wat antwoorden geven op de vragen van mijn goede collega Diependaele, die de fantastische vraag gesteld heeft: “Is het voor Groen denkbaar dat economie en ecologie combineerbaar zijn?” Hier komt mijn antwoord: ja, natuurlijk. Dat is wat we nu moeten doen. Maar wat houdt dat in? Op welke manier zullen wij ervoor zorgen dat economie en ecologie met elkaar worden verzoend? Dat houdt in dat we elke investering die gebeurt, goed omkaderen, zodat we goed weten waarin er geïnvesteerd wordt en wat de effecten zijn, zowel economisch als ecologisch. Ja, er moeten bijkomende investeringen komen in de industrie in Antwerpen, maar niet zonder duidelijke voorwaarden.
Dat waren dan ook mijn vragen aan de minister: welke voorwaarden zijn hier gesteld? Het antwoord laat mij ongelooflijk op mijn honger zitten, als het bijvoorbeeld gaat over de circulaire economie en het materialengebruik. U zegt, mijnheer Diependaele, dat hier plastics zullen worden gemaakt die we net nodig hebben voor de reductie van CO2, omdat het lichter plastic is. Er werd in het verleden ook al gezegd dat daar de wieken van de windmolens zouden worden gemaakt enzovoort. Er is op dit moment geen enkel zicht op wat het uiteindelijke eindgebruik zal zijn van de plastics die daar gemaakt worden. Daar is voorlopig geen enkele voorwaarde rond. Als u dat meent, zorg dan dat daar voorwaarden rond worden geformuleerd. Specialisten in de plasticbranche die daar zicht op hebben, zeggen dat daar hoogstwaarschijnlijk ook heel wat wegwerpplastic tussen zal zitten, omdat we in het economische model zitten dat produceren nog altijd goedkoper is dan recycleren. En zolang dat het geval is, zullen we met plastic afval blijven zitten. Zorg er dan voor dat in het businessmodel of in de voorwaarden die je aan zo’n fabriek geeft, het circulaire karakter daar een element van wordt.
U zegt dat we de hele milieuproblematiek internationaal moeten bekijken, en niet alleen lokaal. Daar ben ik het helemaal mee eens, vandaar onze vraag over schaliegas en fracking. Het gas zou komen van de frackingsites in Pennsylvania. Dat zorgt daar op dit moment voor zeer veel milieuhinder. Er is lekkend methaan, een broeikasgas dat 34 keer zo straf is als CO2. Dat zijn toch elementen waar je minstens een vraag moet bij stellen, een vraag waar geen antwoord op komt, behalve: ‘Dat hebben we nog niet bekeken.’ Het is zelfs zo dat dit soort fabrieken ervoor zullen zorgen dat fracking economisch rendabel blijft. We zijn hier een systeem in stand aan het houden en aan het versterken dat ecologisch gezien niet interessant is.
Ook als het over de CO2-reductie gaat, denk ik dat we in het geheel van de Antwerpse haven niet alleen Europees, maar ook vanuit Vlaanderen moeten bekijken hoe we ervoor zorgen, onder meer via voorwaarden en gesprekken met fabrieken die nieuw gaan investeren – want dat zal ook van de nieuwe installaties moeten komen – dat die CO2-uitstoot in zijn geheel naar beneden gaat. Op dit moment zie ik een overheid die te weinig de instrumenten die ze heeft, inzet om ervoor te zorgen dat de investeringen die er komen en die broodnodig zijn, de juiste investeringen zijn, namelijk degene die ons zowel op koers zetten voor economische welvaart als voor ecologische properheid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.