Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Minister, de aanleiding van mijn vraag is de studie die in opdracht van het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) en het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) werd uitgevoerd door de Antwerp Management School. Het was een studie over het financieringslandschap in Vlaanderen, een onderzoek naar vraag en aanbod, waarbij gesprekken zijn gevoerd met verschillende spelers uit het werkveld. Er werden een aantal lacunes vastgesteld met betrekking tot het Vlaamse financieringslandschap. Ik heb de studie met zeer veel interesse gelezen. Het aanbod is inderdaad zeer uitgebreid.
Er worden in de studie ook een aantal concrete aanbevelingen geformuleerd. Een van de belangrijkste lacunes is een algemeen gebrek aan kennis over de mogelijkheden. Ik moet zeggen dat ik zelf ook verrast was over het aantal mogelijkheden. Sommige waren mij compleet onbekend. Er is ook een gebrek aan kennis bij ondernemers over het aanbod zelf. En er is ook onvoldoende advies, begeleiding en doorverwijzing, ook wegens gebrek aan stakeholders, zoals bijvoorbeeld bij de banken of bij UNIZO en zo verder.
U hebt in deze legislatuur al een aantal initiatieven genomen. Ik heb u daarover op 7 november 2017 een vraag gesteld. Er werd een samenwerking opgestart met de cijferberoepen via het project Connect 2.0. Dat is een samenwerking tussen VLAIO en de beroepsfederaties, om tot een betere bekendheid te komen. Er werd ook een samenwerking met de banken opgestart, in het kader van het bankenoverleg. Zij zouden een contactpersoon of een soort relatiebeheerder aanstellen, die meer zou kunnen doorverwijzen naar die verschillende mogelijke financieringen.
Het project Connect 2.0 liep in 2018 ten einde. Daarna zou er een evaluatie volgen en zou worden bekeken hoe de samenwerking en de doorverwijzingsrol van de cijferberoepen zou kunnen worden verbeterd. Mijn vraag is, gezien ook de uitkomst van die studie, wat daarvan de stand van zaken is. Hoe evalueert u de samenwerking en de resultaten in het licht van de bevindingen in de studie? Wordt dat voortgezet? Of is dat nu gewoon afgelopen? Voor het project Connect 2.0 werden ook middelen uitgetrokken. Hoeveel werd er besteed aan het project?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het relatiebeheer van de banken? Hoe evalueert u die samenwerking in het licht van de bevindingen van de studie?
De studie formuleert aanbevelingen voor de Vlaamse overheid. Er wordt onder andere gepleit voor betere afspraken met de banken en initiatieven voor betere informatie. Ook wordt er gewezen op de opportuniteiten om buitenlandse financiering aan te trekken. U hebt het artikel in De Tijd wellicht ook gelezen. Zij focusten vooral daarop, terwijl ik persoonlijk vind dat uit de studie toch wel een aantal andere zaken komen. Hoe staat u in het algemeen ten opzichte van de conclusie van de studie? Erkent u de vastgestelde knelpunten?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega’s, het project Connect 2.0 liep af eind 2018. Daarna volgde een evaluatie, die nog niet rond is, waarna we zouden nagaan op welke manier er wel of niet structureel zou worden voortgewerkt. Om er geen ‘gap’ in te krijgen, is het project verlengd tot augustus 2019. De evaluatie is dus eind vorig jaar gestart. We hopen een van de volgende weken het resultaat daarvan te krijgen zodat we de nodige beslissingen kunnen nemen.
Er is voor het project Connect 2.0 een werkingssubsidie van 436.500 euro toegekend.
Per bank werd een accountmanager vanuit het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) aangesteld, die voor de afstemming zorgt tussen bank en VLAIO.
VLAIO organiseert sinds 3 jaar een ‘high level’-overleg met de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV). Hierbij komen samenwerking, afstemming over beleidsaanpak, de rolverdeling tussen PMV en VLAIO, en kennisdeling in het algemeen aan bod. Wie heeft welke informatie? Hoe wordt die gedeeld?
PMV organiseert jaarlijks een ‘high level’-overleg met de vijf grootbanken waarbij VLAIO aanwezig is. Zo krijgt VLAIO ook rechtstreeks de informatie. Doel is kennisstromen tot stand te brengen op niveau van de bedrijfs- en bankadviseur over klassieke financiering, waarborgbeheer en financiële steun van de overheid voor ondernemers. Zo weten de mensen van de bank wat PMV wel en niet doet, maar ook andersom.
De samenwerking wordt als positief ervaren en kan nog verder worden geïntensifieerd zodat alle bedrijfs- en bankadviseurs en digitale systemen snel en correct met elkaars mogelijkheden rekening houden in het voordeel van de ondernemer. GDPR-regels (General Data Protection Regulation) dienen juridisch onderzocht te worden om binnen het wettelijke kader maximaal samen te werken.
De start is heel goed geweest. De samenwerking loopt goed. Normaal is er om de zes maanden een ‘high level’-overleg maar het laatste is zelfs niet moeten doorgaan. Alles loopt zeer goed. De wisselwerking is er. Als de afstemming gebeurt, geven we een antwoord op een van de belangrijke adviezen uit de studie.
De studie haalt enkele terechte verbeterpunten aan, onder meer het explicieter uitbouwen van het financieel ecosysteem binnen het VLAIO-netwerk, zodat de doorstroom van begeleiding naar financiering en de samenwerking tussen financierders met het oog op een optimale financieringsmix nog vlotter kunnen verlopen. FINMIX kan in deze zin verder worden uitgebouwd. Ook de begeleidingskanalen rond de opmaak van het businessplan en businessmodel zullen we in opvolging van de studie nog versterken, zodat de instroom naar investeerders aan kwaliteit wint in alle groeistadia van ondernemingen. Het is een van de belangrijkste maatregelen van de afgelopen jaren. Als ik de banken hoor, is de kwaliteit van de businessplannen enorm gestegen. We kunnen in die richting verdergaan.
We nemen de conclusies van de studie mee in de VLAIO-overheidsopdracht Ondernemerschap, de ‘mastercall’. U weet dat we daarmee bezig zijn. U hebt er ook al vragen over gesteld in het verleden. We doen nu een strategische beleidsvoorbereiding voor de nieuwe vierjarige periode. We zullen ook rekening houden met de zinvolle elementen uit de studie. Ook in de contracten met PMV, met het Business Angels Netwerk Vlaanderen (BAN) en Microstart worden ze opgenomen. Ze worden eveneens opgenomen in de dagelijkse werking van de vzw team Bedrijfstrajecten en het Contact Center.
In een vorige vraag van de heer Sanctorum ging het ook over het beter bekendmaken van overheidsmaatregelen. In 2018 werd in verschillende campagnegolven uitvoering gegeven aan de doelstelling om de overheidsmaatregelen beter kenbaar te maken. In een eerste fase door de naambekendheid van VLAIO te verhogen, in een tweede fase in samenwerking met onze partners, met als doel bedrijven toe te leiden naar de overheidsmaatregelen. Heden loopt een derde golf waarbij vooral wordt ingezet op sociale media, met vooral aandacht voor ‘storytelling’. Bedrijven nemen makkelijker iets aan als ze het horen van collega-bedrijven. Naast een geïntegreerde ‘front office’-werking met Flanders Investment & Trade (FIT), PMV en de partners van het VLAIO-netwerk, werd een samenwerkingsakkoord met VDAB gesloten met de bedoeling elkaars dienstverlening mee te nemen naar de onderneming en nauwer samen te werken op niveau van de werkgever/ondernemer. Het tegelijkertijd minister van zowel Economie als Werk zijn, maakt zulke samenwerkingen makkelijker.
Er is absoluut nog werk aan de winkel om de bekendheid van VLAIO en alle ondersteuning die het biedt nog te verbeteren, maar ik denk dat u met mij kunt beamen dat de ingeslagen weg, met een eenvoudige communicatie en het werken via een partnernetwerk, de enige juiste strategie is om onze bekendheid nog te verhogen. We gaan deze strategie dus consequent verder uitvoeren.
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Dank u voor dit antwoord, minister. Eerst en vooral heb ik een bedenking bij de rol van de banken. Misschien heb ik iets gemist, maar volgens mij zijn dat nog altijd commerciële instellingen. U adviseert in dat overleg om relatiebeheerders, als ze niet bij de banken terechtkunnen, door te sturen naar de andere kanalen die beschikbaar zijn en die te weinig bekend zijn. Ik denk dan: dat is tijd die we afnemen van die banken om uiteindelijk ergens anders te gaan. Wat is de incentive van die banken om dat goed te doen? Krijgen zij daar iets voor? Of is dat gewoon een suggestie die jullie doen? Want eigenlijk winnen ze daar niets bij. Dat is een eerste bedenking.
Een tweede opmerking gaat over die bekendheid. U hebt daar al veel over verteld en ik heb het ook afgeleid uit vragen van collega’s: ik vind dat er heel veel goede maatregelen worden genomen, maar ze zijn te weinig bekend. U hebt al een aantal dingen aangehaald. Ik denk dat ze zeker niet slecht zijn. Het is ook telkens een en-enverhaal: je moet een goede campagne hebben, VLAIO moet bekender zijn, er zijn de sociale media enzoverder. Ik denk echter dat in het werkveld te weinig bekend is wat de overheid allemaal doet. Ik denk dat het heel belangrijk is dat de overheid meer een ‘marketeer’ wordt, om een vies woord te gebruiken. De overheid moet verkopen wat ze allemaal aanbiedt en wat er allemaal beschikbaar is. U hebt het zelf aangehaald, minister, dat complexiteit een van de aspecten is die vaak naar boven kwamen. Ondernemers vinden hun weg niet altijd in dat subsidielandschap of in al die financieringsmaatregelen. Misschien moeten we toch eens nadenken over een heel eenvoudige communicatie of in het algemeen over een vereenvoudiging van die mogelijkheden. Als er een eenvoudig aanbod is en een eenvoudige communicatie, dan zal het voor de markt ook duidelijker zijn. Dat was mijn tweede opmerking.
Ten derde, wat uit die studie ook naar voren gekomen is, is die matching-rol. Ik denk dat er nog een heel belangrijke rol is weggelegd – ik denk dat FINMIX dat aanbiedt – voor het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. We moeten eerst de ondernemers naar die mogelijkheden zien te trekken. FINMIX moet dan uitleggen wat er voor hen specifiek op de markt is. Ik denk dat we dat nog extra moeten stimuleren. Mijn vraag is dus of u mijn redenering volgt.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik vind het eigenlijk wel een boeiende vraag om uitleg. Mijn eerste vraag sluit aan bij de eerste vraag van collega Vanwesenbeeck. Is het niet zo dat banken slechts een beroep doen op andere organisaties als zij zelf niets kunnen aanbieden? Met andere woorden: ze moeten er geen geld voor krijgen omdat u ze doorschuift. Het is omdat ze het zelf niet kunnen, dat ze het doorschuiven naar anderen. Een correcte relatiebeheerder zegt dan tegen zijn klant: ik kan niet aanbieden wat u vraagt en zal daarom iemand anders inschakelen. Dat is een vorm van service. Service moet niet altijd betaald worden.
Het tweede gedeelte van de vraag is ook wel interessant. Er zijn hier vandaag twee studenten aanwezig die de masteropleiding beleidsmanagement volgen aan de Universiteit Hasselt en zullen werken rond de burgemeestersconvenant. Vorig jaar had ik twee studenten uit diezelfde masteropleiding, die heel specifiek een studie gemaakt hebben over de ondersteuning voor innovatie en ondernemerschap bij kmo’s. Ze hebben heel veel tijd gestoken in het enkel nog maar opsommen van het aantal instrumenten. Op federaal vlak zijn dat er zeven, op Vlaams vlak vijftien en op Europees vlak elf. Een aantal daarvan overlappen een beetje, maar de meeste niet. Wat waren de belangrijkste conclusies?
De eerste conclusie is dat een kmo-portefeuille algemeen aanvaard wordt als een goed instrument omdat dat simpel is. Ten tweede is voor kmo’s ondersteuning slechts een beperkte motivator voor innovatie. Met andere woorden: als ze van plan zijn om te innoveren, dan doen ze dat en gaan ze niet eerst bekijken of ze ondersteuning nodig hebben. Ten derde kunnen de ondervraagden van deze beperkte enquête, door het feit dat ze nooit een ondersteuningsaanvraag ingediend hebben, ook de slaagkansen niet correct inschatten. Dan zeggen ze achteraf: de slaagkansen zijn laag, terwijl ze eigenlijk nooit de moeite gedaan hebben om te proberen een project in te dienen. Bij de innovatiesteun werden ook de onzekerheid van het toepassingsgebied en de administratieve lasten ervaren als de voornaamste drempels. Kmo’s beseffen heel goed dat ze voor hun ondersteuningsaanvraag meer nodig hebben dan een half A4’tje, dat daar heel wat documenten voor nodig zijn. Dat is logisch en daar hebben ze geen probleem mee. Het probleem zit vooral in het traject daarvoor. Als een kmo’er erover denkt om een aanvraag in te dienen, moet hij proberen tussen al de verschillende maatregelen – in Vlaanderen zijn dat er vijftien – de eenvoudigste manier te vinden. Al dat zoekwerk op die website, vooraleer er een effectieve aanvraag ingediend wordt, wordt beschouwd als een drempel omdat dat voor hen nog te complex is. Dat er echter een administratieve last is bij de effectieve innovatiesteun, daar hebben ze geen probleem mee. Het is vooral de fase ervoor. Ik heb dus een bijkomende vraag. Hoe kunnen we die fase ervoor meer vereenvoudigen of meer clusteren?
We denken dat we daar juist een antwoord op hebben gevonden door de dingen om te draaien. En dat is het enige punt in uw betoog waar ik het niet mee eens ben, collega Vanwesenbeeck. Ik ben niet van plan om opnieuw te vertrekken vanuit het idee: wat bieden we allemaal aan? U kent mijn verhaaltje van Urbanus die aan het loket staat. Men vraagt hem welke trein hij neemt, en hij antwoordt: ‘Toon mij er eens een paar.’ Daar ben je niets mee.
Het heeft weinig zin om zomaar een aantal maatregelen te tonen. Hoe kan een ondernemer nu weten of het TINA-fonds (Transformatie, Innovatie en Acceleratie) de beste keuze is, of het ARKimedesfonds? Als een ondernemer dat allemaal moet bestuderen, zal hij zeggen dat hij tegen dan zijn geld al lang heeft teruggewonnen. Dat zal zijn reactie zijn. Dat is niet de goede manier van werken, en dat is net wat we hebben omgedraaid.
U vraagt naar een simpele boodschap, en dat is net de boodschap die we nu vanuit VLAIO aan het verspreiden zijn. Dat is nu pas begonnen; de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) was daar iets vroeger mee. PMV was de voorloper, VLAIO is de volger.
VLAIO helpt de ondernemers. VLAIO vraagt om langs te komen, en om te zeggen wat je als onderneming nodig hebt. Zij zullen dan mee helpen zoeken naar de beste optie. Dat is de enige oplossing; de andere initiatieven gaan nooit helpen. Enerzijds vraagt iedereen om voor elk specifiek probleem een oplossing te vinden, waardoor men vijftien maatregelen nodig heeft. Anderzijds zegt men elke keer weer dat het eenvoudig moet zijn. Die combinatie kun je enkel op deze manier invullen.
Collega Gryffroy, wat u zegt kan daar ook een antwoord op bieden. Het enige waar ik het niet over eens ben, is het idee om opnieuw alles te tonen en alles in goeie foldertjes te gieten. De boodschap moet net eenvoudig zijn. Denk je dat je steun nodig hebt of twijfel je om iets te doen? Dan ga je naar VLAIO. Als een ondernemer wil innoveren, en hij doet dat gewoon, dan heeft hij zijn risico ingeschat. Hij heeft geen drempels meer, en hij gaat ervoor. Dan moeten wij ook geen steun bieden.
De rol van de steun van de overheid bestaat erin dat we bedrijven die twijfelen over de drempel helpen. En als het risico te groot is, dan verdelen we dat risico, zodat de onderneming de stap wel durft te zetten, en wel durft te springen. Anders verliezen we mogelijkheden. Dat is de rol van de overheid. Voor de rest moeten we met taksenverlagingen werken. Het is daar dat het moet gebeuren. Dat is mijn visie, en als we die visie naar voren brengen, dan moeten we dit omdraaien. Dat is de enige goede oplossing.
U vraagt ook naar de rol van de banken en de incentive, en daarop antwoord ik dat dat een langetermijnvisie is. We hebben u als bedrijf geholpen door u door te verwijzen. En u komt op uw beurt opnieuw bij mij langs als u bijvoorbeeld een lening nodig hebt. Dat is de reden waarom de banken dat doen, en ze doen dat ook. Dat loopt goed.
Ik ben het met u eens wat de bekendheid betreft. De tweede golf is voor mij essentieel, want we kunnen doen wat we willen met campagnes. We zitten nu aan de derde golf, de storytelling, waarbij het bedrijf vertelt dat het goed werd geholpen.
We hebben nu onze campagne rond ondernemerschap, die u samen met mij in Gent hebt geopend. Dat draagt er allemaal toe bij dat wij als overheid, met en dankzij dat netwerk, een partner worden van de ondernemingen, en zo moet het zijn. Het wil zeggen dat wij de bedrijven als klant zien, en dat de bedrijven ons als partner zien. Dan maken we vooruitgang.
Ik ben het eens met wat u zegt over FINMIX. Daar kunnen we inderdaad effectief mee doorgaan.
Ik denk ook wel dat we op de goede weg zijn. Ik hoor dat ook in het veld. VLAIO begint ook meer en meer aan bekendheid te winnen. Dat ambtenarenachtige begint stilaan te verdwijnen.
Ik denk dat er met Mark Andries ook wel een nieuwe wind door het agentschap kan waaien. Maar het pad wordt nog niet volledig bewandeld, we moeten dat blijven stimuleren.
Ik had nog een kleine opmerking, in verband met het artikel uit De Tijd over het potentieel om buitenlandse financiering aan te trekken. Ik heb ook gesproken met Heidi Rakels van Guardsquare, een oud-judoka. Zij was het niet helemaal eens met het artikel uit De Tijd, dat stelt dat je in Vlaanderen geen financiering vindt voor grote projecten. Ik wilde alleen nog vragen wat uw visie is daarover. We hebben het daar in de commissie al eens over gehad.
Maar ik mag geen vraag meer stellen. Kan ik geen uitzondering krijgen? Het is een interessante vraag. (Opmerkingen. Gelach).
Binnen onze partij hebben wij het altijd wat moeilijk met al die regels. Maar ik zal u daar later nog een vraag over stellen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.