Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, na Iran en Tsjetsjenië blijf ik iets dichter bij huis, namelijk in Noordrijn-Westfalen, een van de Duitse deelstaten. Zeker voor ons is dit veruit de belangrijkste Duitse deelstaat. Ze is niet alleen met 18 miljoen inwoners op het vlak van inwonersaantal de grootste Duitse deelstaat, met steden als Keulen en Düsseldorf en het Ruhrgebied, maar als mijn cijfers correct zijn, gaat een derde van de Vlaamse export naar Duitsland naar dat Noordrijn-Westfalen. Voor de Vlaamse economie, de export-import en de Vlaamse havens is dit een ongemeen belangrijke partner.
Het doet mij plezier dat de liefde van twee zijden komt, wat niet altijd het geval is wanneer Vlaanderen op zoek gaat naar buitenlandse partners. Als je kijkt naar de officiële website van Noordrijn-Westfalen, dan zie je dat een deel ervan in het Nederlands is. Je ziet ook dat de Landesregierung een heuse Benelux-strategie heeft ontwikkeld. Dat zijn allemaal tekenen dat men vanuit Düsseldorf geïnteresseerd is in de Lage Landen bij de zee en in Vlaanderen.
In 2015 was er een eerste ontmoeting tussen de Vlaamse Regering en de regering van Noordrijn-Westfalen. Ik heb u daar toen een schriftelijke vraag over gesteld, die u heel correct en uitvoerig hebt behandeld.
Op vrijdag 18 januari 2019 vond een tweede ontmoeting plaats tussen de Vlaamse Regering en de ministers van Noordrijn-Westfalen, onder leiding van minister-president Laschet. Op die vergadering zijn zeventien afspraken gemaakt. Als ik de persverslagen analyseer, dan is daar gesproken over de brexit en de gevolgen ervan, de uitwisseling van ‘best practices’ om zich voor te bereiden op die brexit, die trouwens precies binnen twee maanden al dan niet zal plaatsvinden – en het is heel erg dat we dat nu nog niet weten –, en de wens om op Europees niveau samen te werken om de relaties met het Verenigd Koninkrijk zo goed mogelijk te houden.
Daarnaast was er ook veel aandacht voor mobiliteit en chemie. Dat was ook in 2015 al het geval, met de trilaterale chemiestrategie die Vlaanderen, Noordrijn-Westfalen en Nederland onderling afsloten. Minister Ben Weyts sloot met zijn collega Hendrik Wüst ook een intentieverklaring af voor een samenwerking rond mobiliteit. Die verbinding tussen de Vlaamse havens en het Ruhrgebied is natuurlijk ontzettend belangrijk. Als de economie blijft groeien, en alle verkeer gaat via de weg, dan krijg je gigantische mobiliteitsproblemen. We moeten dus op zoek naar alternatieven. Na de bijeenkomst werd er ook een Vlaamse Week aangekondigd, van 17 tot 24 maart. Maar op dit moment vind ik daar heel weinig van terug.
Ik heb een aantal vragen, die ons ook de gelegenheid geven om nader in te gaan op de samenwerking tussen Vlaanderen en Noordrijn-Westfalen, en bij uitbreiding Duitsland.
Minister-president, er werden zeventien afspraken gemaakt. Kunt u daar wat toelichting bij geven? Ik vraag niet om die alle zeventien heel uitvoerig en tot in detail te brengen, want het zijn er natuurlijk heel wat. Maar kunt u toch even schetsen wat we ons moeten voorstellen bij de zeventien gemaakte afspraken?
Waarover gaan die best practices rond de brexit? Kan men hiermee aan de slag, en wat hebben we daaruit geleerd? Hoe denken Vlaanderen en Noordrijn-Westfalen dat ze samen kunnen wegen op het Europese beleid? Kunt u daar straks misschien wat meer over zeggen? De kaart van Europa zal hertekend worden, zeker na de brexit.
Ik weet dat Vlaanderen een ambitieus buitenlands beleid heeft, en tracht te wegen op het Belgisch standpunt, en zelfs rechtstreeks op Europa probeert te wegen. Het is mijn ervaring dat de ambitie van de Duitse Länder om een autonoom buitenlands beleid te voeren, een stuk minder is. Alles gaat via Berlijn. Het is voor hen ook niet zo evident, want er zijn meer partners in de federatie. De verhoudingen liggen anders dan bij ons.
Bij de trilaterale chemiestrategie 2015 werden drie werkgroepen opgestart, onder Vlaams, Duits en Nederlands voorzitterschap. Is Nederland daar nog altijd bij betrokken? Wat is de timing, en wat is daar concreet uit voortgekomen?
Kunt u iets meer zeggen over de intentieverklaring rond mobiliteit? Kunt u verdere toelichting geven bij de organisatie en agenda van die Vlaamse Week?
Ik heb ook nog een vraag over de samenwerkingen met Nederland. Er wordt vergaderd, er worden goede voornemens gemaakt, er wordt een document ondertekend en er worden afspraken gemaakt. Maar op welke manier wordt dat verder opgevolgd, en wat komt daar concreet uit? Zijn er mensen die dat blijven opvolgen?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
U hebt terecht gewezen op de grote gemeenschappelijke belangen die we hebben. Die zijn grensoverschrijdend, ook al zijn we van elkaar gescheiden door een stukje Nederland dat niet tot Vlaanderen behoort. We zijn niet echt aanpalende buren, maar we hebben enorm veel gemeenschappelijk.
De handel is enorm belangrijk, net als de havens, de chemiecluster, de Benelux-samenwerking enzovoort. U hebt heel wat klemtonen gelegd die allemaal heel juist zijn. De liefde tussen de twee is behoorlijk, en zo was het ook destijds met Hannelore Kraft. Toen ik haar ging opzoeken in Düsseldorf, zei ze dat ze haar stoel niet zou verlaten tot de IJzeren Rijn er lag. Helaas, de kiezer in Noordrijn-Westfalen heeft er anders over beslist.
Ik moet zeggen dat ik een opvolger aangetroffen heb waarmee de liefde ook groot is: Armin Laschet. Ook hier heerst een zeer goed gevoel, en een gedrevenheid om samen te werken. Noordrijn-Westfalen is een bijkomende, geassocieerde partner van de Benelux, omdat er ook voor hen belangrijke afspraken kunnen worden gemaakt.
We hebben inderdaad zeventien afspraken gemaakt. Ik zal u het protocol bezorgen, zodat iedereen het kan zien. Ik kan uiteraard niet elk onderdeel aflezen, maar ik kan wel zeggen dat ze een breed gamma van thema’s afdekken. Het gaat over de brexit, over Interreg en het cohesiebeleid na 2020, over het integratiebeleid, over preventie versus gewelddadige radicalisering, over samenwerking op het gebied van taalonderwijs, en over een intentieverklaring over samenwerking op het vlak van mobiliteit en verkeer.
Verder gaat het over de spoorwegverbinding Antwerpen-Rijn-Ruhr of de 3RX, over burgerengagement, over digitalisering in de culturele sector, over de betekenis van het architectuurbeleid, over een lancering of herlancering van de werkgroep economische samenwerking, over de trilaterale chemiestrategie van Vlaanderen Nederland en Noordrijn-Westfalen, en over de landelijke ontwikkeling als strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering. De zeventien afspraken gaan ten slotte ook over groene infrastructuur, over het gebruik van nieuwe technologieën in het gezondheidswezen of digitalisering in het gezondheidswezen, over het beleid inzake hernieuwbare energie, en over e-mobiliteit.
We zijn niet in detail getreden over de practices inzake de brexit. Ik heb hun ons Vlaams brexitactieplan bezorgd, en zij hebben ons gewezen op de brexitafgevaardigde die ze hebben aangesteld. Die moet onder meer de contacten tussen ondernemingen ondersteunen. Ze hebben ook verwezen naar een recente brexitwet op nationaal vlak. Maar het eigenlijke overleg, waarbij de best practices uitgewisseld worden, gaat nu van start. Ik kom straks nog terug op de intensiteit en op de mate waarin dat gebeurt.
Vast staat dat de economische schade van een harde brexit ook voor Noordrijn-Westfalen enorm zou zijn. Ze hebben een berekening laten maken. Ik heb het percentage niet bij. Ze komen niet aan 2,6 procent, wat voor Vlaanderen geldt als mogelijk verlies bij een harde brexit, maar het was ook een indrukwekkend bedrag, wat maakt dat het ook voor hen een topprioriteit is. Hun goederenstroom over en weer bedraagt 24 miljard euro. De onze is iets meer dan 43 miljard euro. We voeren voor bijna 28 miljard euro uit, en dan komt er nog de import bij. Ons handelsvolume is dus groter. Er zijn wel meer dan duizend Britse bedrijven gevestigd in Noordrijn-Westfalen. Er zijn historische banden die opnieuw zijn aangehaald omdat Noordrijn-Westfalen eigenlijk werd ‘opgericht’ door de Britse bezetter in 1946.
Lid- en deelstaten die hard getroffen zijn door de brexit, moeten gezamenlijk optreden. Er zijn ook afspraken gemaakt met de Europese Unie als het erop aankomt om ondersteunende maatregelen te krijgen.
Ik heb er tijdens de regeringszitting op gewezen dat Vlaanderen sterk op de EU gericht is en verder wil inzetten op nauwere samenwerking, onder meer inzake transport, energie en digitalisering. We willen de interne markt verdiepen omdat het volgens ons drie zaken zijn waarin de interne markt onvolkomen is. Het zijn voor hen drie punten die heel belangrijk zijn en dus vinden ze samenwerking aangewezen.
De precieze aanpak van die samenwerking moet nog worden uitgewerkt. Strategisch overleg wordt eerstdaags ingepland. Onze Algemeen Afgevaardigde gaat daar een grote rol in spelen. Hij had trouwens de gezamenlijke regeringszitting zeer goed voorbereid, evenals de Vlaamse week.
U hebt er terecht op gewezen dat zij natuurlijk geen verdragsrechtelijke bevoegdheid hebben en dat alles verloopt via het bondsniveau, via de speciale constructie van de Bundesrat. Zij werken via een intermediair. Laschet heeft persoonlijk een grote invloed in Berlijn. We hebben dat kunnen vaststellen voor de IJzeren Rijn, waar nu beweging in komt. We hebben gemerkt dat het belangrijk is om op een aantal vlakken samen te werken. Ik heb de brexit al vernoemd, maar ook het meerjarig financieel kader is voor hen heel belangrijk. Ik hoef u niet te zeggen dat men in Duitsland ook volop inzet op Industrie 4.0, op de gezondheidszorg en eHealth’. De Benelux draagt zeker zijn bijzondere interesse weg. U weet dat wij zowel met Hauts-de-France als met Noordrijn-Westfalen mogelijkheden van samenwerking hebben, gelet op de aanpassing van het Benelux-verdrag dat we hebben afgesloten in de eerste periode dat ik minister van Buitenlandse Zaken was.
Het is de bedoeling om uitvoering te geven aan alle fiches. U wijst er terecht op dat er vaak overeenkomsten worden gesloten die een beetje of helemaal dode letter blijven. Het is zaak om ze echt in te vullen. Wij zullen in Vlaanderen interkabinettenwerkgroepen houden over de stand van zaken, uiteraard ook met het oog op de voorbereiding van de Vlaamse Week, die cultureel is maar ook sterk inhoudelijk.
Ze hebben ook een vertegenwoordiging in Brussel. We hebben afgesproken dat er overleg zal zijn tussen onze Permanente Vertegenwoordiging in Brussel en hun Permanente Vertegenwoordiging, wat we trouwens ook doen met Nederland. Het is belangrijk om uitwisseling te hebben en afstemming te hebben waar mogelijk.
De trilaterale chemiestrategie Noordrijn-Westfalen-Vlaanderen-Nederland werd in september 2017 aangenomen. Er wordt onder meer gewerkt met een ‘steering committee’, waarin ook Nederland vertegenwoordigd is. Er zijn vier werkgroepen. Eén gaat over de pijpleidingen. U weet dat het een fysieke cluster is met een groot pijpleidingennetwerk, wat voor de cluster van Antwerpen alleen al een enorm voordeel biedt. Antwerpen is de tweede grootste na Houston, maar we zijn onderling veel meer verbonden. De interconnectiviteit is immens. Houston is veel groter, maar veel meer verspreid. In Antwerpen is het een dens netwerk van pijpleidingen, waardoor heel veel toegevoegde waarde ontstaat.
De tweede werkgroep gaat over innovatie. De derde over infrastructuur en de vierde over energie en de ‘feedstocks’ voor energie, zeer belangrijk voor de chemie.
Verder is er ook regelmatig overleg tussen de betrokken topambtenaren gepland. In het kader van de Vlaamse Week in Noordrijn-Westfalen, van 17 tot 24 maart, staat ook een expertenoverleg over pijpleidingen tussen de drie partners op de agenda.
Het spreekt voor zich dat de gezamenlijke implementatie van de trilaterale strategie ons internationaal op de wereldschaal een sterke meerwaarde kan bieden en onze concurrentiekracht kan verbeteren.
In 2017 was er een highlevelbijeenkomst in Noordrijn-Westfalen. In 2019 komt er een in Brussel waarvoor collega Muyters de voorbereidingen zal treffen.
Uiteraard is het grensoverschrijdend bijzonder belangrijk. Er zijn de havens. Vandaar dat we Noordrijn-Westfalen meekrijgen in de discussie over de IJzeren Rijn: hun havens zijn Antwerpen en Zeebrugge, niet Hamburg. Het is binnen de Bondsrepubliek een discussiepunt. Ze hebben hun spoorwegenstrategie. Het is evident dat ze, wat havens betreft, volop inzetten op Hamburg, hun grootste haven. Maar Noordrijn-Westfalen, een heel belangrijke economische speler, is nu eenmaal gericht op Antwerpen. Het is hun poort op de Noordzee en op de wereld. Voor hen is dat van heel groot belang. Er zijn ook een aantal bedrijven uit Noordrijn-Westfalen in Antwerpen gevestigd. Dit is een heel belangrijk element van samenwerking. Voor hen zijn het de ZARA-havens (Zeebrugge, Antwerpen, Rotterdam en Amsterdam), maar Antwerpen is voor hen duidelijk de grootste poort. De grensoverschrijdende corridors zijn voor hen ook een heel belangrijk thema.
De gemeenschappelijke belangen binnen het Bundesverkehrswegeplan zijn voor hen een topic. U weet dat er problemen zijn geweest met de bevaarbaarheid van de Rijn of de belaadbaarheid van de boten door de lage waterstand. Er is de 3RX en er zijn diverse andere projecten waar we belang bij hebben.
We gaan ook gezamenlijk lobbyen om EU-steun te krijgen voor dat immense grensoverschrijdende project. Ik verwijs naar Compiègne-Cambrai, waar de Fransen enorme steun krijgen van de Europese Unie om het kanaal van 100 kilometer voor de Seine-Scheldeverbinding te maken. Ik denk dat wij met recht en reden kunnen zeggen dat de IJzeren Rijn van uitzonderlijk groot belang is. Het heeft ook heel veel mobiliteitsvoordelen. Vrachtwagens van de weg halen, heeft ook milieuvoordelen.
De macrostructuur is niet zomaar theoretisch. Er is een intense verwevenheid, ook inzake onderzoek en ontwikkeling (O&O). De intentie is om samen te werken in het kader van Horizon 2020. Vanaf 2020 heet dat gewoon Horizon Europa. De Europese subsidies om samen te werken zijn er en zullen ook blijven.
Ik heb een zeer enthousiaste en gemotiveerde minister van Economische Zaken en Innovatie ontmoet, professor Pinkwart. Hij stond er heel erg voor open om op het vlak van O&O samen te werken. Voor hem is Industrie 4.0 een belangrijk thema. Europa heeft een kolossale achterstand op het vlak van artificiële intelligentie, China heeft een immense voorsprong, Canada evenzeer. Minister Muyters investeert er nu ook in, maar ik denk dat we moeten samenwerken omdat het zoveel kapitaal en middelen vergt. Op dat vlak waren er onmiddellijk gemeenschappelijke punten en intenties om krachten te bundelen en tot samenwerking te komen.
De Vlaamse week zal plaatsvinden van 17 tot 24 maart 2019. Ik kan het niet van buiten zeggen, maar volgens mij zijn alle Vlaamse ministers hierbij betrokken. Ik open die week op 17 maart 2019, samen met minister-president Laschet. Er is een openingsconcert en een receptie in Aken. Vanaf maandag 18 maart 2019 zijn er dan inhoudelijke workshops en seminaries.
Het begint op 18 maart 2019 met twee workshops over energie en toerisme. Hierbij zal er aandacht worden gegeven aan het Bruegeljaar en aan Visit Flanders. Ik zal de leden van de commissie het volledig programma bezorgen. Diezelfde dag komt ook mobiliteit aan bod. Op 19 maart 2019 zijn er workshops over onderwijs, duaal leren, taalonderricht en ervaringsuitwisseling door middel van bezoeken aan scholen en bedrijven. Er is de viering van honderd jaar neerlandistiek aan de Universiteit van Keulen, met een academische zitting en een literaire avond met Annelies Verbeke, Charlotte Van den Broek en Els Snick. Op 20 maart 2019 komt het thema gezondheidszorg aan bod. Het gaat dan om de persoonsvolgende financiering, de Vlaamse Sociale Bescherming en de problematiek van de zorgverstrekkers. Op 21 maart 2019 volgen integratie en diversiteit in Nordrijn-Westfalen en bij ons, alsook de preventie van gewelddadige radicalisering. Er zal een samenwerkingsovereenkomst worden gesloten en ondertekend. Ook de plattelandsontwikkeling en de culturele diversiteit komen dan aan bod. Op 22 maart 2019 gaat het om chemie, economie, digitalisering in de kunst en architectuur. Op 23 maart 2019 gaan we naar Cyclingworld Düsseldorf, waar kunstwerken over het wielrennen zullen worden getoond. Op 24 maart 2019 is er, in samenwerking met het Beethoven-Haus, een slotconcert in Bonn.
Er worden nog een aantal zaken voorbereid, waaronder een persconferentie voor de vernissage. Alles is goed uitgewerkt en ik wil onze vertegenwoordiger, de heer Haverbeke, een pluim geven. Hij heeft uitstekend werk geleverd.
Ook onze gezamenlijke regeringszitting was zeer intens en goed voorbereid. Er waren telkens aparte inleiders. De ministers leidden in en hierop volgden woord en wederwoord. Het waren open discussies en naar mijn aanvoelen was het een heel goede gezamenlijke regeringszitting. Ik zal in elk geval de leden van deze commissie nog het programma van de Vlaamse week bezorgen.
Ik denk dat ik de vraag over het verder aanhalen van de contacten al in hoofdzaak heb beantwoord. We moeten nu op elk van die zeventien domeinen aan het werk. Er komt een interkabinettenwerkgroep (IKW). Onze ambtenaren moeten samenwerken en we moeten op ministerieel niveau of met de kabinetten voortwerken. Ik denk dat die Vlaamse week al een eerste heel concrete invulling vormt. We zien dat er samenwerking is. Het programma is gevuld en heeft betrekking op de beleidsdomeinen die ertoe doen. We kunnen een meerwaarde uit die samenwerking halen. Het gaat niet om beleefdheidsbezoeken, maar om een intense samenwerking.
In mijn dankbrief aan minister-president Laschet en zijn ploeg zal ik voorstellen om in 2021 opnieuw een gezamenlijke regeringszitting te houden. Het lijkt me nuttig een tweejaarlijks tempo aan te houden, zodat we tussendoor voldoende body hebben om dit verder op te volgen, om hier uitwerking aan te geven en om nieuwe ideeën aan bod te laten komen.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord op de vele vragen die ik heb gesteld. Als ik die antwoorden hoor, ben ik natuurlijk geneigd op elk punt dieper in te gaan, maar wil niet heel de namiddag hypothekeren met enkel dit onderwerp. Ik vind evenwel dat we hier dicht bij de essentie van het Vlaams buitenlands beleid komen. Dat beleid moet natuurlijk een blik op de wereld hebben. Indien er elders zaken moeten worden bekeken of aangeklaagd, moeten we dat zeker doen, maar het buitenlands beleid begint natuurlijk altijd in de eerste plaats bij de naaste buren. Ik denk dat dit Nederland en zeker Duitsland zijn. Het is een goede zaak dat we hier even stilstaan bij onze relaties met Nordrijn-Westfalen en, bij uitbreiding, met de rest van Duitsland.
Minister-president, ik zal de documenten die u zult overmaken met plezier bekijken. We zien dan wel of we hier nog verder op moeten terugkomen. Ik heb echter toch al een paar zaken opgeschreven.
Wat de samenwerking inzake taal betreft, zie ik in de strategienota met betrekking tot Nordrijn-Westfalen dat de Duitsers zich ook zorgen maken. Dat is misschien te sterk uitgedrukt, maar ze merken wel dat de kennis van het Duits in de Lage Landen, ook in Nederland, erop achteruitgaat. Dat is natuurlijk niet zo goed in een situatie waarin Duitsland onze belangrijkste handelspartner is. In de praktijk zullen mensen zich met Engels behelpen, maar het is volgens mij toch een vooruitgang indien iemand de taal van zijn eerste handelspartner spreekt. We moeten eens nader bekijken welke plaats Duits in het onderwijs kan krijgen, maar dat lijkt me meer iets voor de minister van Onderwijs.
Wat de samenwerking tussen de Benelux en Nordrijn-Westfalen betreft, dateert de politieke verklaring ondertussen al van 2008. Ongeveer tien jaar geleden is verklaard dat de Benelux eens over de grenzen zal kijken. Ik heb er weinig zicht op hoe concreet dat ondertussen is geworden. Zijn er na die politieke verklaring nog veel zaken op het terrein veranderd?
Wat de EU na de brexit betreft, zien we dat er heel wat zaken bewegen. Vorige week is de Frans-Duitse as nog eens bevestigd, met alle kanttekeningen die we kunnen maken over de vraag of dit al dan niet meer diepgang moet krijgen. Het moment is er echter.
We zien tevens het hanzeninitiatief. Nederland, dat als trekker fungeert, vormt een beetje front met de drie Baltische staten, de drie Scandinavische staten en Ierland. Ze hebben een specifieke visie op de EU, wat een goede zaak is, maar ik merk dat België of Vlaanderen hier niet bij worden betrokken. Als Nederland, onze eerste partner, in de EU een dergelijk initiatief neemt en wij, naar ik vermoed, niet zijn uitgenodigd, schort er iets. Die hanzenlanden zetten zich af tegen wat ze wat denigrerend de ‘Club Med’ noemen, de landen uit het zuiden die budgettair wat minder strikt in de leer zijn.
We zien dat er zaken bewegen in de post-brexit-EU. Het is natuurlijk belangrijk dat Vlaanderen daarin zijn plaats vindt en Duitsland is voor ons natuurlijk een belangrijke partner.
Minister-president, ik wil deze namiddag zeker niet monopoliseren, maar ik heb nog een laatste opmerking. Ik heb, bijna in de marge van het bezoek aan Nordrijn-Westfalen, ontdekt dat de Vlaamse Regering ook de Strategienota Duitsland heeft goedgekeurd. Het is geen verwijt, maar in het verleden hebben dergelijke documenten in een commissie als deze wel wat meer aandacht gekregen. We namen toen de tijd om dat samen te bespreken. Niets zegt dat we dat niet alsnog kunnen doen, maar dit is bijna tussen de plooien van het bezoek aan Nordrijn-Westfalen gevallen. Ik heb ineens ontdekt dat er nog een strategienota is.
Die strategienota’s vind ik op zich een heel goed instrument, omdat je dan een kader hebt, zeker als je met verschillenden ministers op verschillende terreinen bezig bent. Misschien moeten we eens bekijken of we daarop in de commissie op een ander moment kunnen terugkomen. Ik vond het toch ook belangrijk om dat hier even te vermelden.
De heer Kennes heeft het woord.
Ik denk dat het wel terecht is dat we wat langer bij deze thematiek blijven stilstaan, omdat Duitsland voor ons een heel belangrijke buur is.
Na Russisch is Duits de meest gesproken moedertaal in Europa. De taal wordt in ons onderwijs ook onderwezen, maar ik denk dat de kennis wat achteruitgaat. Er zijn heel veel goede redenen, culturele, historische, economische en politieke redenen, om het Duits als taal in Vlaanderen voldoende ruimte te geven en de kennis daarvan te promoten, naast natuurlijk heel veel andere talen, maar ik denk dat dit over het Duits zeker mag en moet worden gezegd.
De belangen voor de driehoek Nederland-Vlaanderen-Duitsland, en dan specifiek voor de deelstaten die aan onze gebieden grenzen, zijn gigantisch. Als je op de kaart van Europa zoekt waar het economische zwaartepunt ligt en dan met concentrische cirkels werkt, dan is dit toch wel het hart van de economische motor in Europa. Parijs en Londen zitten daar heel dicht bij, maar wij zitten echt wel in de kern. Als je dan Noordrijn-Westfalen meeneemt, voel je pas hoe belangrijk we eigenlijk zijn, ook op wereldvlak. Dat is echt cruciaal. In die zin is het goed dat de Vlaamse Regering daar ook voldoende in investeert. Als men zegt dat men tweejaarlijks zo’n gezamenlijke regeringszitting houdt, dan is dat een goede politieke keuze. Je moet tussendoor natuurlijk ambtelijk heel veel uitvoeren, maar je moet ook politiek de vinger aan de pols houden. Je moet blijven sturen. Dat lijkt me een verstandig thema, zoals we dat ook met Nederland doen.
Een aantal dossiers zullen altijd en waarschijnlijk nog lang terugkeren. De IJzeren Rijn of 3RX is al een thema sinds ik me interesseer voor politiek, ook lang voor ik een mandaat had, dat regelmatig terugkwam in conferenties of brochures die ik las. Dat thema gaat al veel jaren mee. We brengen het ook geregeld in het Benelux-parlement en in bilaterale contacten tussen CDA en CD&V ter sprake.
Ik heb begrepen dat er nu ook vanuit Duitsland een wil is om aan de kar te trekken. Dat zal Nederland misschien ook meer overtuigen. Ik hoop in elk geval dat dat dossier niet wordt losgelaten. Er zijn in het buitenlands beleid heel vaak dossiers waarin vaak heel veel jaren op de nagel moet worden geklopt om vooruitgang te maken, soms inzake mensenrechten, soms inzake infrastructuur.
Het is heel goed dat we het belang van onze havens benadrukken. Het is niet omdat er andere Duitse havens zijn, dat dat voor Noordrijn-Westfalen cruciaal of doorslaggevend zou zijn. Zij zoeken ook naar de kortste, beste en snelste verbindingen. Als je al aan de Noordzee bent, moet je niet meer aan de Oostzee vertrekken. Dat zijn, als je dat wat ruimer bekijkt, logische keuzes. We hebben er alle belang bij om goed samen te werken.
Ik wil ook nog pleiten om dat samen met Nederland te bekijken. Nederland zet ook heel sterk in op die contacten met Duitsland. Zij voeren voor 35 miljard euro uit naar die regio. Dat gaat over gigantische economische belangen. Het is heel begrijpelijk dat zij dat doen. Ik denk dat wij ons het best ook in een gezamenlijke dynamiek inschrijven waarbij onze havens en bedrijven hun deel van de koek krijgen, waarbij onze infrastructuur op de agenda komt. Wij kunnen er beter van worden, maar ook de andere partners spelen daarin een belangrijke rol.
Ik wil afsluiten met het belang van de trilaterale chemiestrategie te onderstrepen. Die is cruciaal voor onze Antwerpse haven en heel wat bedrijven achter die haven. Tussen Antwerpen en het Ruhrgebied zijn er in Nederlands-Limburg, maar ook bij ons echte clusters waar de chemie op wereldniveau onderzoek doet en produceert. Het is ook heel belangrijk om dat samen te doen.
Wanneer we met gezamenlijke missies in het buitenland komen, zoals we ook al in het verleden hebben gedaan, is het belangrijk dat we die chemiepoot, die chemiesterkte samen in de markt zetten, dat we goed samenwerken en samen een strategie uitwerken. Dat zijn keuzes die absoluut over de legislatuur en over de partijen heen ondersteuning verdienen, omdat ze voor ons Vlaams economisch weefsel van zeer groot belang zijn.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik denk dat het van uitzonderlijk belang is we de IJzeren Rijn, de 3RX, kunnen realiseren. We hebben er nog nooit zo goed voorgestaan. Sinds ik aan politiek doe, is dit thema aan de orde. Iedereen was het erover eens dat dit moest gebeuren. Bij mijn allereerste bezoek aan Düsseldorf kreeg ik te horen dat daar ooit een minister, bevoegd voor de mobiliteit, naartoe was gegaan om te zeggen dat dit voor België absoluut geen prioriteit was en dat België daar niet aan meewerkte. We staan nu op een punt waarbij we de vijf actoren kunnen meekrijgen.
U weet dat we een studie hebben laten uitvoeren om tot de beste trajectkeuze te komen. Dat is niet het historisch tracé, en dat is een eerste complicatie. We hebben het ongelooflijke geluk dat achtereenvolgend zowel Hannelore Kraft als Armin Laschet, de ministers-presidenten van Noordrijn-Westfalen, toch wel de zwaarstwegende deelstaat in Duitsland, hier enorme voorstander van zijn. Minister-president Laschet is een zwaargewicht. Bovendien hebben we het geluk dat Xavier Bertrand president van Hauts-de-France is en heel veel invloed heeft in Parijs. Hij heeft kunnen forceren dat we tot een akkoord zijn gekomen over die resterende 100 kilometer voor de Seine-Scheldeverbinding die Antwerpen met Parijs zal verbinden. In het kader van de buitenlandse betrekkingen is het ook belangrijk dat we ter gelegenheid van het bezoek van president Emmanuel Macron ook vlot het Grensleieverdrag hebben getekend. We zijn dus aan beide kanten actief.
Ik neem aan dit zich op federaal vlak nooit meer zal voordoen en dat België zich wél 100 procent achter die grensoverschrijdende verbinding schaart.
Er zijn twee pijnpunten. In Duitsland ligt de klemtoon op Hamburg. Het was daar dus zaak om de bondsregering mee te krijgen. Ik denk dat minister-president Laschet daar nu in geslaagd is omdat het in het grote spoorwegenplan, de grote spoorwegenstrategie van Duitsland is opgenomen. Het tweede pijnpunt ligt in Nederland. Rotterdam is een concullega en kijkt daar anders tegen aan dan Zeeuws-Vlaanderen, Noord-Brabant en Nederlands-Limburg. Maar die laatste hebben drie sterke commissarissen van de Koning, die heel veel invloed hebben in Den Haag. Ik heb hier met Nederland herhaaldelijk over gesproken. Toen ik minister-president werd, was mijn allereerste bezoek aan Mark Rutte, en dat had onder andere dit thema. Het engagement om daar werk van te maken, is duidelijk, maar tot nu toe kamperen de Nederlanders op het historisch tracé dat volgens het verdrag van 1839 werd vastgelegd. Dat historisch tracé kan echter gewoon niet meer. Ze hebben dat in Noordrijn-Westfalen volgebouwd, het is omgeven door dorpen en steden. Het is daarnaast ook niet als beste tracé uit de studie gekomen. We moeten er dus voor zorgen – en ik onderschrijf ook zeker de continuïteit – dat er voldoende body voor Nederland in zit. Zeeuws-Vlaanderen wil ook van dit tracé kunnen gebruikmaken en er met Zeeland Seaports op aansluiten. Dat geldt ook voor Noord-Brabant en Nederlands-Limburg voor het personenvervoer. Ze vragen een betere verbinding met Düsseldorf.
Ik denk dat je tot een totaalpakket moet komen. Het grootste deel van het traject loopt over Nederland, en zij zeggen dat het voordeel vooral voor Antwerpen en Noordrijn-Westfalen is. We moeten daar alle begrip voor opbrengen. Ik hoop echt dat we daarin tot een doorbraak zullen komen. Het gesternte is echter nooit zo goed geweest na al het voorbereidende werk. We moeten ook proberen om daar Europese steun voor te krijgen. Het is een trans-Europeesnetwerkverhaal.
Ik wil ook iets zeggen over de taalkennis. We hebben die uiteraard aangepakt. We zien met lede ogen dat de kennis van het Duits in Vlaanderen achteruitgaat. Er wordt nog op heel veel plaatsen in Noordrijn-Westfalen en in de rest van Duitsland Nederlands gedoceerd en gevolgd. Als ik de Duitse ambassadeur op bezoek krijg, doet hij zijn beklag dat het Duits in Vlaanderen achteruitgaat. Als ik de Franse ambassadrice op bezoek krijg, doet zij haar beklag dat het Frans achteruitgaat.
We moeten daar echt werk van maken. De ooit zo geroemde veeltaligheid gaat achterruit. Ik spreek nog niet van de algemene culturele en maatschappelijke voordelen die men daaruit haalt, maar ook economisch snijdt dit in onze vingers. Ook daar hebben we afgesproken dat de onderwijsministers zich daarover zullen buigen, ook in het kader van de Vlaamse Week, om te zien of er een actieprogramma kan worden opgezet om ervoor te zorgen dat er meer scholieren zijn die Duits leren en omgekeerd, bij hen, dat mensen worden aangespoord om Nederlands te leren. Dat is een thema dat er zeer zeker bij hoort. Ik hoop dat er effectief resultaat uit komt. In het secundair onderwijs, wat mij betreft zo vroeg mogelijk, moet men starten met een tweede taal, waarna men dan een derde en een vierde taal kan leren. Dit is ooit een sterke troef geweest van Vlaanderen, maar we zien die troeven toch wel achteruitgaan.
Minister-president, misschien kunnen we tijdens een volgende commissievergadering terugkomen op die meertaligheid. Het is ook een zaak die mij na aan het hart ligt. Zoals u weet, gaat een van mijn dochters naar een immersieschool en krijgt ze les in twee talen, het Nederlands en het Frans. Ze krijgt aardrijkskunde en geschiedenis in het Frans en wiskunde en andere vakken in het Nederlands. Dat heet immersie. Voor alle duidelijkheid, het heeft ook zijn nadelen. Er zijn niet alleen voordelen.
Ik heb een rapport gezien van het Franstalig onderwijs waaruit blijkt dat er ook nadelen aan verbonden zijn.
Het heeft zeker niet alleen voordelen.
Ze kennen blijkbaar het vak minder, maar de taal beter.
Er zijn ook andere technieken. Ik vind dat je zo vroeg mogelijk moet beginnen met het aanleren van een tweede taal. We hebben de mogelijkheid nu vervroegd. Ik hoop dat het onderwijs daarop ingaat, maar dan bots je op het punt dat een derde van de onderwijzers – als ik het goed heb – zegt geen Frans te durven geven. Ik kan dan wel zeggen dat ze vanaf het derde leerjaar moeten beginnen– en wat mij betreft vanaf het eerste –, maar je moet natuurlijk onderwijzers hebben die dat durven te doen. We hebben veel werk op dat vlak.
Ik gaf het maar als voorbeeld.
Een van de redenen waarom veel jongeren in onze tijd goed Engels spraken, beter dan nu, is omdat wij onze televisieseries en films altijd in originele versie uitzenden met ondertitels. Dat is een van de grootste educatieve instrumenten gebleken. In Duitsland wordt alles naar het Duits vertaald en in Frankrijk naar het Frans. Je hoort daar John Wayne en anderen allemaal met dezelfde stem. Dat is nogal raar. Maar dat is een ander verhaal.
Ook de expats leren op die manier Nederlands. Ze zijn daar gek van. Ze kijken naar de Vlaams televisie. Ze volgen het programma in het Engels, maar zien het Nederlands verschijnen. Dat is een zeer goede manier om Nederlands te leren.
Ondertussen is het twitterengels geworden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.