Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Voorzitter, minister, een tijdje terug hebben we het rapport van het Rekenhof besproken in verband met de ontsluiting van het kunstpatrimonium van de Vlaamse Gemeenschap. We hebben er ondertussen ook met u van gedachten over kunnen wisselen.
– Bart Caron treedt als voorzitter op.
Bij de bespreking van het rapport hebben verschillende collega’s erop gewezen dat het voor een stuk de collectieve verantwoordelijkheid van een land of een gemeenschap is om zorgvuldig met het patrimonium om te springen. Het rapport toont toch wel aan dat dat over de jaren heen – en dat wil ik wel benadrukken: over verschillende jaren, bijna decennia heen – niet altijd even zorgvuldig gebeurd is. De maatschappelijke en bestuurlijke veranderingen in ons land en in onze gemeenschappen liggen daar voor een stuk van aan de basis.
Er is ook de belofte gemaakt dat we dat, over de fracties heen, wat beter zullen opvolgen. Ik wil hiermee dan ook de daad bij het woord voegen.
Een van de belangrijkste aanbevelingen van het rapport was dat we meer visie moeten vormen over de ontwikkeling, de samenstelling, de uitbouw, het beheer en de ontsluiting van de collectie van de Vlaamse Gemeenschap. De lijst met de kunstwerken en de bewaarplaatsen moest dringend geactualiseerd worden. Idem voor de beschikbare beheersinformatie over die kunstwerken. Ook de ontsluiting van de collectie kon nog wel wat beter. De bezoekersinformatie moet kwalitatief worden verzameld en geanalyseerd, zeker met het oog op de doelgroepenwerking.
Na de gedachtewisseling werd ondertussen toch wel al wat werk verzet door de administratie, zeker voor wat betreft de collectieregistratie en de inhaaloperatie voor standplaatscontroles. We moeten natuurlijk niet verwachten dat dit van vandaag op morgen gebeurt, maar er zijn al stappen gezet. Ik denk in het bijzonder aan de samenwerking met de Franse Gemeenschap. Die werpt vruchten af. Er is ook het halfjaarlijkse overleg met de federale collega’s. Misschien kunnen we daar straks nog wat dieper op ingaan.
Er zijn dus stappen vooruit gezet. Niemand betwijfelt dat er nog inspanningen nodig zijn, maar vandaag wil ik vooral vragen hoever we staan met die visienota. Bij de bespreking van de beleidsbrief werd gezegd dat dit rond de jaarwisseling zou worden afgewerkt. We zijn nu bijna eind januari. Die visienota zou een richtinggevend collectieprofiel voor het verdere verwervings- en ontzamelingsbeleid aanbieden. Aan de hand van die nota zouden er ook een aantal krachtlijnen zijn voor het ontzamelings- en afstootbeleid. Minister, kunt u die krachtlijnen al toelichten? Er zijn uiteraard criteria en richtlijnen voor nodig. Zijn die er al? In welke mate en hoe wordt daaraan gewerkt?
Er zijn ook denksporen voor een toekomstig beheer van de collectie van de Vlaamse Gemeenschap, onder andere in samenspraak met de grote spelers, het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) en het Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen (M HKA). Verder zouden ook de aanbevelingen van het rapport worden toegelicht met het oog op het plan van aanpak. Het lijkt mij wel een belangrijk document om in deze periode toch nog even over van gedachten te wisselen.
Minister Gatz heeft het woord.
De administratie stelde een actieplan op om aan de vele opmerkingen die werden geformuleerd door het Rekenhof een antwoord te bieden. Ik zal dit actieplan nog aan de commissie bezorgen. De audit was erg omvattend, de vastgestelde knelpunten en aanbevelingen erg fundamenteel. U begrijpt ongetwijfeld dat het op punt stellen van het beheer van de collectie van de Vlaamse Gemeenschap een werk van lange adem is, waarbij veel actoren betrokken moeten worden. Het plan zal dan ook gefaseerd worden uitgevoerd met de beschikbare mensen en middelen binnen de administratie.
In 2018 lag de focus op volgende acties, die allemaal inspelen op diverse aanbevelingen van de audit van het Rekenhof.
Ten eerste, het uitwerken van een nota over het toekomstige beheer en een aanzet tot collectieplan voor de collectie van de Vlaamse Gemeenschap. Op het collectieplan kom ik straks terug, voor het toekomstige beheer besliste ik het beheer binnen de administratie te houden en van daaruit de werking te optimaliseren.
Een tweede actie betreft de verhuizing van het depot in Schaarbeek naar een nieuw depot in Vilvoorde, aangepast aan de noden van modern depotbeheer. De verhuizing werd aangegrepen om de registratie van 2720 werken in depot op punt te stellen. De werken werden ook opnieuw fysiek gelabeld, wat een opvolging in de toekomst sterk zal verbeteren.
Verder werden alle acties rond digitale collectieregistratie gebundeld in een verbetertraject ‘collectieregistratie’. Om aan dit traject uitvoering te geven, wordt ook nauw samengewerkt met specialisten op het terrein. Met het M HKA werden hierover ook al concrete werkafspraken gemaakt. Hieraan gekoppeld werd het traject rond het klaren van auteursrechten, uitgevoerd door het Contemporary Art Heritage Flanders (CAHF), eind 2018 afgerond. De contractuele stukken worden nu systematisch toegevoegd in het collectieregistratiesysteem. Zo worden belangrijke stappen gezet naar een digitale ontsluiting van de collectie.
Een vierde actie betreft het opmaken van een protocol en een stappenplan voor de standplaatscontroles. Het voorbije jaar kon men op die manier 436 collectiestukken op 33 standplaatsen inspecteren. Op basis van deze controles worden de aktes met de bewaarnemers geactualiseerd. Door de verhoogde personeelsinzet vanaf 2019 – niet onbelangrijk! – moet ook het aantal controles sterk omhoog.
Tot slot werd een structureel overleg met de collega’s van de Franse Gemeenschap opgestart op ambtelijk niveau. Het doel van het overleg is het op punt stellen van het gemeenschappelijke beheer van de collectiestukken in eigendom van de Belgische Staat. In het kader van deze samenwerking worden afspraken gemaakt over gemeenschappelijke standplaatscontroles. Zo werden in 2018 controles uitgevoerd in het Justitiepaleis van Brussel. Ook wordt er werk gemaakt van het traceren van de werken op de lijst van de zogenaamde ‘vermiste’ werken. Goed nieuws: de eerste screening leverde al een gekende standplaats op voor 1500 van de werken op deze lijst. Verder onderzoek is zeker nodig.
Zoals u merkt, situeerden de meeste acties zich in 2018 vooral binnen de administratie. Veel tijd en energie ging dan ook naar de uitvoering van de verhuisopdracht. Ook de lopende erfgoedronde, waarvoor de beslissing in het najaar werd genomen, maakte dat echt overleg over samenwerking met de musea nog niet meteen werd opgestart. Dit is uiteraard noodzakelijk in een volgende fase.
Ik gaf ook de opdracht aan de administratie om het overleg zowel met de Franse Gemeenschap als met de federale overheid over het beheer van het deel ‘Belgische Staat’ van de collectie te formaliseren. Hierbij leggen wij uiteraard ook de nodige omzichtigheid aan de dag.
Eind 2018 zette ik de eerste stappen voor de opmaak van de krijtlijnen van een collectieplan voor de collectie van de Vlaamse Gemeenschap.
In uitvoering van het Topstukkendecreet wil ik blijven inzetten op de aankoop van topstukken en de aankoop van sleutelwerken, via het Topstukkenfonds.
Daarnaast wordt binnen het Kunstendecreet sinds twee jaar opnieuw ingezet op de aankopen van hedendaagse kunst op basis van een advies van een onafhankelijke commissie. Een derde verwervingslijn – dat zal de toekomst uitwijzen – verloopt via de regeling voor inbetalinggeving van kunstwerken om te voldoen aan successierechten. Hierover zijn de gesprekken met mijn collega bevoegd voor Financiën nog steeds aan de gang. Daar zijn een aantal mogelijke landingspistes. Ik hoop u daar de komende weken nog nieuws over te kunnen geven.
Dit collectieplan moet nog verder worden uitgewerkt zodat het als een echt afwegingskader gebruikt kan worden voor een toekomstig verwervingsbeleid en deel kan uitmaken van een groter plan voor de Collectie Vlaanderen. Overleg en afstemming met de Vlaamse musea is hierbij uiteraard noodzakelijk. Dat moet nog worden opgestart.
Maar zoals u zelf aangeeft, is het aankoopbeleid slechts één facet van een collectieplan. Ook de mogelijke invoering van een afstotingsbeleid voor de collectie moet nog worden onderzocht. Ontzamelen is een complexe en moeilijke opdracht. Het debat daarover kan enkel worden aangevat wanneer we een heldere en genuanceerde kijk op de doelstellingen van het collectiebeleid in Vlaanderen hebben opgebouwd.
Een grondig onderzoek naar afstoten of ontzamelen vereist veel tijd, die we ook moeten nemen om te vermijden dat we keuzes zouden maken die later betreurd kunnen worden. Dit wordt ook aangegeven door de Nederlandse ontzamelingservaring.
Samenwerking en collectieafstemming tussen de musea was een aandachtspunt bij de erfgoedronde en wordt ook meegenomen in de verschillende beheersovereenkomsten met musea met een, soms deels, hedendaags kunstprofiel. Daar schakelen we op die manier al een versnelling hoger. Dit is een eerste stap. Er moet jaarlijks over worden gerapporteerd. Belangrijk is dat ook de Collectie Vlaamse Gemeenschap mee in beeld komt en dat zeker bij toekomstige verwervingen, zonder de finaliteit van de collectie uit het oog te verliezen, het perspectief van de Collectie Vlaanderen voldoende in overweging wordt genomen. Het Museumoverleg lijkt me de geschikte plaats om deze afstemming mogelijk te maken.
Voor de gemeenschappelijke uitwerking van een geïntegreerd aankoop- en afstotingsbeleid moet nog een tijdspad worden opgesteld.
Ik durf te zeggen dat er op een adequate en noodzakelijke manier is geantwoord door het beleid en zeker de administratie op de audit van het Rekenhof, dat we belangrijke concrete stappen op het terrein hebben gezet en dat we nu planmatig alles in een nieuw beleidskader aan het gieten zijn.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het uitgebreide antwoord. Er is inderdaad heel snel en op een adequate manier gehandeld binnen het departement en er zijn acties genomen, zeker ten aanzien van traceerbaarheid, inventarisatie en ook digitalisering van de collectie.
Wat betreft de samenwerking met de Franse Gemeenschap, zijn door de contacten en het regelmatige overleg stappen vooruit gezet. Wat betreft het federaal niveau dacht ik dat u dit zou agenderen op de interministeriële conferentie. Ik heb daar een vraag over ingediend. Heeft die vergadering ondertussen al plaatsgevonden? Wat is er dan specifiek daarover uit de bus gekomen? Het zou goed zijn dat we eindelijk zouden kunnen komen tot geformaliseerde afspraken wat betreft Belgisch bezit in beheer van de twee gemeenschappen, dat door de federale wetenschappelijke instellingen (FWI’s) wordt waargenomen. Dat daar formele afspraken moeten komen, lijkt mij een belangrijke zaak om in de eerstvolgende periode uit te klaren.
Een volgend punt is de nauwere samenwerking tussen musea in het kader daarvan, maar ook ruimer. We hebben al een paar keer gezegd dat het absoluut noodzakelijk is dat onze musea goed samenwerken op verschillende vlakken. Daar moeten we zeker nog een tandje bijsteken. Dat hangt natuurlijk ook af van de goede wil van de musea, maar door dit op te nemen in de beheersovereenkomsten en jaarlijks een rapport daarvan uit te brengen, kunnen we dat ook van hieruit beter monitoren.
Voor het aankoopbeleid zijn er duidelijke keuzes gemaakt. Ik ben het ermee eens dat grondig moet worden uitgewerkt hoe we het afstootbeleid aanpakken. Het is al een paar keer aan bod gekomen dat daar grondig onderzoek voor nodig is. We onderschrijven dit absoluut. De vraag is natuurlijk of we de expertise daarvoor in huis hebben en of we dit kunnen overlaten aan de experten van de museumwereld zelf en de administratie. Of is er extern onderzoek voor nodig, zodat we een objectief beeld krijgen van wat en hoe we daar kunnen aan remediëren, om dat mee te nemen in het beleidsplan ten aanzien van afstoting?
We zitten op een kruispunt waarbij provinciale zaken mee ingekanteld zijn. Ik denk dat daar wel heel wat mogelijkheden zijn, alsook bij de intergemeentelijke samenwerkingen die eraan komen, onder welke vorm ook. Ik weet niet of het goed zou zijn dat eventueel daarrond externen – wie moet dat dan zijn? – hun oor te luisteren kunnen leggen en daarover een grondig onderzoeksrapport zouden kunnen leveren.
Minister Gatz heeft het woord.
De bijkomende opmerkingen die u hebt gemaakt, neem ik allemaal graag mee, in het bijzonder de noodzaak om met het federale niveau tot het juiste overleg te komen. Dat moet nog formeel geagendeerd worden op de interministeriële conferentie, maar de gesprekken zijn wel al in voorbereiding. Dat is het voordeel van een cultureel akkoord en van een werkende interministeriële conferentie, dat er constant actieve gesprekken tussen de administraties kunnen plaatsvinden op een normale manier en dat dat niet altijd in gang moet worden gezet. We zijn daar dus mee bezig.
Ik heb het stappenplan al aangegeven. We gaan nu van punctuele noodzakelijke inhaalacties ook naar een toekomstgericht plan voor de collectie. Dat zal in de komende maanden – ik durf daar geen timing op te plakken – het licht zien en zal dan bediscussieerd kunnen worden. Het aspect dat u aanhaalt om te kijken of we daar externe versterking voor nodig hebben, zal daarbij zeker aan bod komen. Ik kan dat op dit ogenblik niet zeggen. U weet dat er een versterking is in de man- en vrouwkracht voor dit deelaspect bij de administratie. Men heeft zeer veel energie moeten inzetten op die erfgoedronde en zo. Daar komt nu ook weer wat vrij. Men zal dat hier kunnen inzetten. In hoeverre we echt een beroep zullen moeten doen op externe expertise, kan ik u nog niet zeggen, maar ik sluit het zeker niet uit. Dat is het enige wat ik wil zeggen. (Opmerkingen van Cathy Coudyser)
Ik heb inderdaad een concreet voorstel rond de inbetalinggeving van kunstwerken om te voldoen aan de successierechten. Dat is natuurlijk ook gebaseerd op een aantal parameters die we in het buitenland kennen. De gesprekken zijn gaande. De klok tikt voor het aflopen van de legislatuur, dat weten we allemaal, maar ik hoop u daarrond nog een voorstel te kunnen doen in de komende weken. Concreter kan ik daar op dit ogenblik niet over worden, maar we hebben wel degelijk een concreet en in mijn ogen werkbaar voorstel om tot de volgende stappen daarin te kunnen overgaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.