Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Anseeuw heeft het woord.
In uw beleidsbrief 2018-2019 geeft u aan dat de opvolgingspunten van de resolutie over het versterkt gezondheidsbeleid worden opgenomen bij de ontwikkeling van het nieuwe decreet Geestelijke Gezondheid.
De basis van het decreet wordt gehaald uit het Vlaams Actieplan Geestelijke Gezondheid 2017-2019. Het decreet zorgt voor een kader en heeft de ambitie om het geestelijk gezondheidsaanbod te hervormen. Het biedt “een structureel kader voor het verder uitbouwen van ervaringsdeskundigheid in de zorg en het ondersteunen van het geestelijke gezondheidsaanbod met behulp van partnerorganisaties”.
De resolutie kaart enkele aandachtspunten of knelpunten aan. Zo gaat ze bijvoorbeeld over het feit dat nogal wat mensen die een duidelijke zorgbehoefte hebben toch verstoken blijven van psychische hulp of niet onmiddellijk die psychische hulp krijgen. Een op vier mensen die psychische hulp nodig heeft, blijft meer dan een jaar verstoken van een behandeling, terwijl we het er allemaal over eens zijn dat een vroegtijdige opstart van een behandeling veel kommer en kwel kan vermijden.
Het is ook niet duidelijk wie welke zorgnoden wanneer heeft. Dat is niet onbelangrijk omdat we pas dan kunnen weten welke noden we wanneer en op welke manier moeten kunnen lenigen.
Het gaat ook over stigmatisering van mensen met psychische problemen en taboedoorbrekend werken. Daar gebeurt al heel veel rond, maar er ligt nog heel veel werk op de plank.
Ook het gebrek aan kennisdeling tussen de verschillende initiatieven binnen de geestelijke gezondheidszorg is een aandachtspunt. Dat landschap is heel erg divers en niet altijd leesbaar voor hulpvragers. Zeker wanneer het gaat over onlinehulpverlening hebben ze behoefte aan een warme doorverwijzing, waarbij ze bij de hand worden genomen naar het juiste initiatief.
Er zijn dus heel veel aandachtspunten en vragen gesteld in de resolutie.
Minister, in welke mate worden de opvolgingspunten van de resolutie concreet vertaald in bepalingen voor het nieuwe decreet Geestelijke Gezondheid? Hoe wordt bewerkstelligd dat het structureel kader tegemoetkomt aan de noden in de geestelijke gezondheidssector? Hoe zal de ondersteuning van het aanbod door de partnerorganisaties verlopen? Welke rol neemt u of de Vlaamse overheid hierin op?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mijnheer Anseeuw, het is niet gemakkelijk om op deze algemene vraag te antwoorden. Ik zal proberen om zo kernachtig mogelijk op de verschillende aspecten in te gaan. De vermelde aandachtspunten zijn ook veelvuldig vernoemd in de memorie van toelichting. Ik zal me bij dit antwoord baseren op de versie van het ontwerp van decreet met betrekking tot de geestelijke gezondheid, zoals voor de tweede maal principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 23 november 2018. Hierin werden reeds de adviezen van de Strategische Adviesraad voor het Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid (SARWGG), de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en de Gegevensbeschermingsautoriteit verwerkt.
Door de zesde staatshervorming zijn de bevoegdheden van Vlaanderen inzake geestelijke gezondheidszorg sterk uitgebreid. Dit impliceert dat we onze rol nog meer kunnen opnemen. Dit is ook de reden waarom we dit ontwerp van decreet hebben uitgewerkt.
De resolutie verwijst onder andere naar de aangekondigde federale terugbetaling van de psychologische zorg en de kansen die hier liggen. De zelfstandige zorgberoepen actief in de geestelijke gezondheidszorg zijn niet gevat door het ontwerp van decreet betreffende de geestelijke gezondheid, omdat de financiering van geneeskundige prestaties alsook de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen federale bevoegdheden zijn. De federale terugbetaling van psychologische zorg vanaf 2019 gaat in eerste instantie naar het financieren van eerstelijnspsychologische zorg. Dat kunnen we alleen maar toejuichen.
Middels het nieuwe decreet betreffende de geestelijke gezondheid zullen we wel in de toekomst in staat zijn om, via de diverse functies opgenomen in het ontwerp van decreet, eerstelijnspsychologisch werk te erkennen en te subsidiëren dat complementair aan de zelfstandige zorgberoepen vanuit een Vlaamse financiering gebeurt.
We denken hierbij bijvoorbeeld aan de eerstelijnspsychologische functie voor kinderen en jongeren die momenteel in de samenwerkingsverbanden jeugdhulp ontwikkeld wordt in het kader van ‘één gezin, één plan’.
De resolutie geeft aan dat mensen lang wachten om hulp te zoeken. De introductie van de functie ‘detectie, vroegtijdige en kortdurende interventies’ in het ontwerp van decreet is erop gericht om sneller en gerichter psychische problemen te herkennen en gepast en laagdrempelig in te grijpen. Door deze functie effectief te benoemen, willen we dat de geestelijke gezondheidszorg vanuit een netwerkgedachte hierin investeert.
De functie ‘diagnostiek’ moet toelaten om in de toekomst de werking van de diverse actoren actief inzake diagnostiek, te stroomlijnen en de toegang tot diagnostiek transparanter te maken. We zijn er immers, samen met u, van overtuigd dat de functies ‘detectie, vroegtijdige en kortdurende interventies’ en ‘diagnostiek’ nauw met elkaar moeten schakelen, waarvoor de netwerken, die we ook via dit decreet willen erkennen, cruciaal zijn.
Het tweede hoofdstuk van het ontwerp van decreet beschrijft de doelstellingen en werkingsprincipes van het geestelijke gezondheidsaanbod. Hierin is opgenomen dat we een kwaliteitsvolle zorg voor geestelijke gezondheid willen garanderen in alle sectoren van de samenleving, die onder andere op een objectieve, transparante en consistente manier is onderbouwd met de meest recente wetenschappelijke inzichten, praktijkkennis en ervaringsdeskundigheid.
De geestelijke gezondheidszorg moet ook gericht zijn op herstel, levenskwaliteit en participatie van alle gebruikers in een samenleving die vrij is van stigma en discriminatie. Om dit realiseren, refereer ik graag aan afdeling 2 ‘Partnerorganisaties en projecten’ uit het ontwerp van decreet. Ik zal hier dieper op ingaan in het antwoord op de derde vraag. Ik wil alvast meegeven dat de EHBO-cursussen over psychische problemen in het kader van ‘mental health literacy’, net als de werking van Te Gek!?, meegenomen worden in het Steunpunt Geestelijke Gezondheid.
Het ontwerp van decreet voorziet overigens ook in de functie ‘bevordering van geestelijke gezondheidscompetenties en van destigmatisering’, met als doel de kennis en vaardigheden van mensen te versterken om hun eigen psychische gezondheid te beschermen en te bevorderen en correcte beeldvorming over psychische gezondheid en geestelijke gezondheidsproblemen te stimuleren.
Artikel 25 van het ontwerp van decreet is erop gericht om uitwisseling en verwerking van (persoons)gegevens over het geestelijke gezondheidsaanbod op een wettelijk correcte manier te kunnen laten gebeuren. We erkennen immers dat een betrouwbare registratie in de geestelijke gezondheidszorg zeer belangrijk is. Dat afstemming en kennisdeling essentieel is, bekrachtigen we door de uitwisseling en het samen inzetten van expertise tussen de netwerkpartners als expliciete functie, in het ontwerp van decreet te benoemen.
De resolutie verwijst naar onlinehulpverlening. In 2019 maken we extra budget vrij om te investeren in onlinehulp in de geestelijke gezondheidszorg. We willen de bestaande websites alcoholhulp.be en depressiehulp.be vernieuwen en kaderen binnen een breder perspectief. We willen dat de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s) aan al hun cliënten een onlinehulpaanbod bieden, indien er een passend onlinehulpaanbod bestaat. In de toekomst willen we ook dat de cgg’s een tweedelijns chatfunctie uitbouwen, zodat doorverwijzingen vanuit eerstelijns chatkanalen kunnen gebeuren. De cgg-sector beraadt er zich momenteel over hoe dit aan te pakken. Als Vlaamse overheid nemen we onze verantwoordelijkheid door vanaf 2019 jaarlijks 600.000 euro budget voor onlinehulp in de geestelijke gezondheidszorg ter beschikking te stellen. We verwachten dat de cgg’s zelf engagement nemen om de nodige vernieuwingen mogelijk te maken.
De toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg blijft inderdaad een aandachtspunt. Met het nieuwe decreet anticiperen we daarop door geestelijke gezondheidsnetwerken te erkennen en te financieren voor het opnemen van een aantal opdrachten.
Eerste opdracht is het organiseren van de toeleiding naar individugerichte zorg en populatiegerichte acties. Dit houdt in dat het geestelijke gezondheidsnetwerk een of meer aanspreekpunten aanwijst of organiseert waar de gebruiker en zijn context terechtkunnen voor objectieve en transparante informatie in verband met passende zorg en de toegang daartoe, en waar personen met geestelijke gezondheidsbehoeften terechtkunnen voor objectieve en transparante informatie over populatiegerichte acties en de toegang daartoe.
Tweede opdracht is het faciliteren en optimaliseren van de functies en de programma’s.
Derde opdracht is een zorgstrategisch plan opmaken. Het zorgstrategisch plan van een geestelijk gezondheidsnetwerk stemt het geestelijke gezondheidsaanbod, uitgevoerd door de netwerkpartners van het geestelijk gezondheidsnetwerk, af op de psychische en andere zorgnoden en de geestelijke gezondheidsbehoeften van de deelpopulatie waarop het geestelijk gezondheidsnetwerk zich richt. De individugerichte zorg wordt georganiseerd op de zorgniveaus.
Vierde opdracht is de integrale en continue zorg en ondersteuning te faciliteren en te optimaliseren. Dit gebeurt door transparante afspraken op te stellen over de verwijzing van de individuele gebruiker en zijn context op elk mogelijk moment van het zorgtraject van de gebruiker, maximaal rekening houdend met de eigen regie van de gebruiker. Dit gebeurt ook door het inzetten van de zorgcoördinator en het gebruik van casemanagement op het niveau van de individuele gebruiker met ernstige en langdurige psychische zorgnoden en zijn context.
Ik denk dat u goed kunt vaststellen hoe in deze opdrachten de aandachtspunten van de resolutie zijn opgenomen. Het ontwerp van decreet creëert ook de mogelijkheid om functies te financieren, voor zover in die financiering nog niet is voorzien binnen de Vlaamse sociale bescherming. Immers, wat de reguliere financiering van de geestelijke gezondheidszorgsectoren betreft, is het de bedoeling om deze in te kantelen in de Vlaamse sociale bescherming. Er zal aan het begin van elke legislatuur ook een behoefteraming gebeuren voor wat betreft de Vlaamse sociale bescherming om de noden naar verdere uitbouw van een effectieve Vlaamse sociale bescherming te onderbouwen.
In antwoord op uw tweede vraag kan ik u zeggen dat artikel 20 van het ontwerp van decreet voorziet in de oprichting van een comité geestelijke gezondheidsnetwerken. Dit comité is een overlegorgaan dat geestelijke gezondheidsnetwerken en, in voorkomend geval, partnerorganisaties structureel betrekt bij het Vlaamse beleid over het geestelijke gezondheidsaanbod. Dat heeft minstens volgende taken: afspraken maken over het kader, de instrumenten en de procedure die de geestelijke gezondheidsnetwerken moeten gebruiken voor de uitvoering van de opdrachten, en de werking van de geestelijke gezondheidsnetwerken opvolgen en evalueren. Daarnaast voorziet het decreet betreffende de Vlaamse sociale bescherming in de oprichting van een sectorale adviescommissie geestelijke gezondheidszorg, die structurele afstemming met de geestelijke gezondheidszorgsectoren op strategisch niveau beoogt en waarin die sectoren zelf ook hun noden op tafel kunnen leggen en adviezen formuleren.
We hebben een volledige hervorming in de ondersteuningsstructuren van de geestelijke gezondheidszorg achter de rug. De overzichtelijke tekening zit vervat in het ontwerp van decreet met betrekking tot de geestelijke gezondheid. Vanaf 1 januari 2019 zijn er vier partnerorganisaties voor de sector actief. Ten eerste is er het Steunpunt Geestelijke Gezondheid met als opdracht praktijkondersteuning van de sector door onder andere methodiekontwikkeling, implementatie van deze methodieken via vorming, advies en dienstverlening, en initiatieven uitwerken met betrekking tot beeldvorming, geestelijke gezondheidscompetenties en destigmatisering. Daarnaast is er het Vlaams Overlegplatform Geestelijke Gezondheid met als opdracht ondersteuning van de geestelijke gezondheidsnetwerken en het organiseren van een ombudsfunctie die geen onderdeel uitmaakt van een zorgvoorziening. Ten derde is er het Vlaams Patiëntenplatform met OPGanG-werking (Open Patiëntenkoepel Geestelijke Gezondheid) met als opdracht de belangen van gebruikers op beleidsniveau te behartigen en expertise uit te wisselen ter ondersteuning van de gebruikers en de organisaties die gebruikers verenigen. Tot slot is er het Familieplatform Geestelijke Gezondheid met als opdracht de belangen van de context van gebruikers op beleidsniveau te behartigen en expertise uit te wisselen ter ondersteuning van de context van de gebruikers en de organisaties die de context van gebruikers verenigen.
Artikel 21 van het ontwerp van decreet voorziet in twee opties voor de financiering van deze partnerorganisaties: ofwel kan de Vlaamse Regering beheersovereenkomsten afsluiten met partnerorganisaties, ofwel kan ze partnerorganisaties erkennen op basis van erkenningsvoorwaarden.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord. Ik heb nog twee vragen ter verduidelijking.
Toen het ging over de online-initiatieven hebt u gezegd dat er meer middelen worden vrijgemaakt, wat op zich goed is. Wat betreft de inzet van die middelen, hebt u gezegd dat u van de cgg’s verwacht dat ze zelf de nodige vernieuwingen realiseren. In de resolutie gaat een punt concreet over de manier van online doorverwijzen. Het is natuurlijk goed dat u de cgg’s het vertrouwen geeft om dat te doen, maar de vraag is in welke mate u zelf enkele suggesties kunt doen. Er zouden een aantal zaken zeker moeten gebeuren, zonder in de plaats te willen treden van die cgg’s.
Dan heb ik nog een vraag met betrekking tot een betrouwbare registratie. In Vlaanderen is het immers nog altijd zeer moeilijk om objectief vast te stellen welke zorgnoden er waar zijn en op welke manier die het beste kunnen worden gelenigd.
En dan moet zo’n betrouwbare registratie onder andere daaraan mee kunnen tegemoetkomen. U hebt in uw antwoord verwezen naar het belang van die registratie. Maar het is me niet helemaal duidelijk hoe vast het staat dat die registratie er komt. Hoe wordt dat concreet vertaald in het ontwerp van decreet?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, ik wil u er graag op attent maken dat er in het voorjaar, op 28 maart, een belangrijk nieuw congres zal plaatsvinden rond onlinehulpverlening. Alle evoluties die er op dit moment zijn, zullen er in kaart worden gebracht. Ons steunpunt Mens en Samenleving (SAM) zal, in samenwerking met de Arteveldehogeschool, de expertise inzake onlinehulpverlening borgen en de nodige ontwikkelingen daarin ondersteunen.
Wat betreft de doorverwijzingen in de cgg’s tweede lijn, zijn er al een aantal goede aanzetten geweest. We zijn daar niet van nul vertrokken. De cgg’s hebben zelf al iets ontwikkeld dat de aanleiding is geweest om te beslissen dat we daarop willen doorgaan. Er bestaat dus wel degelijk een eerste vorm van ontwikkeling van die online-applicatie. En net omdat dat een hele goede aanzet was, willen we graag dat alle cgg’s in dat systeem stappen en dat het niet bij één cgg blijft.
Het decreet zal, voor wat betreft de Vlaamse materies, een decretale basis helpen creëren om de registraties te kunnen blijven doen. Die kunnen uiteraard verder worden geconcretiseerd. Maar we functioneren hier natuurlijk niet op een eiland. Er zijn de federale Minimale Psychiatrische Gegevens (MPG), waarop we doorgaan. We kunnen voor de individuele zorgvragen dus geen andere registratiesystemen ontwikkelen dan wat er bestaat. Het decreet zal ook de decretale of wettelijke basis voor het netwerk regelen, met de partners waarop de Vlaamse regelgeving van toepassing is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.