Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, ik wil beginnen met iedereen een fijn en gelukkig nieuwjaar te wensen.
Minister, u hebt de ambitie geuit om in 2019 meer inspanningen te doen dan enkel het verder uitrollen van de vier werven en het actieplan Jeugdhulp 2.0. Die ambitie herhaalde u nogmaals in uw beleidsbrief 2018-2019. Een van die ambities is het voorzien in extra plaatsen voor de opvang van jongeren met extreme gedrags- en emotionele problemen, zogenaamde GES+-jongeren. Ook in de bespreking van het jaarverslag Jeugdhulp lag die keuze voor extra GES+-plaatsen inmiddels vast.
Ik hoor nu echter dat het vinden van aanbieders die willen investeren in extra GES+-plaatsen, specifiek in de provincie Antwerpen maar ook ruimer, moeilijk verloopt. Waarom loopt het vinden van de GES+-plaatsen in Antwerpen zo moeilijk? Hebben er zich al aanbieders geëngageerd? Zo ja, wie zijn dat dan? Liggen de aanbieders in de andere provincies wel al vast? Kunt u meer inzicht geven in het verschil in financiering voor GES+-plaatsen door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) enerzijds en Jongerenwelzijn anderzijds? Zelfde vraag voor het verschil in financiering tussen een onthaal-, observatie- en oriëntatiecentrum (OOOC) en Observatie- en behandelingscentra (OBC’s)?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dames en heren, eerst en vooral de beste wensen voor het nieuwe jaar.
Zoals u weet, werd het besluit van de Vlaamse Regering voor het zogenaamd GES+-aanbod, erkend door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, recent gewijzigd, en dit in combinatie met een oproep voor uitbreiding van het aantal plaatsen dat wordt versterkt voor de opvang van de GES+-doelgroep. Hierdoor komen onder andere meerdere nieuwe organisaties in aanmerking om in het specifieke aanbod voor deze bijzondere doelgroep te voorzien. Het wijzigingsbesluit werd op 5 oktober 2018 definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Met dit besluit werden zowel de voorwaarden tot erkenning als de financiering gewijzigd. Het voordeel van de wijzigingen is dat het een gesprek op gang heeft gebracht met betrekking tot de engagementen voor de specifieke doelgroep van de bestaande of nieuwe potentiële partners. Ik kom daar dadelijk op terug.
Ik kan u alvast melden dat er sinds 1 januari 2019 nieuwe aanbieders met bijkomend aanbod aan GES+-plaatsen in de provincie Antwerpen actief zijn. Het gaat concreet om het MPI Oosterloo, met vier extra plaatsen, Het GielsBos, met drie plaatsen, en het MPI Zevenbergen, met eveneens drie plaatsen.
Als u met ‘moeizaam’ verwijst naar het feit dat nog niet de volledige marge voor Antwerpen werd opgenomen, kan ik u melden dat er voor de regio Antwerpen nog een budget beschikbaar is voor de upgrade van twee GES+-plaatsen, en dit door het feit dat een initiatiefnemer, om redenen waarop ik later veralgemeend zal terugkomen, zijn initieel engagement niet opneemt.
Op 3 januari 2019 vond hierover in Antwerpen overleg plaats met de administratie en de initiatiefnemers. De mogelijkheden om het beschikbare vrijgekomen budget te besteden aan instroommogelijkheden voor jongeren met GES+-profielen, werden daar zowel op korte als middellange termijn zeer uitvoerig met alle betrokken actoren bekeken. Door middel van een convenant kan er bijvoorbeeld ook voor Antwerpen worden gegarandeerd dat de ambitie om meer doorstroom voor jongeren met GES+-profielen te realiseren, er ook wordt verwezenlijkt.
Ik wil kort blijven stilstaan bij bepaalde redenen waarom er werk moet worden gemaakt van een meer gecoördineerd en intersectorale aanpak van jongeren met complexe zorgvragen. Ik verwijs naar het feit dat sommige initiatiefnemers aangeven dat een engagement voor de doelgroep een nieuwe aanpak vergt. Dit bijvoorbeeld op vlak van schaalgrootte, infrastructuur in functie van een meer gesloten setting als dit nodig is, aangepaste personeelskaders, zowel kwantitatief als naar specialisatie voor de doelgroep, en de noodzaak van intersectorale ondersteuning, vaak vanuit de kinder- en jeugdpsychiatrie.
Het is niet onbelangrijk om zeer concrete initiatieven te vermelden die hierop ingrijpen, naast de wijzigingen van het besluit inzake GES+ en de bijkomende personeelsomkadering in het raam van VIA 5 (Vlaams Intersectoraal Akkoord).
Ten eerste werd op 6 december 2018 een oproep vanuit het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) verstuurd naar alle initiatiefnemers voor infrastructuurprojecten inzake preventie en betere regulering van agressie. Initiatiefnemers kunnen hierbij voorstellen indienen tot verbeteringrepen, bijvoorbeeld prikkelarme ruimtes, compartimentering enzovoort. Op die manier wordt ingegrepen op agressie via infrastructurele aanpassingen. Ook voor de GES+-voorzieningen trekken we het maximaal te subsidiëren plafond voor VIPA op, gelet op de specifieke vereisten voor de doelgroep.
Ten tweede hebben we ook het budget voor agressieregulerende methodieken in samenspraak met de sociale partners opgetrokken, door een extra eenmalige investering van 1 miljoen euro.
Ten derde werd op 20 december 2018 de template voor de beschrijving van het hulpprogramma gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren die in de jeugdhulp verblijven, uitgestuurd. We voorzien hierbij in extra ondersteuning op de werkvloer van de jeugdhulpvoorzieningen vanuit de kinder- en jeugdpsychiatrie. Dit kan gaan over concrete ondersteuning naar een specifieke situatie van een jongere, maar ook over ondersteuning door expertise van de kinder- en jeugdpsychiatrie naar het begeleidend personeel in de jeugdhulpvoorzieningen. We lieten ons hiervoor inspireren door het outreachmodel zoals in de Gentse regio al actief vanuit Sleidinge. Door een extra investering van 1,3 miljoen euro willen we dit over heel Vlaanderen beschikbaar stellen en expliciet ook voor de voorzieningen momenteel erkend door Jongerenwelzijn en het VAPH.
Uiteindelijk maken we hierbij werk van de aanbevelingen vanuit de werkgroep Verblijf, waarvan de aanbevelingen recent ook in een bouwstenennota op 6 december 2018 werden besproken.
Hierin worden tien bouwstenen gedefinieerd waarop een nieuwe visie en aanpak van verblijf in de jeugdhulp in de toekomst moet worden hervormd. Voor ons is dat essentieel. We zien dat sectorale ingrepen steeds meer op grenzen stoten en we moeten fundamenteel onze visie herzien, samen met de actoren op het terrein, van hoe kinderen en jongeren in de jeugdhulp wonen als ze, al of niet tijdelijk, niet meer thuis kunnen verblijven. Hiertoe hebben we het initiatief genomen om op 25 april 2019 een conferentie te organiseren op basis van het rapport ‘Geblokkeerde ontwikkelingstrajecten bij jongeren. Beheersen, interveniëren, voorkomen’. Op 27 november vorig jaar werd hier al een ‘save the date’ voor uitgestuurd.
Tot slot polst u naar de stand van zaken in de andere provincies. In elke provincie waren er geïnteresseerde aanbieders voor de uitbreiding, en die hebben deze uitbreiding gekregen. In Limburg wordt eveneens deze maand een bijkomend overleg gepland om het aantal plaatsen te kunnen realiseren dat is gepland in de uitbreiding. Wat de financiering betreft, verwijzen we opnieuw naar de intersectorale afstemming en de bouwstenennota van de werkgroep verblijf. Het is natuurlijk een terechte randvoorwaarde, een essentiële bouwsteen als het ware, dat voor eenzelfde doelgroep voor zorgzwaarte een vergelijkbare financiering wordt gehanteerd. Het is dan ook de ambitie om de verschillen in financiering weg te werken. Hiertoe werd in het VIA 5-akkoord al een belangrijke stap gezet. De personeelsomkadering voor een GES+-plaats werd opgetrokken naar hetzelfde niveau als het aanbod van de zogenaamde proeftuinen binnen Jongerenwelzijn.
De oprichting van het nieuwe agentschap Opgroeien en de overheveling van het aanbod GES+ en observatie- en behandelingscentra (OBC’s) naar dat nieuwe agentschap, moet er eveneens toe leiden dat de verschillen in financiering verder weggewerkt worden voor beide vormen van aanbod.
De heer Parys heeft het woord.
Dank u wel, minister. Die GES+-plaatsen zijn belangrijk. We hebben het daar vorig jaar een aantal keer over gehad. Mijn eerste vraag is of buiten Antwerpen, waar een bepaalde marge nog niet is opgebruikt, en Limburg, waarvan ik heb gehoord dat er een probleem was met de ‘uptake’ van het beschikbare geld, er nog plaatsen zijn waar er nog een marge is. Kunt u mij daar een overzicht van geven? Zijn dat de enige twee provincies waar er effectief nog marge is voor extra GES+-plaatsen? Hoe groot is die in Limburg?
Mijn tweede vraag gaat over het feit dat wanneer je met een aantal mensen op het terrein praat, ze zeggen dat de voorwaarden die hun worden opgelegd, ervoor zorgen dat ze ofwel stoppen ofwel niet intekenen op een aantal GES+-uitbreidingsprojecten omdat de voorwaarden te streng zijn. Zes plaatsen plus het feit dat de infrastructuur moet worden aangepast, zijn te strenge voorwaarden om in aanmerking te komen voor die twee vte’s. Minister, wat is uw reactie daarop?
Minister, mijn derde vraag is of, los van het feit dat er nog een marge is die niet is ingevuld in Antwerpen, we naar een ongeveer gelijk aanbod van GES+-plaatsen voor jongens en meisjes gaan in die provincie.
Mijn laatste vraag, minister, is misschien te specifiek om daar nu op te antwoorden, maar dan verneem ik dat graag later. Ik had in een verslag van het Intersectoraal Regionaal Overleg Jeugdhulp (IROJ) gelezen dat in het najaar van 2018 er een reële capaciteitsuitbreiding en erkenning van zes plaatsen voor meisjes bij jeugdzorg Emmaüs zou komen. Ik heb echter niet teruggevonden of die plaatsen ook effectief gerealiseerd zijn. Ik neem aan dat dat ook over Antwerpen ging.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Wat betreft de voorwaarden voor de GES+-plaatsen, meen ik mij uit het hoofd te herinneren dat er een evaluatie van het systeem van GES en GES+ is gemaakt. Op basis van die evaluatie is die uitbreidingsoefening gebeurd. Specifiek in Limburg denk ik dat de reden waarom er nog overleg nodig is – het gaat over drie plaatsen als ik het goed heb – is dat men in Limburg een wat ander idee heeft over het concept waarbij gepleit wordt voor concentratie in units van toch enige omvang om de expertise te kunnen borgen en permanenties te kunnen verzekeren. Dat is de reden waarom daar nog overleg nodig is. Ik zal het nog even verifiëren, maar het concept zoals het in de omzendbrief staat, is wel degelijk gebaseerd op de evaluatie van het systeem, die met de sector gemaakt is.
Er zijn nog twee plaatsen in Antwerpen en drie in Limburg waar we het over hebben. Wat er met de vraag van Emmaüs gebeurd is, moet ik laten checken. Of de plaatsen zijn ingevuld en wat de verhouding is tussen jongens en meisjes, kan ik zeker niet van buiten zeggen.
U hebt daar geen vraag over gesteld, maar het is eerlijk gezegd wel mijn persoonlijke overtuiging dat wij op een scharniermoment zitten. Ik heb daar bij de bespreking van de beleidsbrief trouwens ook naar verwezen. We moeten dat concept ten gronde, fundamenteel anders gaan bekijken. We moeten vanuit een geïntegreerd agentschap gaan naar een nieuwe definitie van de doelgroepen waarbij je waarschijnlijk zeer extreme en duidelijke situaties hebt maar ook een grijs stuk met daarin gedrags- en emotionele stoornissen, mentale beperkingen, vormen van autisme en psychiatrische zorg. Dat is een beschrijving van een groep waarvan wij allemaal voelen dat daar bijzondere aandacht naar moet gaan.
Het is mijn overtuiging – daarom moet die conferentie een beetje dienen als een soort piekmoment in onze besluitvorming met de sector en in het overleg – dat we moeten gaan naar een andere vorm van het opstellen van erkennings- en financieringscriteria die meer harmonisering als gevolg zal hebben. Daar is een grote beweging van herconditionering van infrastructuur voor nodig. Ik heb daar al naar verwezen. We hebben daar een oproep voor gedaan. Ik blijf erbij dat dat ook voor de volgende jaren fundamenteel zal moeten zijn.
Emmaüs blijkt niet geselecteerd te zijn omdat de uitbreiding gepland is vanuit een upgrade van de bestaande MFC-GES-erkenningen. Emmaüs heeft waarschijnlijk de bijkomende plaatsen gevraagd, maar dit is een versterking van de bestaande capaciteit. Blijkbaar heeft Emmaüs geen erkenning als multifunctioneel centrum en moest dus van nul beginnen. Daarom komen ze niet in aanmerking.
Als we dat terugvinden en een overzicht hebben van de plaatsen, zullen we u dat overmaken.
De heer Parys heeft het woord.
Ik vind het goed dat er een initiatief wordt genomen, minister, zoals ik vorig jaar ook al zei, om het aantal GES+-plaatsen te verhogen. Mijn vraag was er vooral op gericht om ervoor te zorgen dat die ook effectief gerealiseerd worden.
Wat uw laatste punt betreft, geef ik u gelijk, minister. Dat was ook wat ik wou aangeven in mijn derde vraag. Er is nog altijd een verschil in financiering voor VAPH-plaatsen en voor plaatsen van het agentschap Jongerenwelzijn. Ik kan alleen maar aanmoedigen om dat zo snel mogelijk intersectoraal gelijk te trekken of om toch alleszins voor een speelveld te zorgen dat duidelijk is voor iedereen.
Dank u wel voor uw antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.