Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, de vraag over de Diyanetmoskeeën is, naar aanleiding van een arrest van de Raad van State, in dit parlement terug van even weggeweest. Ik schets nog even de historiek.
U hebt, bij besluit van 4 juli 2017, de erkenning van de Beringse Fatihmoskee opgeheven. Dit besluit werd op 25 juli 2017 bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De intrekking van de erkenning was een gevolg van een rapport van de Staatsveiligheid over het volledige Turkse moskeenetwerk Diyanet van 2017. In dat rapport stond onder meer het volgende te lezen: “Diyanet is trouw aan de AKP van Turks president Erdogan en draagt in die hoedanigheid bij aan de polarisering binnen de Turkse gemeenschap. (…) Ook het bezoek van ex-minister van Energie voor de AKP, Taner Yildiz, aan de Fatihmoskee in Beringen (…) duidt erop dat Diyanet een belangrijke rol speelt als verlengstuk van de AKP in België en Europa.”
Op 4 juli 2017 ondertekende u een ministerieel besluit met betrekking tot de intrekking van de erkenning van de Beringse Fatihmoskee. Op 1 september 2017 heeft Diyanet, of althans de betrokken geloofsgemeenschap Fatih te Beringen, een beroepsprocedure opgestart bij de Raad van State.
De Raad van State heeft uiteindelijk, bij arrest van 20 november 2018, geoordeeld dat alle middelen die door de islamitische geloofsgemeenschap Fatih uit Beringen werden aangevoerd, niet gegrond waren. Minister, u werd dus in het gelijk gesteld. In uw reactie had u het over een ‘belangrijk signaal’: “Een erkenning geeft een moskee legitimiteit, die deze nu terecht kwijt is. Indien ik ook over andere moskeeën bezwarende elementen ontvang, zal ik niet aarzelen nieuwe procedures tot intrekking op te starten.”
Minister, welke conclusies trekt u uit dit arrest en welke initiatieven neemt u desgevallend? Hebt u al ‘bezwarende elementen’ ontvangen met betrekking tot andere moskeeën die uw optreden noodzaken? U weet dat ik u al eerder heb ondervraagd over een aantal schandalen rond imams in erkende moskeeën. Zo was er een imam die in een erkende moskee preekte en in Syrië ging vechten. Een andere imam, ook van een erkende moskee, riep op om ongehoorzame vrouwen tikken te geven. Dan zijn er nog de andere Diyanetmoskeeën, die een verlengstuk zijn van de Turkse fundamentalistische AKP-partij en die dus ook polariseren. Waarom wordt in deze gevallen geen procedure gestart om de erkenning in te trekken?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar de hervorming van de erkenningsprocedure en de handhaving van de erkenningsvoorwaarden voor erkende moskeeën, een onderzoek dat rond deze tijd al gefinaliseerd zou moeten zijn?
Minister, u zei dat de betreffende moskee in Beringen haar legitimiteit kwijt is. Ondertussen lazen we in de pers dat de nieuwe burgemeester van Beringen, van CD&V-strekking, heeft aangekondigd dat hij met die moskee gewoon zal blijven samenwerken. Welke gevolgen dient een lokaal bestuur volgens u te koppelen aan de definitieve intrekking van een erkenning van een moskee?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Janssens, dank u om ons nog eens de historiek mee te geven. Maar ik wil u wel corrigeren op één punt. U zegt dat ik de erkenning van de Fatihmoskee in Beringen heb ingetrokken op basis van het algemene Diyanetrapport van de Staatsveiligheid. Dat klopt niet. Ik heb dat gedaan op basis van een ander rapport dat in mijn handen is gekomen en waarin de Fatihmoskee bij name werd genoemd. Het was niet de bedoeling dat het bij mij kwam, maar ik heb het toch gekregen. Dit is toch belangrijk om een deel van uw vragen te kunnen situeren.
U weet dat ik met betrekking tot de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen – het gaat hier concreet over een moskee maar er zijn nog andere geloofsgemeenschappen – in deze commissie maar ook in de plenaire vergadering of in de media altijd een zeer duidelijke lijn heb aangehouden. Goed werkende lokale geloofsgemeenschappen kunnen waardevol zijn voor de gelovigen zelf en ook voor de bredere lokale gemeenschap. De erkenning biedt de lokale geloofsgemeenschap legitimiteit. Ze moet gebaseerd zijn op duidelijke en relevante criteria, die ook effectief kunnen worden gehandhaafd. Collega’s, jullie weten dat daar het grote probleem zat. Met de huidige erkenningscriteria kunnen wij alles wel mooi op papier hebben, maar als geen enkele speler nog weet wat van hem wordt verwacht en er is totaal geen handhaving, dan schort er wel iets aan heel dit gegeven.
Zolang er hierover geen redelijke mate van zekerheid is, zal ik geen erkenningen doen. U weet dat ik er nog altijd geen enkele heb gedaan. Wanneer ik ernstige of concrete aanwijzingen heb dat een erkende geloofsgemeenschap een of meerdere criteria niet langer zou respecteren, zal ik niet aarzelen om een procedure tot opheffing van de erkenning in te zetten, met als gevolg – hopelijk toch – een intrekking van de erkenning.
Ik zal deze lijn altijd blijven aanhouden. Ik heb dat consequent gedaan bij de Fatihmoskee in Beringen. Ik zei u net al op basis waarvan ik dat heb gedaan. Ik ben blij dat de Raad van State mij gelijk heeft gegeven. Het moskeebestuur is zelf naar de Raad van State gestapt. De Raad van State vindt de intrekking van de erkenning een terechte beslissing.
Ze aanvaarden ook niet dat erkende lokale geloofsgemeenschappen en hun bestuursleden actief maatschappelijke polarisatie promoten. De Raad van State maakte heel wat redeneringen.
Ik verwijs ook nog eens naar de brief die het bestuur van de desbetreffende Fatihmoskee aan mij heeft bezorgd in het kader van de procedure tot opheffing van de erkenning. Ook de Raad van State oordeelt in het arrest dat die brief wel degelijk de Fatihmoskee en de erkenning ervan de nek heeft omgedaan.
In uw tweede vraag verwijst u naar allerlei schandalen waarover u al eerder vragen stelde: schandalen met betrekking tot die erkende moskee waar iemand imam zou zijn geweest die daarna in Syrië is gaan vechten en met betrekking tot andere moskeeën. Ik heb op die vraag al verschillende keren geantwoord, zowel in commissievergaderingen als op schriftelijke vragen.
In tegenstelling tot de zaak van de Fatihmoskee in Beringen had en heb ik in de andere dossiers momenteel niet voldoende concrete of zwaarwichtige elementen om een dossier tot opheffing van de erkenning te kunnen opstarten. U weet ook dat een erkenning van een moskee individueel gebeurt. Het is niet zo dat dit ‘en masse’ gebeurt, bijvoorbeeld dat alle dossiers met betrekking tot Diyanetmoskeeën tegelijkertijd zouden worden goedgekeurd. Het is dan natuurlijk ook logisch dat een procedure opstarten tot opheffing van een erkenning individueel, moskee per moskee, gebeurt en niet omdat ze tot Diyanet behoren.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar de hervorming van de erkenningsprocedure? De studie is zo goed als afgerond. Op 10 december 2018 vond een laatste stuurgroepvergadering plaats. De onderzoekers van de KU Leuven hebben laten weten dat ze het definitieve eindrapport in de loop van januari 2019 zullen opleveren. Voorzitter, het is interessant om met de commissieleden, die dit rapport ook zullen krijgen, hierover van gedachten te wisselen, al dan niet in aanwezigheid van de onderzoekers. Het is aan de commissie om dat te regelen.
Mijnheer Janssens, in uw laatste vraag verwijst u naar het feit dat ik stel dat de betreffende moskee zijn legitimiteit kwijt is, maar dat de burgemeester zegt er toch mee aan de slag te gaan. Dat de erkenning van een lokale geloofsgemeenschap opgeheven is als gevolg van zeer gegronde redenen waarin ik ook ben gevolgd door de Raad van State, betekent uiteraard niet dat die geloofsgemeenschap of moskee gewoon uit de stad zal verdwijnen. U weet dat er in Vlaanderen slechts 27 erkende moskeeën zijn, maar dat er veel meer niet-erkende moskeeën zijn. Ik vind het dan ook niet abnormaal dat burgemeesters contacten met al die moskeeën, al dan niet erkend, onderhouden, al was het maar om te voorkomen dat zaken die zich in het verleden in de desbetreffende moskee hebben afgespeeld, zich in de toekomst blijven voordoen. Ik vind het helemaal niet abnormaal dat een burgemeester contact blijft houden met alle verenigingen op zijn grondgebied, niet alleen met moskeeën of geloofsgemeenschappen, maar met alle verenigingen. Op die manier kan worden geanticipeerd op eventuele problemen.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, u hebt inderdaad altijd beweerd dat de intrekking van de erkenning van de Fatihmoskee in Beringen gebaseerd is op een rapport van de Staatsveiligheid dat specifiek over die moskee ging. Dat is correct. Dat rapport bestaat en ik heb het zelf ook gelezen.
Aan de andere kant heb ik altijd beweerd dat ik vind dat u voldoende elementen hebt om voor alle moskeeën die behoren tot het Diyanetnetwerk, zij het individueel, zij het collectief, een procedure op te starten tot intrekking van de erkenningen. Er zijn niet alleen de rapporten van de Staatsveiligheid uit het verleden. Er is nu ook het activiteitenverslag 2017-2018 van de Staatsveiligheid. Mocht u het nog niet hebben gelezen, dan raad ik u de lectuur ervan aan, niet alleen met betrekking tot Diyanet maar ook tot Milli Görüs.
In dat activiteitenverslag zegt de Staatsveiligheid inzake Diyanet: “Naar het voorbeeld van de AKP die aan de macht is sinds 2002 lijkt ook Diyanet de islamistische weg te zijn ingeslagen en haar standpunt over bepaalde maatschappelijke thema's te hebben verhard. Dat is voor kort ook gebleken door inmengingsactiviteiten in het Belgische binnenlandse beleid.” Dat is een zeer duidelijke veroordeling van dat netwerk.
Over Milli Görüs zegt de Staatsveiligheid dat “het aan de basis ligt van het Turkse politiek islamisme en dat de federatie bekend staat voor haar pro-AKP- en pro-Erdogan- houding”.
Ondertussen zien we dat in Vlaanderen nog steeds twaalf erkende Diyanetmoskeeën en vier erkende Milli Görüs-moskeeën actief zijn, die dan ook nog eens via de provincies op basis van het Vlaamse decreet gesubsidieerd worden met belastinggeld.
Minister, ik vind dat een ongerijmdheid in uw handelen met betrekking tot deze dossiers. Eenzelfde argumentatie die zowel slaat op het Diyanetnetwerk als op de Milli Görüs-moskeeën leidt in het ene geval tot intrekking van de erkenning van één moskee en in het andere geval tot het met rust laten en erkend blijven van de twaalf andere Diyanetmoskeeën en vier Milli Görüs-moskeeën. Dat is een discrepantie die ik niet begrijp, want ik denk dat het duidelijk is – zeker ook als je het activiteitenverslag van de Staatsveiligheid van het voorbije jaar erop naslaat – dat in al die moskeeën de erkenningsvoorwaarden niet meer worden nageleefd. In mijn ogen hebt u voldoende elementen om over te gaan, zij het individueel, zij het collectief, tot intrekking van de erkenning van de moskeeën.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, we hebben allemaal het arrest van de Raad van State gekregen, tientallen pagina’s waarin pagina per pagina wordt beschreven hoe de procedure correct verlopen is – niet dat wij daaraan getwijfeld hebben. Het enige punt dat ik interessant vind aan deze vraag is uiteraard het punt over de erkenningsvoorwaarden. We hebben het er hier al vaak over gehad. De studie van de KU Leuven hebt u maanden geleden al aangekondigd. Ik was uiteraard ook benieuwd naar de resultaten daarvan. Als u zegt dat er heel recent stuurgroepvergaderingen zijn geweest, verwacht ik ook dat wij de resultaten ervan hier zullen kunnen bespreken. Alles wat door mijn collega wordt aangehaald, zal immers aan de hand van die studie kunnen worden bijgestuurd, denk ik, hoop ik. Mijn vraag is dan ook gericht aan de commissievoorzitter. Kunnen wij een verslag van dat rapport krijgen en een moment waarop dat hier kan worden besproken?
De minister heeft daarnet gezegd dat ze dat ter beschikking wil stellen. Misschien kan dat dan naar alle leden van de commissie worden doorgemaild. We zullen dat verder bespreken bij de regeling van de werkzaamheden.
Minister Homans heeft het woord.
Het rapport werd dus ook nog niet opgeleverd aan ons. Wij hebben gewoon een eindbespreking gehad in een werkgroep. De onderzoekers hebben beloofd het in januari op te leveren. Dan moeten wij daar natuurlijk ook wel beleidsconclusies aan koppelen, want het is de bedoeling dat de regelgeving wordt aangepast, zowel qua criteria op basis waarvan men erkent, als qua handhaving: hoe ga je dat beter kunnen doen? Uiteraard lijkt het mij zinvol – ik heb het zelf aangeboden – om dat in deze commissie uitgebreid aan bod te laten komen.
Collega Janssens, ik heb u al uitgelegd dat je een moskee individueel erkent en niet collectief. De opheffing van de erkenning gebeurt dus ook individueel en niet collectief. U verwijst naar een activiteitenverslag van de Staatsveiligheid. Uiteraard heb ik dat ook gelezen, maar een activiteitenverslag is iets totaal anders dan een echt rapport van de Staatsveiligheid over een desbetreffende problematiek. Als het niet iets anders zou zijn geweest, mijnheer Janssens, zou dat ook niet publiek zijn. U weet hoe moeilijk het is, toch op Vlaams niveau, om aan concrete rapporten van de Staatsveiligheid te geraken. Dat activiteitenverslag staat voor iedereen open en bloot te lezen, als u daar tenminste zin in hebt. En ik neem aan dat u daar wel een bijzondere interesse in hebt. Wij lezen dat ook. Maar dat is dus iets anders dan een concreet rapport.
Ik wil afsluiten met uw opmerkingen over de vier moskeeën van Milli Görüs die zijn erkend. U weet dat voormalige minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon een onderzoek heeft gevraagd aan de Staatsveiligheid. Wij hebben ons licht nog eens opgestoken, en dat onderzoek is er nog niet, maar ik hoop dat zijn opvolger, Pieter De Crem, daar achter zal blijven zitten en dat dat onderzoek zo snel mogelijk zal worden opgeleverd. Als daar bezwarende elementen over een van de vier of misschien alle vier de Milli Görüs-moskeeën in zitten, zal ik ook daar mijn verantwoordelijkheid nemen. Maar ik wacht het rapport van de Staatsveiligheid af.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik begrijp niet wat u nog meer nodig hebt dan alleen maar dat activiteitenverslag van de Staatsveiligheid, dat inderdaad voor iedereen ter inzage ligt en waarin duidelijk staat dat zowel Diyanet als Milli Görüs in België de weg van het islamisme is ingeslagen. En toch zien wij dat moskeeën die behoren tot die islamistische – niet islamitische, maar zelfs islamistische – netwerken, blijvend erkend worden en dus gesubsidieerd worden in Vlaanderen. Ik vind dat niet alleen opmerkelijk, maar zelfs stuitend, omdat dat islamisme een ideologie propageert die haaks staat op onze democratische rechtsstaat. En die democratische rechtsstaat is toch een van de belangrijkste elementen uit de erkenningsvoorwaarden. U hebt daar helemaal geen onderzoek of bijkomende studie voor nodig. Als u dat vaststelt, moet u daar gewoon de logische conclusie aan koppelen dat de erkenningsvoorwaarden in die moskeeën niet meer nageleefd worden en dat die wat mij betreft dus ook hun erkenning niet meer kunnen behouden.
U zegt dat u daarin uw verantwoordelijkheid neemt. Ik vind dat u in dezen zeer ongerijmd optreedt en dat u ten aanzien van die twaalf andere Diyanetmoskeeën, maar zeker ook de vier Milli Görüs-moskeeën, uw verantwoordelijkheid absoluut niet neemt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.