Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Potter heeft het woord.
Minister, op 25 januari van dit jaar organiseerde de Europese Commissie een Europese onderwijstop, die de basis moest leggen voor een zogenaamde Europese onderwijsruimte. Heel wat ministers van Onderwijs en onderwijsexperten namen deel aan deze conferentie. Een van de conclusies was dat er nood is aan een versterking van de Europese identiteit en ontwikkeling via onderwijs en cultuur, met een versteviging van het Erasmusprogramma als basis.
Het Erasmusprogramma, dat sinds zijn start jaar na jaar meer deelnemers aantrekt, stimuleert jaarlijks over heel Europa ongeveer 660.000 studenten om aan internationale mobiliteit te doen. De grootste groep daarvan, ongeveer de helft, bestaat uit studenten uit het hoger onderwijs. Daarnaast komt zo’n 15 procent van de deelnemers uit een beroepsopleiding en bestaat 20 procent uit docenten, leerkrachten en onderwijspersoneel.
Tien maanden na die Europese onderwijstop hebben de Europese onderwijsministers hun eerdere beloftes in een eerst reeks van concrete acties omgezet. In de marge van het overleg met uw Europese ambtgenoten liet u weten dat er een consensus was om het nieuwe Erasmus+-programma in de steigers te zetten, met als uitgangspunten: een substantiële stijging van het budget en een verhoogde focus op de internationale uitwisseling van leerkrachten, studenten algemeen secundair onderwijs en leerlingen uit het beroeps- en secundair onderwijs, en extra financiële steun voor kwetsbare jongeren.
Om die beoogde mobiliteitsstijging in het Europese onderwijsveld te verkrijgen, stelt de commissie voor om het budget voor Erasmus+ op te trekken tot 30 miljard euro. Daardoor kunnen 12 miljoen Europeanen in de periode 2021-2017 in het buitenland studeren en extra levenservaring opdoen. Dat is een verdubbeling van het huidige Erasmusbudget en een verdrievoudiging van het huidige aantal deelnemers aan het programma.
Voor Vlaanderen betekent dit dat gedurende die periode jaarlijks zo’n 30.000 deelnemers een buitenlandse ervaring zouden kunnen opdoen. Ook dat is een verdrievoudiging van het huidige aantal Vlaamse Erasmusdeelnemers.
Minister, welke budgettaire engagementen zijn al definitief genomen? Kunt u die verduidelijken?
Welke procedure moet nog worden doorlopen? Ik meen begrepen te hebben dat er nog een heel traject moet worden afgelegd.
Welke flankerende maatregelen zult u nemen om de beoogde verhoging van het aantal Erasmusstudenten tegen 2021 te bereiken?
Welke stappen zult u zetten om naast de verhoogde uitstroom een verhoogde instroom van Erasmusdeelnemers te faciliteren?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Potter, ik wil u in eerste instantie bedanken voor deze vraag omdat hij mij de mogelijkheid biedt om verslag uit te brengen van een belangrijk dossier, dat aan bod kwam op de Raad van Ministers van Onderwijs van de Europese Unie van 26 november.
In overeenstemming met de beurtrol is Vlaanderen dit en volgend semester woordvoerder voor België. Het akkoord van de Raad van Ministers van Onderwijs van 26 november 2018 voorziet in de aanname van het voorstel van de commissie voor Erasmus+ voor de periode 2021-2027.
In de verordening staan de grote lijnen en principes van alle inhoudelijke aspecten voor het toekomstige Erasmus+-programma, behalve het budget en enkele andere horizontale aspecten die dus ook moeten worden geregeld voor andere programma’s. Daarom spreken we officieel van de ‘partiële algemene oriëntatie’.
Wat het budget betreft, heeft de commissie begin mei van dit jaar een initieel voorstel gedaan voor een nieuw meerjarig financieel kader (MFK). Binnen dit MFK stelt de commissie voor om de begroting voor Erasmus+ te verdubbelen tot ongeveer 30 miljard euro voor de nieuwe programmaperiode. Vlaanderen en België staan positief tegenover de forse versterking van het Erasmus+- programma.
Het finale budget voor Erasmus+ 2021-2027 is nog niet gekend waardoor er ook nog geen uitspraken kunnen worden gedaan over de bedragen die aan de afzonderlijke actielijnen zullen worden toegekend. Voor onderwijs zijn echter alle inhoudelijke aspecten van het toekomstige programma behandeld en goedgekeurd door de ministers. Nieuwe klemtonen hierin zijn onder andere meer aandacht voor technisch en beroepsonderwijs, verruiming van de doelgroep naar algemeen vormend onderwijs, maatregelen voor meer (ook financiële) inclusie, en stimuleren van samenwerking in het hoger onderwijs met de Europese universiteiten.
Vanuit België hebben we samen met een hele reeks lidstaten, op initiatief van Frankrijk, nog een bezwaar geopperd over de zogenaamde gedelegeerde handelingen waarbij volgens ons de commissie te veel de mogelijkheid krijgt om alleen beslissingen te nemen over bijvoorbeeld de indicatoren voor opvolging van de uitvoering van het programma.
De beslissing over de totale toekomstige begroting van de Europese Unie is een aangelegenheid van de Europese ministers van Financiën, maar uiteindelijk van de Europese Raad van staatshoofden en regeringsleiders. De onderhandelingsprocessen zijn lopende maar er kan ten vroegste een beslissing verwacht worden tegen april 2019.
Er zijn ook signalen dat een definitieve beslissing voor het najaar zou kunnen zijn, maar dat is op dit ogenblik nog niet duidelijk.
Eens het MFK is aangenomen, kan men binnen het Onderwijscomité verder debatteren over het budget dat men aan het nieuwe programma en aan de afzonderlijke actielijnen wil toekennen. Ondertussen bespreekt ook het Europees Parlement het voorstel van verordening voor Erasmus+. Het nieuwe programma moet in ieder geval ingaan met het school- en academiejaar 2021-2022.
Wat zijn nu de flankerende maatregelen? In het lopende Erasmus+-programma stijgt ieder jaar het EU-budget. Hierdoor kunnen we ook in Vlaanderen aan meer individuen kansen bieden om deel te nemen aan de mobiliteit. Dat blijkt ook uit de cijfers. Zo stijgt alleen al het aantal individuele deelnemers in het kader van leermobiliteit van 9853 in 2016 naar 11.194 in 2018. Dat is een toename van 1341 of van 14 procent.
Om de gelijke kansen voor de deelname van studenten uit het hoger onderwijs te bevorderen, kent Vlaanderen jaarlijks een extra budget van een half miljoen euro toe aan het nationaal agentschap van het Erasmus+-programma, de vzw Epos. Hiermee financieren we onder andere een verhoging van de mobiliteitsbeurzen voor beursstudenten.
Zodra het nieuwe programma voor 2021-2027 op punt staat en de budgetten gekend zijn, kunnen we in Vlaanderen bekijken in welke cofinanciering kan worden voorzien.
De commissie wil overigens met de verdubbeling van het budget een verdrievoudiging realiseren van het aantal deelnemers. Dit kan onder andere door in te zetten op een ruimere doelgroep, kortere periodes in het buitenland en aangepaste financiële steun, bijvoorbeeld volgens socio-economische status (SES).
De instroom van Erasmusdeelnemers bedraagt nu ongeveer de helft van de uitstroom. Het zijn de studenten uit partnerinstellingen van de Vlaamse instellingen die beslissen in welke landen ze hun Erasmus+-studie of -stage willen doen. Daarbij is een adequaat aanbod van anderstalige opleidingen ook een basisvoorwaarde.
Dat uitstroom en instroom niet in evenwicht zijn, komt ook doordat onze onderwijsinstellingen zeer actief zijn en in verhouding veel studenten uitzenden – waardoor Vlaanderen ook een grotere return uit het programma haalt.
Om meer studenten aan te trekken uit de landen ook van buiten Europa, steunt het departement Onderwijs en Vorming de initiatieven van Study in Flanders die het Vlaamse hoger onderwijs promoten. Die promotie gebeurt door deel te nemen aan informatiebeurzen voor hoger onderwijs in het buitenland en door het geven van eigen toelagen voor inkomende studenten zoals de Master Mind Scholarships.
De heer De Potter heeft het woord.
Minister, dank u voor het uitgebreide antwoord. Ik verwelkom in elk geval de voorstellen en intenties van de commissie, en ook uw positieve engagementen over dit Erasmus+-programma, toch wel een van de belangrijkste en meest succesvolle Europese programma’s die we kennen. Ik deel de stelling van diegenen die zeggen dat we meer moeten investeren in het programma. Hoe meer er kan worden geïnvesteerd in internationale studentenmobiliteit, hoe beter dat ook is voor de studenten. Het staat niet alleen goed op het cv, het zorgt ook voor een grotere zelfstandigheid: men leert leven in een anderstalige context, men leert andere culturen kennen enzovoort.
Maar ik begrijp natuurlijk dat er nog een heel traject af te leggen is en dat we misschien in het voorjaar van volgend jaar gaan weten waar het budget zal landen. Dat zal uiteraard de belangrijkste oefening zijn, waarna we in Vlaanderen kunnen zien welke cofinanciering we daartegenover gaan stellen. Dus ik roep op om dit programma te blijven steunen en op een positieve manier naar Europa te communiceren dat wij dit een belangrijk programma vinden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.