Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, uit het jaarverslag 2017-2018 van CLBch@t blijkt dat er, vergeleken met het voorgaande schooljaar, een duidelijke stijging is van het aantal vragen over zelfdoding, zelfverwonding, lichamelijke gezondheid en misbruik. Er werden 49 procent meer gesprekken over die thema’s genoteerd. Ten opzichte van het totale aantal gesprekken werd er een stijging van 36 procent opgemerkt. Dertig medewerkers werden bovendien gevormd door collega’s van de hulplijn Zelfmoord 1813 om de signalen van gebruikers van CLBch@t te herkennen en te interpreteren.
De cijfers die het jaarverslag aanhaalt, zijn zorgwekkend. Zelfs als we ze in de context plaatsen van het recente bestaan van CLBch@t, waardoor we geen evolutie op lange termijn kunnen waarnemen, kunnen we bij die cijfers niet onbewogen blijven.
Minister, hoe interpreteert u de vaststellingen uit het jaarverslag? Kan er meer verduidelijking worden gegeven bij de cijfers?
Welke concrete aanpak is mogelijk? In welke mate worden de netten en koepels betrokken? Zal er ook overleg worden gepleegd met uw collega van Welzijn, Jo Vandeurzen?
In welke mate zullen de hervormde lerarenopleidingen aandacht hebben voor het welbevinden van leerlingen?
Preventie is evenzeer van belang. Welke initiatieven acht u daar mogelijk, startend vanop jonge leeftijd, mogelijk het kleuteronderwijs?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega De Ro. Dit is een heel gevoelige vraag. De stijgende cijfers over zelfdodingsgedachten in het jaarverslag van CLBch@t liggen spijtig genoeg in lijn met de signalen die ook de Zelfmoordlijn heeft over de stijging van het aantal meldingen. Gelukkig wil dat niet zeggen dat er ook effectief meer zelfdodingen plaatsvinden. In het laatste rapport met de Vlaamse suïcidecijfers, van 2017, zien we een lichte daling voor Vlaanderen.
Het feit dat de cijfers over zelfdodingsgedachten bij de CLBch@t stijgen, maakt duidelijk dat de chat een waardevol en zeer eigentijds kanaal is voor Vlaanderen. Het geeft leerlingen en hun ouders de mogelijkheid om hulp te zoeken en met iemand te kunnen praten over wat hen bezighoudt. Het is goed dat men de weg naar professionals weet te vinden.
Ik was vorige week overigens aanwezig op de slotshow van de Rode Neuzen, waar ik enorm veel mensen heb gesproken, ook over het feit dat we zo weinig praten over wat ons bezighoudt. Op zich is CLBch@t een schitterend instrument om dat meer bespreekbaar te maken.
Daarnaast verwacht ik wel van scholen dat ze een veilige en betrokken plek zijn voor leerlingen, waar ruimte is om te praten over je emoties en gevoelens. Ik hoor bijzonder sterke getuigenissen van onder andere de Vlaamse Scholierenkoepel, die daar met hun project ‘Conflixers’ op inzetten. Scholen voorzien bijvoorbeeld in een ruimte waar leerlingen elkaar kunnen ontmoeten en waar je in alle rust en vertrouwen met elkaar kunt praten.
De Rode Neuzencampagne is daarvoor zeer dankbaar. De opbrengt van de acties zal ingezet worden in scholen. Er hebben zich ondertussen al 470 scholen als ‘Rode Neuzenschool’ geregistreerd. Dat betekent dat ze zich engageren rond de thematiek, dat ze een aanspreekpunt zullen aanduiden, dat ook het team zal deelnemen en dat er in een veilige plek op school wordt voorzien waar leerlingen zich kunnen terugtrekken als ze daar nood aan hebben.
Ik zet in mijn beleid erg in op de ketenaanpak, door middel van samenwerking tussen actoren. Dat begint bij de school en de leraar, maar van daaruit kan ook gekeken worden naar professionele hulp in de geestelijke gezondheid, mocht dat nodig zijn. De chat is daarin een belangrijke en veilige schakel. De CLBch@t is een netoverstijgend initiatief. Alle netten en koepels zijn daarbij dus al betrokken. Ik ondersteun dit initiatief nu voor het tweede jaar, met een subsidie van 129.000 euro.
De CLBch@t heeft zelf linken gelegd met het beleidsdomein Welzijn, vooral om te werken aan de professionaliteit van de CLB-medewerkers. Ook op het Vlaamse beleidsniveau is er overleg met collega Vandeurzen. In het kader van het actieplan rond suïcidepreventie organiseert hij een Vlaamse werkgroep suïcidepreventie. Die komt op geregelde tijdstippen samen met experten, zoals het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) en onderwijsactoren, en houdt ook de vinger aan de pols, mochten er bijkomende inspanningen nodig zijn.
De hervormde lerarenopleidingen werken toe naar de basiscompetenties van leraren. Die werden voor alle lerarenopleidingen geactualiseerd door de Vlaamse Regering. De functionele gehelen blijven behouden, zo ook functioneel geheel 2, ‘de leraar als opvoeder’, waarin dus ook aandacht is voor het welbevinden.
We hebben in deze legislatuur nog meer kapstokken gerealiseerd waarmee scholen ook preventief aan de slag kunnen. Er is het decreet Leerlingenbegeleiding. U weet dat een goede leerlingenbegeleiding een oprichtingsvoorwaarde geworden is. We hebben ook de CLB’s hervormd naar systematische contacten. Voor mij is daar het allerbelangrijkste dat het medisch onderzoek niet meer puur gericht is op het fysieke, maar ook op het welbevinden en de gemoedsgesteltenis van de leerling.
En dan heb je ook nog de eindtermen, waar gezondheid, zelfbewustzijn en sociaal-relationele componenten vervat zitten in de sleutelcompetenties.
De heer De Ro heeft het woord.
Als je dat stuk van het jaarrapport leest, dan staat dat in schril contrast met de tussenkomst van de fractieleider van de kleinste partij gisteren in de plenaire vergadering bij de bespreking van de eindtermen. Hij begon met te zeggen dat voor zijn fractie, voor zijn partij al die blabla – ik zeg het met mijn eigen woorden – over welbevinden … en dat het in onderwijs eigenlijk alleen zou mogen gaan over kennis.
Ik maak van deze vraag gebruik om alle teams van de CLB's te bedanken. Er zijn tientallen mensen die meewerken aan CLBch@t, aan dit redelijk recente maar zeer nodige initiatief. Als je de cijfers ziet en hun manier van werken bekijkt, dan sluit dit aan bij de leefwereld van jongeren.
Ik heb nog een bijkomende vraag, maar u mag mij het antwoord ook schriftelijk overmaken. Bestaan er cijfers over hoeveel van de jongeren die CLBch@t bereiken, nadien doorstromen, vanuit de draaideurfunctie van de CLB's, richting welzijn en richting instellingen binnen de jeugdzorg?
De heer Daniëls heeft het woord.
Dit is inderdaad een belangrijk thema in scholen. Ik wil hierbij drie zaken aanhalen.
Ten eerste, vroegdetectie. Hoe sneller we detecteren dat jongeren op een dermate manier met zichzelf in de knoop zitten en dat ze nood hebben aan ondersteuning, hoe sneller we met ambulante hulp verder kunnen en we niet moeten gaan naar vrij ingrijpende en –vergeef mij het woord, maar het hangt ermee samen – dure ingrepen. ‘Duur’ in de zin van investering van de jongere, van het gezin maar ook van de maatschappij. Vroegdetectie is belangrijk omdat we dan sneller kunnen ingrijpen. CLBch@t is laagdrempelig omdat we op die manier jongeren sneller kunnen ‘vastgrijpen’. Het is ook niet onbelangrijk om CLBch@t nog meer bekend te maken, ook al weet ik niet juist hoe dat kan. Het nummer van de Zelfmoordlijn bijvoorbeeld komt in beeld in het nieuws of andere programma's als het onderwerp aan bod komt. Op die manier zouden we CLBch@t ook nog meer kunnen bekendmaken.
Ten tweede pleit ik heel sterk voor weerbaarheid van onze jonge mensen, en dat zit ook in onze nieuwe eindtermen. Vroeg of laat komen we allemaal in een situatie waarin we het niet evident zullen hebben. Opgroeien zonder vallen en opstaan, zonder builen, zullen we niet meemaken. Dat is niet de weg van de minste weerstand, maar jongeren moeten leren omgaan met tegenslagen en zaken die niet lukken. Daarom zitten in de eindtermen én kennis, én vaardigheden, én attitudes, én weerbaarheid, én sociale zelfredzaamheid, én psychisch welbevinden. Het ene is niet het meerdere van het andere, maar het is een nevenschikking.
Tot slot, minister, heb ik nog een vraag. Stromen de gegevens tussen CLBch@t enerzijds en de centra voor geestelijke gezondheidszorg anderzijds automatisch door? Scholen hebben een leerlingenvolgsysteem, vertrouwens- en zorgleerkrachten die gegevens verzamelen. Vervolgens legt het CLB een eigen dossier aan. Vervolgens komt er dan een aanmelding en een indicatiestelling voor de toegangspoort in het kader van de integrale jeugdhulpverlening, waar nog eens hetzelfde gebeurt. Hoe stromen die gegevens automatisch door?
Minister Crevits heeft het woord.
In het jaarverslag van de CLB’s staat op welke manier het CLB in dit verband een draaischijffunctie heeft. Ik heb het verslag niet bij mij, maar u kunt dat raadplegen. Mijnheer De Ro, u zult het dus zelf kunnen vinden.
Mijnheer Daniëls, ik weet niet of de doorstroming wordt gerapporteerd in het jaarverslag. Zo neen, dan moet ik dat opvragen. Ik weet wel dat het gebeurt en dat het wordt doorgegeven. Dat is ook eigen aan de samenwerking.
Ik zeg dat niet zo vaak, mijnheer Daniëls, maar ik ben bijzonder blij met het eerste deel van uw tussenkomst. Ik weet dat u heel hard op allerlei fora de nadruk legt op kennis en kennisvaardigheden. Ik ben blij dat u ook erkent dat ook persoonlijkheidsvorming in het onderwijs even belangrijk is, en dat die twee zaken naast elkaar staan. In deze tijden moeten we dat ook beklemtonen.
De jongeren die ik gesproken heb naar aanleiding van Rode Neuzen Dag, hebben me ook doen inzien dat heel veel jongeren op zoek zijn en dat heel veel jongeren bij problemen sneller een leerkracht gaan raadplegen dan hun ouders, tot spijt van wie het benijdt. Dat kan vreemd klinken, maar het is de realiteit, en we moeten ervoor zorgen dat onze leerkrachten ook de kans krijgen en de ruimte hebben om die taak te vervullen, als dat nodig is. Het is een onderdeel van de opdracht die een leerkracht vervult.
De heer Cordy heeft het woord.
Het gaat om een band die minder emotioneel is. De ouders maken deel uit van iemand die opgroeit, niet in een negatieve of positieve zin. De leerkracht staat iets verder en psychologisch gezien is dat een normaal opgroeiverschijnsel. (Opmerkingen van Hilde Crevits)
De vraag om uitleg is afgehandeld.