Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, wij herinneren ons allemaal de heisa die er vorig jaar geweest is omtrent de verklaringen van de inspecteur islamonderwijs, waarbij zij verklaarde dat de handboeken die gebruikt werden tijdens de lessen, letterlijke vertalingen waren van Turkse islamhandboeken. U hebt daar toen op gerepliceerd dat u erop zou toezien dat alles volgens de regels verliep.
Nadien hebben we ook nog de heisa gehad rond de website van de islamleerkrachten, waarbij collega Daniëls aan de alarmbel heeft getrokken. Op die website stonden bijzonder vrouwonvriendelijke commentaren. We hebben dat vanuit onze fractie toen aangeklaagd, en die pagina is toen vervangen door een andere website, die gecontroleerd werd door de Moslimexecutieve: www.centrumislamonderwijs.be.
Als we gaan kijken naar die website, dan vinden we onder de rubriek Media ook heel wat uitleg over de gebruikte handboeken, en we lezen daar dat de inspecteur het volgende verklaart: “De inspecteurs-adviseurs zijn van mening dat deze handboeken duidelijk beantwoorden aan de bestaande behoefte binnen het islamonderwijs in Vlaanderen. Het gebruik van deze handboeken tijdens de lessen islamitische godsdienst wordt dan ook sterk aangeraden door de inspecteur-adviseurs.”
We zijn die handboeken eens gaan bestuderen, en daar staan uiteraard heel wat goede zaken in. Maar wat mij heel hard opviel, is dat telkens opnieuw dezelfde foto wordt gebruikt in die handboeken. Als het gaat over de goede, de positieve zaken in het leven, dan wordt een foto van een meisje met een hoofddoek gebruikt. Ik heb daar een kopie van genomen en meegebracht. Maar wanneer het gaat over conflicten, over de slechte dingen in het leven, dan zien wij steevast meisjes verschijnen die westerse kledij dragen, die jeans dragen, en die een witte huidskleur hebben. Dus ik zie daar toch wel een redelijk zwart-witverhaal.
Als het iemand is die een rolstoel voortduwt, dan draagt die persoon een hoofddoek. Als het gaat over pestgedrag, dan zijn het westers geklede meisjes. Als het gaat over meisjes die zich beter voelen dan anderen, dan gaat het weer over westerse kledij. Dat is toch wel redelijk opvallend. Ook als we kijken naar de handboeken voor de lagere school, dan wordt in het thema geloof zeer vaak gewezen op de erge straffen die een zondaar te wachten staan bij het einde der tijden. De verhalen die ons vorig jaar bereikten over moslimkinderen die angstig waren, waren dus helemaal niet uit de lucht gegrepen.
Minister, kunt u even stilstaan bij de controle van de handboeken die in ons onderwijs worden gebruikt? Moet een handboek islamonderwijs aan bepaalde criteria voldoen?
Ik heb ook vastgesteld dat telkens dezelfde naam onder die handboeken staat. Deontologisch gezien mag een lid van de inspectie niet deelnemen aan het opstellen en verdelen van handboeken. Hier vinden we op ieder handboek de naam Hacer Düzgün als coördinator van het project en medeauteur. Wat is uw visie op en standpunt over deze situatie?
Wat is uw standpunt over de inhoud die in deze handboeken naar voren wordt geschoven?
Kunt u uw visie geven op de beelden die ik heb getoond en die meermaals terug te vinden zijn in deze handboeken?
Plant u zelf nog maatregelen om de uitgevers van handboeken eventueel een houvast te bieden, te controleren en bij te sturen wanneer bepaalde afwijkingen worden vastgesteld? Zult u stappen ondernemen tegen de beelden en uitspraken die in deze handboeken zijn gebruikt?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Sminate, deze vraag is eerder al in een andere context gesteld, onder andere door mevrouw Brusseel. Het ging toen niet over de voorbeelden die u meldt maar over handboeken waarin bijvoorbeeld altijd heel stereotiepe beelden voorkomen van het gezin, of over de relatie tussen een jongen en een meisje maar bijvoorbeeld nooit de relatie tussen twee meisjes of twee jongens. Er is nog heel veel werk aan de winkel wanneer het gaat over het doorbreken van stereotypen in handboeken.
Als minister van Onderwijs schrijf ik die boeken niet zelf, ik kies ook geen beelden. Ik zal een aantal basisbeginselen van ons Vlaams onderwijs toelichten. U kent die wellicht want u hebt zelf nog les gegeven.
De inhoudelijke sturing van ons onderwijs gebeurt via de eindtermen. We hebben daar gisteren een belangrijke bijdrage toe geleverd met de goedkeuring van de eindtermen in het parlement. Daarmee bepaalt de overheid wat er moet geleerd worden. Hoe dat gebeurt, met welke didactiek maar ook met welke lesmaterialen, behoort tot de opdracht van de schoolteams of van de leraren. Het is dus perfect mogelijk dat leraren hun eigen lesmaterialen ontwikkelen. De vrijheid is niet onbeperkt maar wij werken niet met verplichte handboeken of met een lijst van boeken die een stempel van de overheid gekregen hebben met het ‘nihil obstat’.
Betekent dit dan dat leraren en lerarenteams maar hun gang kunnen gaan en dat eender wat kan passeren? Uiteraard niet. Scholen zijn verplicht te werken met door de Onderwijsinspectie goedgekeurde leerplannen. Bovendien krijgen scholen regelmatig bezoek van de Onderwijsinspectie tijdens doorlichtingen. Indien bij die doorlichting blijkt dat de handboeken en cursussen er niet toe leiden dat de eindtermen behaald worden, kan de inspectie hierover een opmerking maken. U weet dat er een aantal voorwaarden zijn voor men onderwijs kan aanbieden, waaronder de gelijkheid tussen man en vrouw. Controle moet ervoor zorgen dat het lesmateriaal nooit in strijd is met die basisbeginselen.
De directie van een school heeft ook een belangrijke rol in de kwaliteitscontrole. De directeur kan toezicht houden op het lesmateriaal dat gebruikt wordt. Eventuele klachten van ouders over ongepast materiaal zullen de directie ook snel bereiken.
Wat ik tot nog toe geschetst heb, gaat enkel over het systeem voor de niet-levensbeschouwelijke vakken. Wat de levensbeschouwingen betreft, is het niet het parlement dat vastlegt wat de inhoud van het geloof is of welke doelen in het levensbeschouwelijk onderwijs moeten worden behaald. Die taak is weggelegd voor de zogenaamde erkende instanties. In onze regelgeving staat wel dat deze doelen niet in strijd mogen zijn met de internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen, de rechten van het kind en de eindtermen van andere vakken. Dit is controleerbaar.
Betekent het feit dat de overheid die doelen niet vastlegt dan dat een leraar eender wat kan doen? Uiteraard niet. Ook hier werkt men met leerplannen en ook hier voorziet onze regelgeving in toezicht, niet door de gewone Onderwijsinspectie maar door een korps van inspecteurs-adviseurs levensbeschouwelijke vakken.
Bovendien is ook hier de directeur weer een belangrijk sleutelfiguur. Voor de levensbeschouwelijke vakken hebben we in januari van dit jaar nog een decreet goedgekeurd, dat helder aangeeft dat de directeur de lessen levensbeschouwing kan bijwonen en de leerkracht kan evalueren op de gebruikte pedagogische methodes. Indien de directeur van oordeel is dat er zich een inhoudelijk probleem voordoet, kan hij contact opnemen met de levensbeschouwelijke inspectie. Ook als een directeur zich niet kan vinden in de gebruikte handboeken, kan die altijd contact opnemen met de inspectie levensbeschouwelijke vakken.
Via het nieuwe decreet op de eindtermen kan een directeur de lessen levensbeschouwing bijwonen en de leerkracht evalueren op de gebruikte pedagogische methodes. Als de directeur van oordeel is dat er zich een inhoudelijk probleem voordoet, kan deze contact opnemen met de levensbeschouwelijke inspectie. Het gebeurt dat een inspecteur-adviseur in gesprek gaat met een directeur wanneer deze twijfelt over de lesinhoud of de gebruikte handboeken. Problemen kunnen vaak worden uitgeklaard via dialoog.
Dus, mevrouw Sminate, een voorafgaandelijke censuur op lesmateriaal hebben we niet, maar er is wel toezicht op wat er in de klassen gebeurt.
Wat de vermelding van de naam op het handboek betreft, kan niemand in een situatie van rechter en partij worden gebracht. Het is niet oké dat iemand om commerciële redenen handboeken zou schrijven en leraren zou verplichten om die te gebruiken. Dat kan niet. Daarover bestaan bij de inspectiediensten ook afspraken. Ik begrijp uw zorg perfect, maar ik ga ervan uit dat er hier geen probleem is omdat leraren, en dat is echt gegarandeerd, altijd zelf kunnen kiezen welke materialen ze gebruiken. Als u indicaties zou hebben dat dit in bepaalde gevallen verboden zou worden, kunnen wij ingrijpen.
De aanstelling van de persoon in kwestie dateert van 1 januari 2017 en die handboeken zijn van door die datum. Op het moment dat mevrouw Düzgün samen met een reeks andere auteurs betrokken was bij de opmaak van lesmaterialen, was ze niet verbonden aan het korps van inspecteurs-adviseurs.
Mevrouw Sminate, u hebt een aantal voorbeelden gegeven met de vraag om mijn appreciatie uit te drukken over wat daar staat. Men kan de indruk krijgen dat er een aantal stereotypen in de handboeken vervat zijn. Zeker de voorbeelden die u geeft, wijzen daarop. Maar in die handboeken staan ook wel andere voorbeelden zoals een afbeelding van de zoon van profeet Mohammed met blond haar, een blonde jongeman die een moslimdame helpt. Ik ben de afgelopen jaren in zeer intens overleg gegaan met onze Vlaamse uitgeverijen, net om die stereotypen in de handboeken te vermijden. We moeten daar veel meer aandacht voor hebben. Ik ben daar zelf ook erg gevoelig voor.
Ik stel vast dat de huidige handboeken niet worden uitgegeven door een Vlaamse uitgeverij, maar in 2011 zijn uitgegeven door een Turkse uitgeverij. Misschien zijn die handboeken aan een update toe.
Ik heb gisteren al verteld dat we momenteel de leerkrachten over de leerplannen bevragen. De vraag is dan in welke mate de handboeken met betrekking tot de leerplannen zijn geüpdated en in welke mate de leerplannen actualisering behoeven. Ik denk dat dit een schakelmoment is om na te gaan of we ook met betrekking tot de handboeken geen stappen zouden kunnen zetten. Ik kan dat niet verplichten, maar ten gevolge van een dergelijke bevraging kunnen we in die situatie terechtkomen.
Het lesmateriaal is, om het zacht uit te drukken, niet meer van het jongste. Ik heb al meermaals bij de Moslimexecutieve op een actualisering van het lesmateriaal aangedrongen. Hierbij zou best een beroep worden gedaan op de expertise die in onze uitgeverijen aanwezig is. In tal van onze onderwijsinstellingen is enorm veel expertise aanwezig. Ik roep de stuurgroep in verband met de kwaliteit van het islamonderwijs regelmatig samen. Ik heb daar vernomen dat de Moslimexecutieve dit signaal ter harte neemt.
Mevrouw Sminate, ik hoop dat bij de start van het nieuwe schooljaar ook nieuwe handboeken ter beschikking zullen worden gesteld. Wat de door u aangehaalde stereotypes betreft, hoop ik ook dat er in die handboeken wat aandacht voor evenwichten in de voorbeelden zal zijn. Ik moet mijn bevoegdheden natuurlijk wel in alle bescheidenheid interpreteren.
Ik begrijp uw bezorgdheid. Zowel langs de Moslimexecutieve als langs de leerkrachten proberen we hier een impact op te hebben. U hebt dit probleem in het licht van het islamonderwijs geschetst, maar het probleem zit niet alleen daar. Dit probleem is ook te zien in handboeken die niet levensbeschouwelijk zijn. Er worden nog steeds een heel aantal stereotiepe voorbeelden gebruikt en daar kan nog beterschap in komen. Verschillende Vlaamse volksvertegenwoordigers hebben me daarover in het verleden al allerlei vragen gesteld en beterschap is zeker mogelijk.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreide antwoord. Ik ben enigszins optimistisch omdat u toch ergens hebt erkend dat er werk aan de winkel is. U of uw medewerkster heeft de door mij ontdekte stereotypes ook opgemerkt. Telkens ik u vragen om uitleg over dit thema stel, blijf ik echter met een frustratie zitten. Ik denk dat u die frustratie zelf ook voelt. U hebt zelf verklaard dat u op dit vlak in de woestijn bent toegekomen. Er was geen enkel werk verricht en u moet dat nu allemaal proberen recht te trekken.
Het komt eigenlijk altijd op hetzelfde neer. Het islamonderwijs wordt ingericht en wij hebben daar uiteindelijk zeer weinig impact op. Er wordt steeds verwezen naar de Moslimexecutieve, die daar een zeg in heeft, maar ik twijfel eraan of dit wel het juiste orgaan is en dat daar de juiste mensen zitten om het probleem recht te trekken. Op dat vlak ben ik dan weer redelijk pessimistisch. Indien we op dat orgaan moeten rekenen om het probleem op te lossen, zullen we nog vele jaren moeten wachten.
Ik reken er dan ook op dat u deze problemen zult blijven aankaarten. Ik kijk uit naar het moment waarop zal worden gesproken over de leerplannen en over het afstemmen van de handboeken op de leerplannen. Dan zal er een momentum zijn om de handboeken te updaten. Ik denk echter niet dat het probleem heel snel uit de wereld zal worden geholpen.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, u hebt het over klachten over het lesmateriaal gehad. We zullen er ons in deze commissie voor hoeden hier diep op in te gaan. Kritische ouders en leerlingen kunnen hier een rol in spelen. U moet zelf de oefening maar eens maken. Indien u ‘klachten over lesmateriaal’, ‘klachten over leerboeken’ of ‘klachten over schoolboeken’ googelt, verschijnt gelukkig een advertentie van de Vlaamse Ombudsman. Het gaat dan wel voornamelijk om klachten dat het lesmateriaal niet tijdig door bol.com of door Standaard Boekhandel aan huis is geleverd.
Als wij als Vlaams Parlement en u als minister de houding aannemen dat de Vlaamse administratie niet tussenbeide moet komen of daar wettelijk geen rol in moet spelen, moeten we misschien de rol spelen die we wel hebben, namelijk het beter informeren van ouders en leerlingen. U voelt me al aankomen, want dit is vroeger mijn passie en ook mijn beroep geweest.
Ik denk dat we dit heel duidelijk moeten maken. We krijgen niet enkel vragen over dit onderdeel van het onderwijs. Mevrouw Brusseel heeft het vroeger vaak gehad over lesmateriaal, gendertypering, stereotypes, de holebiproblematiek en het steeds opnieuw gebruiken van foto’s van witte kindjes in plaats van foto’s van de realiteit in heel wat steden en gemeenten. Er zijn op veel terreinen vragen gesteld over het gebruikte lesmateriaal, en kritische ouders en leerlingen kunnen een hefboom zijn om zaken te veranderen. Dat is al vaak zo geweest.
Mevrouw Sminate, op één vlak moet ik u wel bijtreden. De chronologie is ons net uitgelegd. De betrokken inspecteur-adviseur islamitische godsdienst heeft als auteur aan dat boek meegewerkt voor ze dat ambt heeft opgenomen. Dat klopt. Als we ouders en leerlingen vertellen dat ze bij de directeur terechtkunnen, moet die directeur nadien bij de inspecteur-adviseur islamitische godsdienst aankloppen. In dat geval ontstaat een heel moeilijke situatie. Er moet dan klacht worden neergelegd bij de persoon die het boek heeft geschreven. Aangezien ik zelf de zoon van een inspecteur-adviseur levensbeschouwelijke vakken ben, ken ik de situatie.
We moeten hier iets op vinden. Die klacht mag niet worden behandeld in de provincie waar die vrouw actief is en moet bij de coördinator of op een hoger niveau terechtkomen. We kunnen ook zeggen dat hiervoor de onderwijsinspectie mag worden gecontacteerd. Enige uitklaring zou goed zijn.
Ik wil hier nog aan koppelen dat bij onze fractie niet enkel opmerkingen over levensbeschouwelijke vakken of over islamitische godsdienst toekomen. Ook over de andere monotheïstische godsdiensten krijgen we de opmerking dat de teksten en het gebruikte lesmateriaal, zeker met betrekking tot thema’s als gelovigen versus niet-gelovigen, man-vrouwrelaties, holebi’s en relationele vorming, niet meer in orde zijn als we kijken naar de eindtermen die we gisteren hebben goedgekeurd. Ik hoop dat de eindtermen voor het basisonderwijs en voor de tweede en derde graad van het secundair onderwijs dezelfde lijn zullen bewaren. Ik hoop ook dat alle mensen die de handboeken voor levensbeschouwelijke vakken schrijven, goed zullen nagaan of hun lesmateriaal nog wel van deze eeuw en van deze tijd is.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Ro, eerst en vooral is die vrouw die nu tot de inspectie behoort, blijkbaar zelf van oordeel dat de handboeken wel mogen worden geüpdatet. Zij is gecontacteerd en het is niet zo dat zij hier met hand en tand aan vasthoudt. De handboeken dateren uit 2011 en de tijden zijn sindsdien veranderd. Dat is hopelijk een beetje een geruststelling.
Wat de informatiemogelijkheid betreft, mag u de ouders niet onderschatten. Ik krijg vrij veel van ouders. De sociale media zijn daar fantastisch voor. Mensen maken een fotootje van iets wat in een handboek staat en sturen dat rechtstreeks naar mijn mailbox. Ze vinden dat dan onverantwoord en vragen of dit nog kan in deze tijden. Ouders zijn best wel kritisch. (Opmerkingen van Jo De Ro. Gelach)
Mevrouw Sminate, zij zal haar eigen boek niet doorlichten. U hebt de grens duidelijk aangegeven. Als we naar de prentjes kijken, kunnen we niet zeggen dat er een inbreuk op het een of het ander in staat. Als we naar het geheel kijken, kunnen we echter wel zeggen dat het wat evenwichtiger kan. Als in een handboek het meisje altijd in de keuken werkt en de jongen altijd in de tuin werkt en als dat doorheen heel het handboek hetzelfde blijft, is dat volgens mij ook niet in orde.
Of de papa die in de fabriek aan de slag is en de mama die thuis is. Of altijd mama en papa, dat mogen ook eens twee mama's of twee papa's zijn. Daar moet gewoon globaal meer aandacht voor zijn.
Mevrouw Sminate, ik wil het een beetje uit de puur levensbeschouwelijke sfeer halen omdat het ook bij de andere handboeken niet altijd even oké is.
Mijnheer De Ro, ik wil gerust nog eens informeren. Maar u weet dat scholen graag handboeken bestellen. Ideaal zou zijn dan de handboekmakers naar aanleiding van de nieuwe eindtermen die er nu zijn, daar duidelijk aandacht voor hebben wanneer zij een nieuwe reeks handboeken maken. We hebben dat al met hen opgenomen. Idem dito, mevrouw Sminate, door de bevraging die we nu doen, kunnen we misschien ook daar de stap zetten.
U zegt dat ik beperkt ben, maar ik zal nooit een regering steunen die zelf de handboeken gaat schrijven. Dat gaat niet. Dat is de vrijheid van degenen die de handboeken maken. Dat is ook een deel de vrijheid van onderwijs. (Opmerkingen van Jo De Ro)
Ik zal geen rode lijnen trekken omdat je die dan misschien wel eens moet verschuiven.
In dat kader zitten we. Wel duidelijk, mevrouw Sminate, is dat ook uw volgehouden aandacht voor dit thema zaken in beweging brengt. Mocht u denken dat het geen zoden aan de dijk brengt: dat is niet juist. Zo is er het feit dat we eindelijk werk maken van de bekwaamheidsbewijzen. Er wordt systematisch werk verricht en het zal beter worden, alleen kan je van vandaag op morgen niet alles veranderen. Ik vraag daar wel wat vertrouwen om verder te werken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.