Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mijn vraag gaat over de Europese richtlijn van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai, die in heel de Europese Unie een gemeenschappelijke aanpak invoert voor de strijd tegen het omgevingslawaai.
De richtlijn richt zich op het geluid van autowegen, spoorwegen, luchthavens en belangrijke industriële activiteiten.
De richtlijn werd in 2005 door de Vlaamse Regering in Vlaamse wetgeving omgezet. Het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid is de instantie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de richtlijn. Concreet betekent dit dat zij om de vijf jaar geluidsbelastingkaarten en geluidsactieplannen opmaakt voor de belangrijkste wegen, spoorwegen, luchthavens en agglomeraties met meer dan honderdduizend inwoners zoals Antwerpen, Gent, Brugge en Leuven. Het Departement Omgeving coördineert dit alles en pleegt ook overleg met het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV), de NMBS, het Departement MOW en de diensten van de betrokken steden.
Nu heeft het Departement Omgeving een voorstel klaar om de verantwoordelijkheden en bevoegdheden inzake de uitvoering van de richtlijn Omgevingslawaai aan te passen. Het voorstel houdt in dat de lokale besturen van de agglomeraties met meer dan honderdduizend inwoners volledig de verantwoordelijkheid zullen dragen voor het opmaken van de geluidsbelastingkaarten en -actieplannen en de organisatie van de publieke raadpleging over de ontwerpen van de geluidsactieplannen.
De colleges van burgemeester en schepenen van de gemeenten gelegen binnen de agglomeratie zouden de goedkeurende instanties worden van zowel de geluidsbelastingkaarten als de geluidsactieplannen. Maar de lokale besturen verantwoordelijk maken voor de actieplannen is niet in overeenstemming met de reikwijdte van hun bevoegdheden. De gewest- en spoorwegen zijn immers de belangrijkste bronnen van geluidshinder in de agglomeraties. Lokale besturen hebben geen bevoegdheid om geluidshinder langsheen deze infrastructuren aan te pakken. Het is bijgevolg weinig zinvol dat lokale besturen eenzijdig maatregelen voor gewest- en spoorwegen opnemen in hun geluidsactieplan.
Bovendien heeft een dergelijke bevoegdheidsoverdracht ook belangrijke gevolgen op het vlak van financiële en personeelsmiddelen en vereiste expertise. De eenvormige methodiek en aanpak op Vlaams niveau komt allicht in het gedrang, met als gevolg waarschijnlijk een meer gefragmenteerd en weinig coherent geluidsbeleid in Vlaanderen.
De steden Antwerpen, Gent, Brugge en Leuven hebben hierover reeds aan de alarmbel getrokken. In overleg met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) werd er een brief opgemaakt die vanuit elk van deze steden werd verzonden naar uw kabinet. Tot op heden – toen me dit werd gesignaleerd, was het 8 november – is er nog geen enkele reactie gekomen op deze brief.
Minister, ondertussen gaat de tijd wel dringen, want blijkbaar wilt u voor het einde van dit jaar een ontwerpbesluit met de voorgestelde wijzigingen voorleggen voor goedkeuring aan de Vlaamse Regering.
Minister, in welke mate voldoet Vlaanderen op dit ogenblik aan de Europese doelstellingen inzake de beheersing van omgevingslawaai? Wat is uw reactie op de brief van de betrokken gemeentebesturen? Wordt hierover verder overleg gepleegd met hen? Bent u inderdaad van plan op korte termijn bij besluit de bevoegdheden te herschikken? Zo ja, waarom deze haast? Wilt u besparen op kosten of een gevoelige verantwoordelijkheid van u afschuiven?
Minister Schauvliege heeft het woord.
De Europese richtlijn Omgevingslawaai zegt drie zaken. Een: we moeten strategische geluidsbelastingkaarten opmaken. Twee: we moeten actieplannen opmaken. Drie: we moeten het publiek voorlichten en raadplegen. Al die opdrachten hebben wij vertaald in regelgeving in Vlaanderen en dat staat in het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM). Bij beslissing van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 en 7 december 2007 zijn de bevoegde instanties en autoriteiten aangeduid.
De geluidsbelastingkaarten en actieplannen moeten minstens vijfjaarlijks worden herzien. Dat is gebeurd in 2006, 2011 en 2016. Telkens wordt dat ook gerapporteerd aan de Europese Commissie.
Momenteel zijn de nieuwe geluidsactieplannen in opmaak op basis van de geluidsbelastingkaarten van 2016. Het betreft actieplannen voor belangrijke wegen, spoorverkeer, luchtvaart en voor de agglomeraties groter dan honderdduizend inwoners, zijnde Antwerpen, Gent en Brugge. Ze zijn op 16 november meegedeeld aan de Vlaamse Regering en gaan in openbaar onderzoek vanaf 1 december, en dat gedurende zes weken. Ze zijn ook voor advies voorgelegd aan de SERV, de Minaraad en de twee relevante provincies in Nederland.
Al die producten komen tot stand via een nauwe samenwerking met heel wat instanties. Naast mijn Departement Omgeving is dat het Agentschap Wegen en Verkeer, het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, Infrabel, NMBS, De Lijn, Brussels Airport Company, de FOD Mobiliteit en Vervoer, en de administraties van de steden Antwerpen, Gent en Brugge. Vanaf het referentiejaar 2021 komt ook de stad Leuven daarbij, omdat ze de kaap van honderdduizend inwoners zullen hebben overschreden.
Inmiddels is er in Vlaanderen ruim tien jaar ervaring met de uitvoering van de richtlijn omgevingslawaai. De uitvoering verloopt daarom niet altijd optimaal, daar komt heel wat bij kijken. De deadlines bij de rapporteringsverplichtingen worden ervaren als heel strikt en heel moeilijk te halen. Het is echt een verschroeiend tempo.
We zijn er om die reden in Vlaanderen, net als in heel wat andere lidstaten, niet altijd in geslaagd tijdig te rapporteren. Je hebt daarnet gehoord hoeveel instanties erbij te pas komen. Dat is dus niet evident.
De commissie heeft het in haar meest recente verslag gehad over de uitvoering van de richtlijn en over de moeilijkheden bij de uitvoering daarvan. De commissie verzoekt daarbij expliciet de uitvoeringsbepalingen opnieuw te bekijken. Om die reden wordt momenteel een voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering voorbereid, waarbij de verdeling van de bevoegde autoriteiten voor uitvoering van de beleidstaken betreffende de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai wordt herbekeken, met de bedoeling de efficiëntie en effectiviteit van de uitvoering van de richtlijn omgevingslawaai te verhogen. Ik kan op dit moment dus niet ingaan op de details van het voorstel omdat het politiek uiteraard nog niet is gevalideerd.
En dan de brief. U verwijst naar de brief die we hebben ontvangen en waar we ook gevolg aan hebben gegeven. Het is eigenaardig dat u doet uitschijnen dat er geen antwoord op is gegeven, want daarover is een overleg aan de gang. Op basis van die brief is men in overleg gegaan, mevrouw Meuleman. Zeggen dat er geen antwoord is gekomen, is toch wel heel kort door de bocht. Het overleg was op 8 maart 2018.
In die brief pleiten Antwerpen, Gent, Brugge en Leuven ervoor om de bevoegdheidsverdeling met betrekking tot de uitvoering van de richtlijn omgevingslawaai te behouden en de rol van de Vlaamse overheid nog te versterken. De agglomeraties meenden in het voorstel een verschuiving te zien naar meer verantwoordelijkheid voor de agglomeraties en minder voor de Vlaamse overheidsdiensten. Dat was niet de bedoeling en daarom is ook het voorstel aangepast en na het overleg van 8 maart 2018 in juni opnieuw aan de actoren voorgelegd. Dat heeft opnieuw aanleiding gegeven tot een aangepast voorstel, waarin de ontvangen commentaren in overweging zijn genomen.
Een laatste overleg tussen het departement Omgeving en de betrokken steden heeft vorige week plaatsgevonden. De laatste feedback van de steden wordt eerstdaags verwacht. Het is dus helemaal fout om te stellen dat er geen gevolg is gegeven aan die brief.
Alleszins zijn voor mij een aantal principes belangrijk. Ik zal daarmee rekening houden bij het herbekijken van de verantwoordelijkheden voor uitvoering van de richtlijn.
Wat is voor mij belangrijk? Eén, de totale coördinatie en ondersteuning vanuit een gewestelijke instantie is en blijft belangrijk. De aanpak van omgevingslawaai is erg technisch. In het verleden werd naast inhoudelijke ook financiële ondersteuning bepaald voor de opmaak van de geluidsbelastingskaarten. Het lijkt wenselijk ook in de toekomst in zo’n subsidiëring te voorzien.
Twee, geluidbeheersing is een gedeelde verantwoordelijkheid. Alleen met een maximale inzet van alle betrokkenen kunnen resultaten worden geboekt op het terrein. Een integrale benadering en afstemming is belangrijk. Het voorstel moet dan ook heel sterk de nadruk leggen op de samenwerking tussen autoriteiten en instanties, en vaak ook moeten we conflicterende engagementen vermijden.
Drie, ik wil de steden meer betrokkenheid geven bij het geluidsbeleid. Steden hebben heel wat mogelijkheden om de binnenstedelijke geluidsproblemen en uitdagingen aan te pakken, onder meer via hun lokaal mobiliteitsbeleid en lokaal ruimtelijkeordeningsbeleid. Zoals gezegd, verwacht ik dat daardoor een goede dynamiek kan ontstaan. Dat de gewestwegen en spoorwegen binnen de agglomeraties ook belangrijke bronnen van geluidshinder zijn, klopt inderdaad, maar de focus op die bronnen ligt al in de geluidsactieplannen voor wegen en spoorwegen.
Het voorontwerp van besluit houdt daarmee rekening, maar voorziet ook de betrokkenheid van de steden bij de opmaak van die plannen. Steden staan heel dicht bij de lokale realiteit. Ze hebben de terreinkennis en kunnen op die manier ook via de lokale netwerken van stakeholders en aanspreekpunten meewerken.
Het voorontwerp voorziet in de omzetting van de Europese richtlijn 2015/996 over de gemeenschappelijke bepalingsmethoden voor lawaai. Dit is een aanvulling van de richtlijn Omgevingslawaai uit 2002. Daardoor zullen we vanaf de volgende karteringsronde voor het referentiejaar 2021 in heel Europa van dezelfde rekenmethodes voor de opmaak van de geluidsbelastingkaarten gebruikmaken. Met die omzetting zijn we volop bezig.
Het Departement Omgeving coördineert nu al de uitvoering van de richtlijn Omgevingslawaai en zal dat ook blijven doen. Waar nodig zullen de betrokken agglomeraties ook worden ondersteund. Ik overweeg daarbij zeker ook een financiële ondersteuning, zoals ik daarnet heb gezegd.
Mevrouw Meuleman, al uw bezorgdheden zijn op deze manier zeker opgelost.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, iets in de timing van uw verhaal lijkt me niet helemaal te kloppen. U zegt dat er op 8 maart een overleg is geweest. Zeggen dat er geen reactie is geweest op de brief, is niet terecht. Maar de brief is in juni gestuurd. U hebt gezegd: 8 maart. Dan zijn er aanpassingen gebeurd. Dat was in juni. De brief is mijns inziens in juni verstuurd na een eerste ronde van aanpassingen. Mij is gesignaleerd dat men niet tevreden is, en ik denk ook niet met de aanpassingen die in juni zijn voorgesteld, want volgens mij was de brief daar een reactie op. U zegt dat er vorige week dan nog een overleg is geweest, maar ik weet niet wat de uitkomst is van dat laatste overleg. Zijn er sinds juni dan nog wijzigingen gebeurd? Mijn aanvoelen is dat men in juni zeker nog niet tevreden was met de aanpassingen die er zijn gebeurd sinds de eerste versie van maart. De steden en gemeenten – en het is een collectieve reactie van Gent, Antwerpen, Leuven en Brugge – zeggen gezamenlijk, en dat hebben ze ook samen gedaan met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), met wie ze aan u een schrijven hebben gericht, dat ze eigenlijk niet kunnen realiseren en uitvoeren wat hier wordt voorgesteld, want ze hebben geen bevoegdheid over de NMBS en de gewestwegen. Ze zeggen dat ze daardoor te weinig zullen kunnen doen. Bovendien hebben ze die expertise niet. Ook de middelen zijn een probleem. U zegt dat u subsidies zult voorzien, maar ik denk dat het probleem dieper zit dan alleen de middelen. Vandaar mijn vraag: zijn er nog aanpassingen gebeurd en wat was dan het resultaat van het laatste overleg?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Meuleman, om welles-nietesspelletjes te vermijden: er is ook na de brief van juni-juli een overleg geweest. Ik zal aan mijn diensten vragen om ervoor te zorgen dat er zeker schriftelijk op de brief wordt geantwoord en dat er heel omstandig op papier wordt gezet wat er allemaal aan de teksten is veranderd.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Dit is voor mij nog niet echt een antwoord op de bezorgdheid van de steden en gemeenten. Ik zie nog niet direct een oplossing. Bent u nog steeds van plan om die timing aan te houden? Dan lijkt mij dit toch op een conflictsituatie te zullen uitmonden. Ik kijk uit naar uw schriftelijk antwoord – misschien kan ik daar ook een kopie van krijgen – en naar de wijzigingen die zullen gebeuren zodat aan de bezorgdheid van de steden en gemeenten tegemoet zal worden gekomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.