Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Niet iedereen voelt zich even welkom of thuis in ouderenzorg. Dat is erg jammer en te vermijden, maar het is een realiteit waarvan we ons bewust moeten zijn.
Er zijn acties geweest, onder meer vanuit het middenveld, maar ook in samenwerking met u, minister, om onze ouderenzorg meer lgbtqi-vriendelijk te maken. Voor het gemak zal ik het over roze ouderenzorg hebben. Dat bekt iets beter.
We moeten oudere holebi’s en transgenders in zorgsituaties goed aanpakken. Die bekommernis kwam reeds meerdere malen aan bod in de commissie. En wat blijkt? Uit schrik voor reacties of door reële discriminatie kruipen sommige ouderen zelfs terug in de kast zodra zij zorg krijgen of zij stellen hun zorgvraag uit. En op die manier komt zowel de fysieke als de mentale gezondheid van die mensen in gevaar.
Die angst is niet helemaal onterecht. Een bevraging bij woonzorgcentra leert dat men vaak denkt dat er geen holebi- of transgenderouderen onder de populatie zijn. Statistisch gezien is dat echter zeer onwaarschijnlijk want afhankelijk van de bron is zo’n 3 tot 8 procent van de bevolking holebi of transgender en dus ook aanwezig in de woonzorgcentra.
Bovendien zijn openlijke en bedekte holebi- en transgenderfobieën helaas nog steeds aanwezig. Woonzorgcentra en zorgpersoneel op alle niveaus zijn daardoor vaak niet uitgerust om met holebi- en transgenderouderen om te gaan. Hun formulieren zijn niet aangepast en er is geen beleid om spanningen tussen bewoners wegens hun seksuele geaardheid op te vangen, enzovoort.
Minister, in uw beleidsbrief hebt u een aantal zaken voorgesteld. Zo zal binnen de residentiële ouderenzorg het project ‘Holebi- en transgendersensitieve woonzorgcentra’ verder worden gerealiseerd. Ik verwijs naar de beleidsbrief van vorig jaar. Onder impuls van çavaria werden twee studiedagen rond ‘Tachtig tinten grijs’ georganiseerd, op 19 januari 2017 en op 19 april 2018. Op de eerste studiedag werd de Tachtigtintenprijs gelanceerd, waarbij zeven woonzorgcentra begeleiding op maat konden krijgen door KliQ vzw, om in de dagelijkse praktijk van het woonzorgcentrum aan de slag te gaan met het holebi- en transgenderthema. Hoewel er plaats was voor zeven woonzorgcentra, zijn er slechts zes op de prijsvraag ingegaan. Dat toont ook iets aan. Het is namelijk bijzonder weinig. Wellicht betekent dit dat er nog heel veel sensibilisering nodig is.
Tijdens de tweede studiedag werden de resultaten uit die trajecten voorgesteld. Daaruit kwamen twee tools voort: een regenboogbarometer, een soort vragenlijst voor analyse van het beleid, en een onlinewegwijzer met doorverwijzingen. Beide tools vragen dat de woonzorgcentra zelf een stap zetten. Zij gaan ervan uit dat die woonzorgcentra zelf initiatief nemen. In antwoord op een gelijkaardige vraag sprak de minister in deze commissie over een paradigmashift die op die manier in gang wordt gezet.
We stellen echter vast dat er maar zes woonzorgcentra zijn ingegaan op een aanbod dat werd gefinancierd en volledig omkaderd. Dan verwachten dat mensen volledig meewerken aan een initiatief waarbij veel meer van hen wordt verwacht, ook een eigen bijdrage, is wellicht niet de beste manier om een paradigmashift teweeg te brengen. Er zal meer nodig zijn. Dat gaat over het luik woonzorgcentra, waar effectief al rond dit thema is gewerkt en waar er goede zaken zijn gebeurd. We moeten echter ook andere vormen van ouderenzorg in het vizier nemen. Ik denk aan de thuiszorg, de lokale dienstencentra en de dagopvang. Er moet bekeken worden op welke manier ervoor gezorgd kan worden dat het een omgeving is waar iedereen zich thuis voelt en waar mensen de juiste zorg op maat krijgen, met respect voor hun eigen identiteit en levensstijl.
Minister, welk onderzoek laat u nog uitvoeren om een gericht beleid mogelijk te maken? Hebt u nog bepaalde dingen in de pijplijn zitten? Hoe zult u het beleid ten aanzien van de woonzorgcentra versterken? Zult u meer woonzorgcentra aansporen om gebruik te maken van de beschikbare instrumenten? Ik maak de kanttekening dat er al weinig interesse was toen het gratis was. Als er plots een eigen financiering tegenover zal staan, is de kans niet groot dat er een brede interesse voor zal zijn.
Hoe worden de zes woonzorgcentra die zich wel inschreven opgevolgd? Weet u hoe het gesteld is met de houding van zowel personeel, bestuur als bewoners ten aanzien van een holebi- en gendersensitief inclusief beleid? In welke mate werden vrijblijvende maatregelen gerealiseerd, zoals genderneutrale formulieren, aanwezigheid van visueel holebi- en transgenderinclusief materiaal, training van personeel en bestuur?
Hoe zult u de noodzakelijke sectorbrede sensibilisering verder uitbouwen? Hoe zult u ook de mantelzorgers, de sector van de thuiszorg, de lokale dienstencentra enzovoort betrekken?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Zoals reeds eerder toegelicht, werd in de periode 2016-2018 vanuit het Agentschap Zorg en Gezondheid een projectsubsidie toegewezen aan de vzw KliQ, die zich tot doel stelt expertise te verzamelen op het vlak van genderidentiteit en seksuele identiteit door vorming, sensibiliseren, begeleiden/coachen en adviseren, in samenwerking met de vzw çavaria, belangenbehartiger voor holebi’s en transgenders in Vlaanderen en Brussel.
Het project ‘Holebi- en transgendersensitieve woonzorgcentra’ was bedoeld om het thema binnen de woonzorgcentra meer bekend en bespreekbaar te maken. Bij de voorbereidende werkzaamheden van dit project vernamen we van de koepelorganisaties van de residentiële ouderenzorg dat rond dit thema nog veel onbekendheid en terughoudendheid, zelfs schroom, bestond. Navraag bij academische wetenschappers leerde ons ook dat informatie over dit thema niet zomaar voor het grijpen ligt. Met het project hebben we alvast een lans gebroken om het thema in de woonzorgcentra te bespreken en de opportuniteit ervan aan te tonen.
In het eerste deel van het project werd een verkennend onderzoek gevoerd, in binnen- en buitenland, over de huidige situatie van holebi- en transgenderouderen en de praktijk binnen de woonzorgcentra, en er werden ontmoetingen georganiseerd met niet-hetero ouderen om naar hun verwachtingen en behoeften te peilen. Er waren bilaterale overlegmomenten met organisaties en pilootorganisaties die ervaring hebben met een specifieke sensitieve zorgverlening. Çavaria woonde congressen en studiedagen bij in binnen- en buitenland en gaf zelf ook presentaties over het thema. Er was hierover regelmatig terugkoppeling en overleg met het kabinet, het Agentschap Zorg en Gezondheid en de stuurgroep. Dit verkennende onderzoek resulteerde in een studiedag op 19 januari 2017. Op deze studiedag waren bijna tweehonderd geïnteresseerde aanwezigen, die op een of andere manier betrokken waren bij het thema. Onder de aanwezigen bevonden zich een aanzienlijk aantal directieleden en heel wat leidinggevend zorgpersoneel uit de Vlaamse woonzorgcentra. Dit wijst toch op een zekere beweging en op de overtuiging dat er interesse was van de sector voor het thema.
In het tweede deel van het project werden een methodiek en ondersteunende tools ontwikkeld en uitgetest in zes woonzorgcentra die zich hiervoor kandidaat hadden gesteld. Zij kregen begeleiding op maat van KliQ vzw om in de dagelijkse praktijk van het woonzorgcentrum aan de slag te gaan met het holebi- en transgenderthema. Op 19 april 2018 vond een tweede studievoormiddag plaats, waarop goede praktijken uit deze trajecten werden voorgesteld. Ook hier namen opnieuw bijna tweehonderd personen aan deel.
U stelt vast dat er slechts een geringe respons was van de woonzorgcentra om in te schrijven op deze begeleiding en vorming. Wij vernamen echter van çavaria dat in het onderwijs is gebleken dat pas na vele jaren van intensieve sensibilisering met betrekking tot holebi- en transgenderdiversiteit een verzelfstandigd aanbod kon worden ontwikkeld. Vandaag kunnen de vormingsaanvragen nauwelijks worden bijgehouden en doen alle onderwijsniveaus intensief een beroep op het aanbod.
Er moet dus rekening worden gehouden met het feit dat maatschappelijke sensibilisering tijd en inzet vergt. We achten het dan ook opportuun om er voldoende engagement en middelen in te investeren. Daarom werd ook binnen het domein van de ouderenzorg gewerkt met getrapte resultaatsdoelstellingen. KliQ vzw heeft, naast het intensieve vormingsaanbod, een laagdrempelige en kortdurende informatiesessie uitgewerkt met als doel het bestuur en het zorgpersoneel van woonzorgcentra te sensibiliseren tot holebi- en transgendersensitieve zorg. Men kan op de vzw eveneens een beroep doen voor specifieke begeleidingstrajecten. Op de website van de vzw kunt u alle informatie vinden met betrekking tot het vormingsaanbod, dat in het bijzonder ontwikkeld werd voor de woonzorgcentra.
Het is niet onze intentie om nog deze legislatuur bijkomend onderzoek mogelijk te maken met betrekking tot dit thema. Mogelijk dient dit in een volgend regeerakkoord verder te worden uitgewerkt.
Het tweejaarlijkse project ‘Holebi- en transgendersensitieve woonzorgcentra’ werd afgesloten in april 2018. Vanuit het kabinet kon geen vervolg meer gegeven worden omwille van budgettaire redenen en andere prioriteiten in de ouderenzorg. Overigens lijkt het mij ook veel te vroeg om het effect ervan en het gebruik van het beschikbare materiaal te evalueren.
Zoals u bekend is, staat de residentiële ouderenzorg voor een enorme transitiebeweging en staat de sector onder druk vanwege de vele veranderingen en trends die hij op dit ogenblik ondergaat. Ik noem er slechts enkele: de toenemende zorgzwaarte, de enorme uitbreiding van het aantal woongelegenheden, de erkennings- en omzettingskalender, het Vlaams Indicatorenproject dat de kwaliteit meet, de uitvoering van de zesde staatshervorming met inkanteling in de Vlaamse sociale bescherming, wat een enorme administratieve en softwarematige omslag betekent voor de voorzieningen, enzovoort.
Wij denken dat bestuurders, directies en leidinggevenden van de woonzorgcentra op tal van terreinen zeer intensieve inspanningen moeten leveren. Het is belangrijk dat zij de tijd en de ruimte krijgen om de talrijke veranderingen te integreren in hun organisatie en werking.
We hebben, naar aanleiding van uw vraag, contact opgenomen met de vzw KliQ. Zij bevestigen dat de woonzorgcentra, net zoals tijdens het project, interesse blijven hebben voor de opleidingen. De kostprijs voor het inkopen van de vormingen en begeleidingen is soms toch nog een drempel: voor de social profit is dat 375 euro, voor de profit 650 euro. Er zitten vormingstrajecten in de pijplijn die gefinancierd worden door de lokale overheid, die het thema op de agenda wil plaatsen. KliQ stelt dat een financiële ondersteuning vanuit de overheid voor de organisatie van de vorming over het thema holebi- en transgendersensitiviteit in de woonzorgcentra mogelijk een duurzamer effect zal kunnen teweegbrengen.
De vzw KliQ bevestigt dat het project ‘Tachtig tinten grijs’ zeker iets in beweging heeft gezet in de woonzorgcentra. Er zijn verschillende publicaties en getuigenissen en in de media zijn er de praatprogramma’s die het thema opentrekken. Er is ook nog steeds vraag naar de flyer met tips, en de brochure valt ook nog steeds in de smaak. De vzw KliQ heeft, ter gelegenheid van het contact met het kabinet, gevraagd of er eventueel in bijkomend budget kan worden voorzien om de brochures opnieuw te drukken omdat de voorraad bijna uitgeput is. We gaan daar uiteraard positief op trachten te reageren.
Ik ben ervan overtuigd dat met het project ‘Tachtig tinten grijs’ alvast een belangrijk signaal werd gegeven aan de Vlaamse woonzorgcentra om de bijzondere zorgen voor en benadering van deze groep op te nemen binnen het beheer en de dagelijkse werking.
Dat het project niet in dovemansoren is gevallen, bewijst het initiatief van het Zorgbedrijf Antwerpen, dat op de Boekenbeurs het boek ‘Grijze Goesting – Liefde, intimiteit en seksualiteit op latere leeftijd’ lanceerde. Met dit boek wil het Zorgbedrijf Antwerpen een lans breken om de thema’s van liefde, intimiteit en seksualiteit onder senioren bespreekbaar te maken. Ontroerende, pittige, grappige en eerlijke verhalen van singles en koppels en nieuwe koppels, van hetero’s, holebi’s en transgenders, van oudere en jongere ouderen, met of zonder beperking, thuis, in het ziekenhuis of in woonzorgcentra: ze doen een boekje open over hun intieme leven. Deze onthullende getuigenissen, ondersteund door experten uit het werkveld en prachtige illustraties en foto’s, doorbreken het taboe rond senioren en intimiteit.
Onder de koepel van çavaria werd onlangs gestart met een netwerk van ‘regenboogambassadeurs’ voor senioren over heel Vlaanderen. De regenboogambassadeurs willen een stem en een gezicht geven aan holebi- en transgenderouderen. Zij zetten vrijwilligers in die op regelmatige tijdstippen in hun regio woonzorgcentra en ziekenhuizen bezoeken om het middenveld te sensibiliseren voor holebi- en transgender senioren. Zij kunnen het magazine ZiZo verspreiden, een fotovoorstelling aanbieden, ‘holebi-bingo’ spelen, of gewoon een luisterend oor bieden. Je vindt een overzicht van hun activiteiten op hun website www.regenboogambassadeurs.be.
Aansluitend kan ik u melden dat we in het kader van het ontwerp van decreet betreffende de woonzorg in het artikel dat de gebruikersgerichte werkingsprincipes bepaalt, uitvoering hebben gegeven aan de non-discriminatie op vlak van seksuele oriëntatie en genderidentiteit. In het Woonzorgdecreet van 2009 was deze non-discriminatie niet opgenomen. Verder zal in de uitvoeringsbesluiten van het nieuwe decreet betreffende woonzorgvoorzieningen een erkenningsnorm worden opgenomen die de voorzieningen verplicht tot het voeren van een diversiteitsbeleid, overigens een organisatorisch werkingsprincipe dat ook opgenomen wordt in het nieuwe decreet. In het huidige decreet stond dit werkingsprincipe eerder vrijblijvend bepaald, er stond met name dat de woonzorgvoorzieningen ‘bijzondere aandacht moesten hebben voor diversiteit’. De ontwikkeling en handhaving van een holebi- en transgendersensitief beleid maakt onderdeel uit van het globale diversiteitsbeleid, zowel voor de gebruikers en bewoners, als voor de personeelsleden van de voorziening.
Alle verzamelde informatie is raadpleegbaar op de website van het Agentschap Zorg en Gezondheid, behalve de gespreksmethodiek. Die kan worden aangekocht via Politeia.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het bevat een aantal elementen die aangeven waarom het van belang is om verder te gaan dan wat er nu is.
U zegt zelf, terecht, dat het tijd vraagt. Als je mensen wil sensibiliseren, als je in de hoofden van mensen wilt gaan, dan duurt dat lang. Je doet dat dus niet met een project dat twee jaar loopt, maar met een project dat lang en duurzaam is, zodat er tijd en energie voor is. Toch zegt u na twee jaar dat u dit project om budgettaire redenen stopzet omdat er andere prioriteiten zijn. Dat wil zeggen dat er eigenlijk geen geld en geen prioriteit aan wordt gegeven om hierop verder te werken, en dat is jammer. U zegt zelf dat de aanvragen bij KliQ en çavaria bijna niet bij te houden zijn. Ze zeggen zelf dat ze heel veel vragen krijgen maar ze moeten ook kunnen aanbieden en ondersteunen. KliQ, dat u zelf mee hebt gefinancierd, zegt dat het heel goed zou zijn om de financiële drempel weg te nemen. Ik hoor in uw antwoord een pleidooi om KliQ structureel, toch minstens de komende jaren, te ondersteunen en het project te verankeren. Op die manier zullen er voldoende middelen zijn om waar te maken wat nodig is.
U zegt dat de directeurs van de woonzorgcentra al met veel veranderingen worden geconfronteerd. Dat is waar, maar het is geen optie om hiermee niet bezig te zijn. Het is geen optie om tegen ouderen te zeggen: ‘We weten dat u zich misschien niet welkom voelt, maar we wachten op zes hervormingen.’ Neen, er moet nu iets gebeuren. Ik ben blij dat het diversiteitsbeleid verplicht wordt, maar er moet natuurlijk iets onder zitten. Het mag geen papieren controle zijn: er wordt niemand geweigerd omwille van zijn of haar geaardheid. Maar voor het beleid om subtielere vormen van discriminatie tussen bewoners tegen te gaan en om vaak onzichtbare signalen op te vangen, is veel meer nodig dan het in erkenningsvormen op te nemen. KliQ heeft de expertise opgebouwd om dit te doen.
Bent u bereid om niet enkel voor de brochures in extra geld te voorzien, maar ook voor de werking van KliQ, om een mooi project, dat in april gestopt is, te kunnen continueren, om ervoor te zorgen dat we die sector onder handen nemen?
U hebt niet geantwoord op de vraag over de sectorbrede sensibilisering rond mantelzorgers, hoe we die kunnen betrekken in verband met thuiszorg en lokale dienstencentra. Staan daar zaken op til? Daar moet het pad immers nog volledig geëffend worden. KliQ heeft zich vooral op de woonzorgcentra gericht.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, ik sluit mij aan bij de terecht gestelde vraag over de acceptatie binnen onze woonzorgcentra van onze ‘roze’ bevolking, zeg maar. Ik breng in herinnering dat we tijdens de hoorzitting naar aanleiding van onze conceptnota over de bestrijding van eenzaamheid çavaria hebben horen zeggen dat het om een groep van tweehonderdduizend mensen gaat, heel divers in hun verlangen, heel divers in hun noden. Het gaat hier inderdaad om een aanzienlijke groep van onze Vlaamse bevolking.
Ik wil nog een suggestie doen, minister. Zij omvat ook gedeeltelijk een antwoord op de vraag om sectorbreed te gaan. Ik herinner mij van het eisenplatform of de suggestiebundel van çavaria naar aanleiding van de lokale verkiezingen dat zij heel sterk wijzen naar de lokale overheid om daar een rol in te spelen. Dat is volledig terecht. Lokale overheden zijn immers niet zelden inrichter van een woonzorgcentrum of ze zijn daarbij betrokken. En zelfs als ze dat niet zijn en als het om zuiver private spelers op hun grondgebied gaat, hebben ze daar hoe dan ook goede contacten mee. Via allerlei diensten die ze aanbieden, is het niet zelden het geval dat een lokaal bestuur en een inrichter van een woonzorgcentrum op geregelde basis contact hebben met elkaar. Dat kan een bijkomend spoor zijn om die aandacht voor lgbt’s (lesbian, gay, bisexual, transgender) in onze woonzorgcentra nog wat sterker uit te werken. Ik zal die suggestie overigens ook meegeven aan de minister van Binnenlands Bestuur – maar nu loop ik vooruit op de feiten – bij de bespreking van de beleidsbrief Gelijke Kansen, die we heel binnenkort zullen hebben. Maar ik vond het raadzaam om dat ook hier even aan de minister van Welzijn te suggereren.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Eerlijk gezegd, ik vond het al een heel goede piste om dat project te doen. Ik ben daar op de twee momenten ook bij geweest.
Ik zie de zaken als volgt. Als in het nieuwe decreet en in de nieuwe uitvoeringsbesluiten bij dat decreet de verplichting om een diversiteitsbeleid te voeren zeer expliciet is opgenomen en als het heel duidelijk is dat het ook gaat over holebi- en transgendersensitiviteit, dan lijkt het mij de logica zelf dat je bij de implementatie van die nieuwe verplichtingen probeert om daar ook een begeleidend programma voor op te zetten om woonzorgcentra, maar ook anderen die onder dezelfde bepalingen gaan vallen, te ondersteunen om dat ook effectief waar te maken. Als je, nadat je een pilootproject hebt gedaan en ervaring hebt opgedaan, in een fase komt waarin je zegt dat dit nu deel wordt van het normale standaardaanbod, moet dat ook kunnen worden ondersteund.
Ik zie die opvolging – los van de druk van alle materiaal enzovoort – in een soort tweede beweging, maar dan in een minder vrijblijvend kader, namelijk dat het ondertussen tot een erkenningsnorm is geëxpliciteerd. We spreken hier niet over vijf jaar onderbreking. Je spreekt dan over de tweede golf, die toch hoe dan ook moet worden gestart op het moment dat het uitvoeringsbesluit in werking treedt en dat iedereen zal moeten tonen op welke manier men er effectief mee aan de slag gaat. Dan is het voor iedereen. Dan kun je uiteraard datgene wat opgebouwd is daar opnieuw voor inzetten en kun je ook afspraken maken met diegenen die daar de sector in kunnen begeleiden en hen ondersteunen.
Dat vond ik persoonlijk een veel logischer verhaal dan nu opnieuw ad hoc te werken, terwijl je weet dat er in relatief korte tijd een nieuw kader zal komen waarin dat moet worden geplaatst.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
We zijn het erover eens dat het project dat gelopen heeft, goed was en dat alles rond ‘80 tinten grijs’ waardevol en zinvol is. Ik ben het niet met u eens dat het een goed idee is om dat nu te stoppen en dan via de verplichting te werken, net omdat u zelf hebt aangehaald dat we mensen heel diep en heel ver moeten gaan sensibiliseren. We moeten in de hoofden van die mensen kruipen. En dat begint inderdaad in de opleiding van ons zorgkundig personeel. Dat begint op alle vlakken en op alle niveaus, maar dat betekent ook dat je op het terrein aan de slag gaat.
Misschien is het onterecht en zal ik over drie jaar ongelijk krijgen, maar ik heb schrik dat als we nu de expertise van KliQ niet verankeren en als we nu de drempel niet heel laag zetten om een woonzorgcentrum in te stappen, we energie gaan verliezen. De verplichting die er via het diversiteitsbeleid komt, moet nog in de praktijk worden omgezet en moet de juiste tools en de juiste hefbomen geven aan de voorzieningen om dat waar te maken. Ik hoop dus dat u minstens in uw uitvoeringsbesluiten heel expliciet daarop zult ingaan en dat u het overleg met de koepels aangaat om ermee aan de slag te gaan.
De heer De Bruyn zegt dat het goed is dat de lokale overheden betrokken worden. Dat is zo. Alles wat lokale overheden doen op dat terrein, is gewonnen. Maar zij hebben ook maar ongeveer een derde van de sector van de woonzorgcentra in handen. Het is iets te gemakkelijk om te zeggen dat de steden en gemeenten het dan maar moeten oplossen. Het moet volledig deel uitmaken van het Vlaamse beleid.
Ik stel vast dat u nog steeds niet hebt geantwoord op mijn vraag hoe het met de andere sectoren zit, thuiszorg en mantelzorg enzovoort. Ook daar is een weg af te leggen.
Ik heb net gezegd dat als je een breder kader wilt, je dat moet opnemen in de erkenningsnormen. En dan is het nieuwe woonzorgdecreet daar de wettelijke basis voor.
Er is op geen enkele manier ervaring of expertise opgedaan met projecten om in die sector mee aan de slag te gaan. Dan zeg je tegen de sector: vanaf nu moet het maar lukken, we gaan er geen extra onderzoek naar doen, maar het zal wel in orde komen. Ik weet niet of dat de meest efficiënte manier is om resultaten te boeken.
Als het andersom was, zou de vraag zijn: wanneer komt het wettelijke kader om ervoor te zorgen dat het niet zo vrijblijvend is? Dat is een beetje eigenaardig.
We gaan dat nu expliciteren. We zijn dat helemaal aan het opbouwen. We nemen een initiatief. We hebben er zo nog lopen, rond bepaalde thema’s in de woonzorgcentra. Op een bepaald moment probeer je dat af te ronden. De doelstelling van het project was goede praktijken verzamelen. Nu proberen we daar een wetgevend kader rond te maken, dat dit veel concreter maakt ten aanzien van de verwachtingen van de erkende organisaties, waardoor het ook naar andere dan de residentiële sector kan. Ik vind dat dat stappen vooruit zijn. Als we dat niet zouden doen, zou u vragen waar het kader is, omdat het allemaal maar vrijblijvend is. Nu gaan we een kader maken, en zegt u dat we het niet mogen stopzetten. Het is een beetje hinken op twee gedachten.
Ik vind mezelf vooral lopen op twee benen. Het is vrij logisch: je moet proefprojecten doen. We merken dat daar een vraag is en dat dat nog niet klaar is. En tegelijkertijd ga je het wettelijk verankeren. Het is een en-enverhaal. Dat gaat perfect hand in hand. Ik hoop dat ik op lange termijn ongelijk krijg, maar ik ben ervan overtuigd dat KliQ nu verduurzamen een beter effect zou hebben dan het stopzetten van een goedlopend project.
De vraag om uitleg is afgehandeld.