Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, uit een bevraging van de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) blijkt dat de kleine zelfstandige handelaars niet geloven dat er voor hen een plek is op de e-commercemarkt. Volgens resultaten van het onderzoek, die te lezen waren in De Standaard van 6 november, zou 46 procent van de 479 ondervraagden een webshop hebben, dat is 8 procent minder dan vorig jaar. Een klein deel, 6 procent, geeft aan dat ze hebben geprobeerd maar weer gestopt zijn omdat het niet winstgevend was.
Als voornaamste redenen om er niet aan te beginnen, gaven ondernemers de volgende reden aan: gebrek aan tijd en kennis, concurrentie van grote bedrijven zoals bol.com, maar ook de overtuiging dat het eigen aanbod niet geschikt is om online te verkopen. Dat laatste argument is volgens Danny Van Assche, gedelegeerd bestuurder bij UNIZO, alvast een hardnekkig vooroordeel.
Professor Van Ossel, retailexpert aan de Vlerick Business School, is van mening dat elke onderneming online aanwezig moet zijn, maar niet per se een webshop moet hebben. Hij verwijst onder andere naar de voordelen van sociale media voor lokale handelszaken. Toch denk ik dat we kunnen stellen dat de combinatie van 'vrees voor de grote spelers', werklast en een tekort aan knowhow ervoor zorgen dat Vlaamse handelaars hun volledig potentieel op het vlak van e-commerce niet benutten. De E-Commerce Xpo die voor een tweede keer wordt georganiseerd, is alvast een goede stap om daar verandering in te brengen. In het verleden zijn er in deze commissie al verschillende vragen gesteld over e-commerce, de federale manier van aanpakken en hoe Vlaanderen niet achter mag blijven.
Minister, wat is uw reactie op de cijfers van UNIZO?
U hebt zelf in het verleden al campagnes opgezet, onder andere met UNIZO, om ervoor te zorgen dat handelaars meer digitaal zouden ondernemen. Zijn deze cijfers voor u een teken dat er sneller moet worden geschakeld of andere focuspunten gezet moeten worden?
Gelet op de cijfers, is er dan geen nood aan nog meer ondersteuning voor kleine zelfstandige handelaars om stappen vooruit te zetten? Zo ja, aan welke stappen denkt u dan?
Is er geen nood aan meer gedeelde digitale platformen waar verschillende ondernemingen gezamenlijk hun producten digitaal kunnen aanbieden? Het blijft een ‘onderaanbod’ en is nog niet zo gekend.
Minister Muyters heeft het woord.
Collega's, 92 procent van de zelfstandige handelaars is online aanwezig. Dat aandeel blijft ook stijgen. 45,5 procent verkoopt online. Men kan dus aanwezig zijn zonder te verkopen. In 2018 verkocht dus 45,5 procent online en in 2017 was dit nog 49,8 procent. Er is dus een lichte daling. UNIZO zelf spreekt over een stabilisatie. De totale omzet van onlineverkoop gaat omhoog. Uit de enquête blijkt dat 53 procent van onlineverkopers voor volgend jaar een stijging van de onlineomzet verwacht. Het beeld is dus wel wat dubbel.
De redenen om te stoppen zijn diegene die u hebt aangehaald. Er wordt ook de brui aan gegeven omdat een investering in het begin zeker groter is dan de opbrengsten, maar dat is nogal vaak het geval met een investering. Ook onlineaankopen hebben tijd nodig om volume te halen.
Vandaar dat er een tweede campagne is opgestart: ‘Het internet. Ook uw zaak’. Ze legt er de nadruk op om vooraf al goede financiële inschattingen te maken. Eerst zijn er investeringen waarna de onlineverkoop geleidelijk opbouwt. Er is zelfs een tool ter beschikking op de website om zo'n plan op te maken. Zowel volgens UNIZO als volgens retailexperten is onlineaanwezigheid – met een goede score van 92 procent – belangrijker dan het hebben van een webshop. De noodzaak ervan is verschillend van segment tot segment. Bijvoorbeeld bij een bakker volstaat het om een bestelling online door te geven, daar moet men niet kunnen kopen online. Men zegt mij dat een elektrozaak zonder webshop weinig kans heeft om te overleven. Bovendien zijn er handelaars die hun onlineverkoop enkel genereren door hun aanwezigheid op de sociale media. Net zoals een fysieke winkel vaak op maat is, moet dat ook online zo zijn.
De eerste campagne ‘Het internet. Ook uw zaak’ was vooral sensibiliserend. We hebben ze hier besproken en ik heb toen gezegd dat het niet de bedoeling was dat elke zaak online verkoopt. Het is vooral de bedoeling dat men erover nadenkt en dat men beseft wat men wel of niet moet gaan doen. Sensibiliseren was toen het meest essentiële. In de tweede campagne willen we de handelaar niet sensibiliseren maar tot actie aanzetten. We hebben daarvoor in de nodige instrumenten en kennisverwerving voorzien, zoals bijvoorbeeld de opmaak van een financieel plan. We hebben dus al geschakeld naar het hoger niveau. Het e-learningaanbod omvat voorlopig vooral informatie over onlinemarketing en e-commerce. In de toekomst zal er meer aandacht worden besteed aan de strategische dimensie: ‘Hoe kan een zelfstandige speciaalzaak zich onderscheiden van de grote concurrenten?’
De nieuwe inhoud die in voorbereiding is, zal beschikbaar worden gesteld, eveneens via de portaalsite www.hetinternetookuwzaak.be/. We zullen dat ook bekendmaken via communicatiekanalen als Facebook, YouTube, de elektronische nieuwsbrief enzovoort.
Het project ‘Het internet. Ook uw zaak’ is gestart in 2015. De huidige fase doet iets anders dan tevoren en is daardoor misschien wat minder zichtbaar. Misschien is dat de reden waarom u er niet naar verwijst in uw vraagstelling. Het project is veel minder op het grote publiek gericht, maar het is niet minder effectief. Het is vooral gericht op gebruik door de handelaars zelf. Daarom richten we ons vooral op de sociale media. Uit de evaluatie van de eerste fase bleek immers dat dat het efficiëntste kanaal is om deze doelgroep te bereiken.
Ondertussen deden reeds 2000 handelaars de e-scan en haalde het portaal meer dan 70.000 bezoekers. Ook werden in het kader van de campagne in 2018 verspreid over Vlaanderen 120 infosessies georganiseerd door kmo-organisaties, steden en gemeenten. In 2019 zullen we bovendien een nieuwe reeks infosessies organiseren, over hoe je effectief van start gaat met dat gegeven.
Het aanbod van digitale platformen is al vrij uitgebreid. Handelaars kunnen hun producten via de grote spelers verkopen, maar er zijn ook een aantal Vlaamse marktplatformen, zoals Storesquare, Beedrop of CityFashion. Wellicht zijn er nog kansen voor gespecialiseerde marktplatformen in de nicheverkoop. Het is aan de ondernemers zelf om dat potentieel in te schatten, klantgerichte projecten op te zetten en er dan gebruik van te maken. Ik denk niet dat wij daar actie moeten ondernemen. We sensibiliseren en informeren over hoe je daarmee moet starten. Op die manier worden die zaken duidelijk toegelicht.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
U bevestigt dat er volgens UNIZO een stabilisatie is – al spreekt men in het artikel dat in de pers is verschenen van een daling – van het aantal ondernemers die producten verkopen via een website. Maar tegelijkertijd stijgt de omzet. Dat is heel logisch aangezien steeds meer mensen online kopen. In die zin liggen er heel veel opportuniteiten klaar voor die ondernemers om mee op de kar te springen en ervoor te zorgen dat ze hun producten, lokale producten, kunnen verkopen.
Er is echter vaak een kloof. Ten eerste weten sommige klanten niet dat ze die producten online kunnen kopen, dat die ondernemers online zijn. Ten tweede denken heel wat ondernemers dat hun eigen producten niet online verkoopbaar zijn. Dat stond ook in het artikel, vandaar mijn vraag om daar meer op in te zetten. En het klopt misschien dat een bakker gewoon via een Facebookpagina bestellingen voor het aantal pistolets op zondag of een verjaardagstaart kan opnemen. Maar ik vrees dat heel wat ondernemers die een product hebben dat wel online verkoopbaar is daar niet van overtuigd zijn en zichzelf dan buitenspel zetten. Ten eerste, omdat ze niet overtuigd zijn van de verkoopbaarheid van hun eigen product en, ten tweede, omdat ze schrik hebben van de grote spelers. Dat is problematisch in een steeds digitaler wordende verkoopsomgeving.
Minister, wilt u bepaalde targets halen voor de website www.hetinternetookuwzaak.be/? U zei dat 2000 ondernemers die e-scan hebben gedaan en dat er 70.000 unieke bezoekers waren. Werken we met targets? Hebben we een bepaald doel? Want dit is nu de tweede campagne, de tweede golf. Op welke manier wordt dat in kaart gebracht? Welke lijnen, welke parameters worden neergezet om na te gaan of we daarin al dan niet stappen vooruitzetten?
Ik heb verder nog een informatieve vraag. De E-Commerce Xpo in Kortrijk werd voor de tweede keer georganiseerd. Weet u of er dit keer meer bezoekers zijn geweest dan de eerste keer?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Annouri, de winkelier of zelfstandige moet zelf weten of hij dat al dan niet wil. 92 procent is online aanwezig, dat is nagenoeg iedereen. Zij hebben zelf geoordeeld of ze al dan niet online informatie verspreiden of online verkopen. Dat is een bewuste keuze. Je kunt daar eigenlijk zelfs geen target op zetten. Je kunt niet zeggen ‘Wij willen er nu meer of minder’. Dat is geen doel op zich. Het doel is niet: ik wil online verkopen. Het doel is: ik wil verkopen. Als overheid moeten wij niet zeggen welke manier daarvoor het beste is. Dat moet de ondernemer zelf beslissen. Ik ga ervan uit dat u die mening deelt. Ik zal dus geen target zetten op onze tweede actie.
Wat we nu willen doen, is de bedrijven die de stap wat moeilijk vinden, gemakkelijker tot actie aanzetten met behulp van de instrumenten en tools. Zo is het voor hen gemakkelijker om eraan te beginnen. Zo moeten ze niet denken: ‘Ik ben gesensibiliseerd. Ik zou dat wel willen doen. Maar hoe pak ik dat nu aan?’ Wij reiken hun de instrumenten aan om gemakkelijker tot actie over te kunnen gaan. Wij nemen drempels weg, dankzij de instrumenten. Maar we zetten daar geen targets op omdat het uiteindelijk de ondernemer zelf is die moet beslissen of hij het al dan niet doet.
Wij volgen dat uiteraard op. UNIZO is daarvoor een hele goede partner. Zij organiseren mee de infosessies. De feedback die je krijgt, lijkt mij de beste opvolging, ook om nieuwe producten te maken of producten bij te schaven.
Ik zal de cijfers over het aantal bezoekers in Kortrijk opvragen en aan het verslag laten toevoegen.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Neen, we moeten er natuurlijk niet voor zorgen dat iedereen online gaat verkopen. Dat is niet de bedoeling. Maar we moeten er wel voor zorgen dat mensen die dat willen doen zichzelf niet op voorhand al buitenspel zetten omdat ze denken dat ze daarvoor niet in aanmerking komen of omdat ze worden weggeconcurreerd door grote spelers zoals Bol.com en Amazon. We moeten ruimte en zuurstof creëren voor zoveel mogelijk ondernemingen.
Er is wel effectief een kloof. Ik beschouw mezelf als een 34-jarige jonge kerel die zich heel makkelijk kan bewegen op sociale media en internet.
Verschillende mensen uit mijn vriendenkring zijn ondernemers, hebben een eigen zaak, verkopen kledij of andere producten. Maar er is een kloof tussen aanwezig zijn op Facebook, Twitter of Instagram en effectief de stap zetten naar een webshop. Er is een heel grote kloof. Heel vaak zeggen die jongeren, die echt ‘digital native’ zijn, dat het te moeilijk is of dat ze niet weten welke stappen ze daarvoor moeten zetten. Dat kunnen we onder andere hiermee oplossen. Maar ik denk dat het nog voor een heel groot stuk onbekend en onbemind is. Daarom vroeg ik u ook welke targets u wilt zetten, niet om mensen effectief te laten omschakelen naar die online verkoop, wel om de mensen te bereiken, om ze daar meer mee in contact te laten komen.
Nog een laatste opmerking. De websites die u op het einde hebt genoemd, die platformen waar verschillende lokale handelaars kunnen samenkomen, daarvan heb ik als consument uit Antwerpen nog nooit gehoord, bij wijze van spreken. Ik denk dus dat er ook daar nog veel werk is want ik denk dat ik namens vele mensen spreek als ik zeg dat dat zeer onbekende platformen zijn, die niet voldoende aan bod komen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.