Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, elk jaar brengt het Centrum voor Kankeropsporing gedetailleerde cijfers over de preventieve onderzoeken rond borstkanker, darmkanker en baarmoederhalskanker in kaart. Uit de cijfers van 2017 blijkt dat er behoorlijk grote regionale verschillen zijn in de dekkingsgraad van de verschillende onderzoeken. Zo scoren grote steden zoals Antwerpen, Gent en Brugge beduidend slechter. Op elk van de drie kankeronderzoeken behalen die steden een lagere dekkingsgraad dan het provinciale gemiddelde. In de stad Antwerpen bijvoorbeeld laat slechts 56,8 procent van de vrouwen zich preventief op borstkanker onderzoeken, terwijl in de provincie Antwerpen de dekkingsgraad 64,4 procent bedraagt. Ook in de meeste andere centrumsteden merken we voor de drie preventieve kankeronderzoeken een gelijkaardige tendens op.
Wat echter het meest in het oog springt, zijn de verschillende resultaten per type onderzoek in dezelfde provincie. Zo scoort de provincie Limburg wat darmkankeronderzoek betreft met een dekkingsgraad van 72,3 procent het best in heel Vlaanderen. Ook voor hun deelname aan het preventieve borstkankeronderzoek komen de Limburgers op de eerste plaats terecht, met een dekkingsgraad van 69,5 procent. Voor het baarmoederhalskankeronderzoek behaalt de provincie Limburg met een dekkingsgraad van 59,1 procent echter het slechtste resultaat. Dat is op z’n minst opmerkelijk te noemen.
Minister, hoe verklaart u dat er binnen eenzelfde provincie, zoals in Limburg, zo’n groot verschil bestaat in de dekkingsgraad voor de verschillende kankeronderzoeken? Hoe verklaart u dat de dekkingsgraad in de meeste centrumsteden opmerkelijk lager ligt dan het provinciale gemiddelde? Welke maatregelen wilt u nemen om in die steden tot een hogere dekkingsgraad te komen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het is gekend dat deelname aan screeningsprogramma’s beïnvloed wordt door een aantal factoren. Verschillende studies werden vanuit het Centrum voor Kankeropsporing al opgezet over het profiel van niet-deelnemers. Er is bijvoorbeeld de studie waarin koppeling met gegevens uit de Kruispuntbank Sociale Zekerheid werd gemaakt, en waarbij de determinanten waarom ze niet deelnemen in kaart werden gebracht via focusgroepen bij niet-deelnemers en bevragingen middels vragenlijst.
Het gaat daarbij bijvoorbeeld om socio-economische status, leeftijd, de mening van de arts die de persoon raadpleegt, angst voor het resultaat, onzekerheid over mogelijke kosten na de screening – de bevolkingsonderzoeken zijn gratis maar de behandelingen erna niet – of taalbarrières.
Het is inderdaad zo dat deze factoren niet homogeen verdeeld zijn over Vlaanderen. Ze verschillen tussen regio’s binnen één provincie, tussen de centrumsteden en de rest van een provincie, en tussen verschillende leeftijdsgroepen of geslacht.
Een specifieke verklaring voor de hogere totale dekkingsgraad in Limburg voor het bevolkingsonderzoek borst- en dikkedarmkanker ten opzichte van het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker hebben we nog niet.
Wat het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker betreft, weten we dat de deelname sterk daalt met stijgende leeftijd. We hebben de hypothese onderzocht of het feit dat de bevolking in Limburg ouder is dan in de rest van Vlaanderen, mogelijk het verschil verklaart. Dit doen we door de leeftijdgestandaardiseerde dekking te bepalen. Hierdoor schakelen we als het ware de invloed van het verschil in leeftijd tussen de verschillende provincies uit. Die cijfers tonen aan dat het verschil tussen Limburg en de best scorende provincies, Antwerpen en Vlaams Brabant, kleiner wordt maar blijft bestaan. Het verschil in leeftijd verklaart dus niet volledig waarom Limburg, ten opzichte van de andere provincies, wat slechter scoort in het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker.
We blijven verder inzetten op onderzoek naar dit verschil, maar vooral op concrete acties om niet-deelnemers beter en op maat te informeren. Op basis van de huidige gegevens worden de komende jaren interventies voor Vlaanderen ontwikkeld. Er worden tools aangereikt, zoals de website www.bevolkingsonderzoekenincijfers.be met daarin ook de gegevens op wijkniveau en statistische sectoren. Op deze manier kunnen lokale partners zoals de lokale besturen, het Lokaal Gezondheidsoverleg (Logo) en straks de zorgraden van de eerstelijnszones de respons en totale dekking in hun wijken raadplegen en in samenwerking met het Centrum voor Kankeropsporing acties uitvoeren, met aandacht voor lokale accenten.
We moeten opmerken dat er binnen grootsteden ook een grote variatie is aan deelname aan de bevolkingsonderzoeken. In de grootstad Gent bijvoorbeeld varieert de deelname aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker van 71,4 procent voor postcode 9051 tot 59 procent voor postcode 9000.
Daarnaast zijn programmagebonden factoren van belang, waarbij de mate waarin iedereen een uitnodiging krijgt een van de belangrijkste factoren is. De uitnodigingscompleetheid voor de bevolkingsonderzoeken borstkanker, dikkedarmkanker en baarmoederhalskanker is zeer hoog, ze varieert van 97 procent tot 100 procent in 2018. Deze cijfers zijn zeer homogeen verdeeld over Vlaanderen, en kunnen dus geen oorzaak zijn van de geobserveerde verschillen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. In de centrumsteden spelen inderdaad, zoals u ook hebt gezegd, factoren voor het niet-deelnemen mee waaronder de socio-economische status, de taalbarrière enzovoort. Maar wanneer we binnen eenzelfde provincie zo’n groot verschil vaststellen, stel ik me daar toch vragen bij. Zoals u zelf hebt gezegd, is de leeftijd daarvoor niet verklarend. Is men nu van plan om specifieke acties te voeren wanneer wordt vastgesteld dat het cijfer in een bepaalde regio zo laag ligt, of kijkt men eigenlijk niet per se naar die provinciale verschillen?
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, u hebt gezegd dat voor de toekomst ook wordt gekeken naar lokale accenten om het verschil mee weg te werken. Dat lijkt me een goede zaak, het voorbeeld van Gent toont aan dat het goed is om rekening te houden met die lokale accenten.
Minister, hebt u al cijfers voor 2017? De cijfers waar mevrouw Saeys naar verwezen heeft, zijn, denk ik, cijfers voor de periode 2010-2016 of 2013-2016. De rapportage gaat over 2017, zo heb ik begrepen uit het rapport van het centrum. Hebt u al andere recentere cijfers?
De cijfers waar mevrouw Saeys het over heeft, zijn cijfers uit 2017. (Opmerkingen van Jan Bertels)
Het gaat over cijfers uit het jaar 2017. (Opmerkingen van Jan Bertels)
Recent hebben we het jaarverslag van het Centrum voor Kankeropsporing voor 2017 voorgesteld. Ik ga er toch van uit dat dat cijfers voor 2017 zijn. Ik zal het nog eens checken. Het is overigens een geruststelling dat minstens iemand de website heeft geraadpleegd. Ik zal het nog eens nakijken maar het zou me verbazen indien het niet over 2017 zou gaan.
We proberen nu systematisch data over de gezondheidstoestand en de participatiegraad in het bijzonder regionaal en zelfs tot op wijkniveau vast te leggen. We hebben dat jaren geleden afgesproken met het centrum. We doen hetzelfde in overleg met de federale overheid wanneer het gaat over toekomstige gezondheidsonderzoeken omdat we die data op een geografisch niveau beschikbaar willen stellen waardoor de actoren die zich inzetten voor de promotie van de gezondheid en de ziektepreventie zich via benchmarks kunnen positioneren. Op die manier kan daar, indien nodig, extra op ingezet worden. Dat is de reden waarom we die data proberen te aggregeren op een zo klein mogelijk geografisch niveau.
Wat de screeningsprogramma’s betreft, als het over kanker gaat, kunnen we dat eigenlijk al vrij goed. Dat zal niet in deze legislatuur zichtbaar zijn, maar voor een wat langere termijn hebben we met een vooronderzoek bekeken hoe we de vraagstelling in de regelmatig terugkerende grote gezondheidsenquête zo kunnen maken dat we dat eigenlijk ook kunnen vertalen naar zonale of regionale cijfers. Zoals u opmerkt, zullen die cijfers immers ook zorgen, denk ik, voor een veel meer gerichte actievoering op het terrein.
De vraag om uitleg is afgehandeld.