Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dit is een kwestie die we al hebben aangekaart. Het staat niet in mijn neergeschreven vraag om uitleg, maar u kent het dossier ook. Er is de macrodoelmatigheid van deze opleiding, die aantoont dat het een belangrijke opleiding is, maar ook dat het in de sector, waarmee ik de buitenwereld bedoel, een profiel is dat we nodig hebben, eerst en vooral in onze instellingen, vooral de rusthuizen en de bejaardenzorg, maar ook in de voorzieningen voor mensen met beperkingen. We stellen vast dat zij niet bij de tandarts geraken.
Een goede tandhygiëne en een goed gebit is nu eenmaal een belangrijk gegeven om goed gevoed te kunnen worden. Een slecht gebit is ook een belangrijke bron van infecties. Bijgevolg is een goede mondzorg en -hygiëne cruciaal, zeker in sectoren waar veel mensen samen zijn en waar het gebit aan een aantal beproevingen blootstaat.
Vanaf het academiejaar 2016-2017 bieden de Arteveldehogeschool in Gent en de Hogeschool UC Leuven-Limburg (UCLL) de bacheloropleiding Mondzorg aan. Beide hogescholen werken voor deze opleiding intensief samenwerken met de tandartsenopleidingen van respectievelijk de UGent en de KU Leuven. Dat kwam trouwens ook in de toets nieuwe opleidingen en macrodoelmatigheid naar voren. De opleiding leidt studenten op tot een beroepsgroep die een belangrijke ondersteuning kan bieden binnen de sector van de tandartsen en vult een belangrijke nood op de arbeidsmarkt in.
Mevrouw Thekla Roose, coördinator van de opleiding aan de Arteveldehogeschool, zei daarover onlangs: “De maatschappelijke nood ligt er vooral in dat we een tekort aan tandartsen hebben in Vlaanderen.” Ze nuanceert weliswaar in het licht van andere gesprekken over tekorten die we hier hebben: “Door de toelatingsbeperking bij de opleidingen tandheelkunde in Vlaanderen is de groep die uitstroomt groter dan de groep die instroomt. Tandartsen focussen nu vooral op het curatieve en het preventieve begint alsmaar meer weg te vallen.”
U moet maar eens bellen naar een tandarts met een vraag voor een dringende ingreep, en u weet wat dat wil zeggen. Ik zie een collega reageren. In Herselt valt het misschien nog mee. Dat zijn dan ook de Kempen. In meer verstedelijkt gebied is dat van een andere aard.
Ik ga verder met het citaat: “Daardoor is er onder andere een probleem ontstaan in woonzorgcentra en dienstverleningscentra (organisaties voor volwassenen en kinderen met een fysieke of mentale beperking). Tandartsen hebben geen tijd meer om daar naartoe te gaan. Er is dus echt een maatschappelijke nood om meer met preventieve mondzorg bezig te zijn.”
Tijdens de commissievergadering van 19 oktober 2017, dus iets meer dan een jaar geleden, hebben we het probleem aangekaart van de stage die de studenten mondzorg moeten volgen. Toen het onderwerp in de commissie aan bod kwam, was er sprake van een juridisch vacuüm omdat er nog geen federaal uitvoeringsbesluit voorhanden was dat regelt welke handelingen deze paramedici mogen uitvoeren en welke niet. De opleiding was toen nochtans al bezig. Ze is gestart in 2016-2017.
In het koninklijk besluit dat ondertussen is gepubliceerd wordt precies beschreven welke werkzaamheden onder de beroepstitel ‘mondhygiënist’ mogen worden verricht. Het gaat hierbij om preventieve handelingen die autonoom uitgevoerd mogen worden, zoals het geven van mondzorgadvies en het professioneel reinigen van iemands tanden. Daarnaast mogen verschillende handelingen op voorschrift van de tandarts gedaan worden, zoals het verwijderen van hechtingen. Er zijn ook toevertrouwde handelingen, zoals medische beeldvorming. Daarvoor is een voorschrift en de aanwezigheid van de tandarts nodig.
De meeste studenten die zijn gestart in het academiejaar 2016-2017 zitten nu in hun derde, en dus laatste jaar, waarna de meeste onder hen op de arbeidsmarkt terecht komen. De stage vormt een zeer belangrijk onderdeel van het derde jaar. De verwachting is dat zij in een tandartsenpraktijk zullen gaan werken, maar bijvoorbeeld in Nederland beginnen veel mondhygiënisten een eigen praktijk. In principe mogen alle bachelor-afgestudeerden in de gezondheidszorg zich zelfstandig vestigen, maar het financiële kader is blijkbaar nog niet duidelijk. Het handelingskader is vastgesteld, maar het betalingssysteem erachter nog niet.
Hier komen we dan bij ons mooie land terecht: minister Vandeurzen voorziet in de erkenning, het koninklijk besluit en de RIZIV-nomenclatuur worden federaal geregeld, maar preventieve zorg en opleiding zijn dan weer een Vlaamse bevoegdheid.
Wat betreft de stageplaatsen vangen we signalen op dat er een tekort zou zijn en dat studenten zouden moeten uitwijken naar Nederland om hun stage te kunnen volbrengen, ook weer omdat dat gekoppeld is aan de nomenclatuurnormering of wegens de normen die opgelegd woorden aan de stagemeesters – meestal moeten het groepspraktijken zijn en ze moeten werken aan het conventietarief. Bijgevolg draait dat moeilijk en gaan we onze mondhygiënisten in de opleiding Mondzorg, voor een noodzaak in Vlaanderen, stage laten lopen in Nederland omdat we het in Vlaanderen niet geregeld krijgen, omdat er federaal een aantal zaken vast zitten voor een profiel dat we nodig hebben. Ik gebruik het woord Kafka niet dikwijls, maar het komt toch stilaan in de buurt.
Klopt het dat er momenteel te weinig stageplaatsen voorhanden zijn? Situeert het tekort zich vooral in Gent en Leuven? Zijn er te weinig stageplaatsen die voldoen aan de opgelegde normen?
Is er een overleg tussen u en minister Vandeurzen om struikelblokken in verband met de stageplaatsen weg te werken? Zo ja, wanneer was dat gepland of wanneer plant u dat in? Het is toch al november van het derde jaar.
Is er een overleg nodig tussen u en de ministers uit de federale regering om de problematiek van het uitoefenen van het beroep als zelfstandige aan te kaarten? Ik kijk ook naar de macrodoelmatigheid op basis waarvan we de opleiding in Vlaanderen hebben toegelaten. Zo ja, met wie en hoe wenst u dat overleg aan te pakken?
Minister Crevits heeft het woord.
Een mondvol vragen. De knoop en de antwoorden liggen – en dat weet u, maar het is interessant om de vragen te stellen – bijna volledig binnen de bevoegdheid van federaal minister van Volksgezondheid De Block. Over het dossier Mondzorg is al veelvuldig met alle betrokkenen overlegd. De kern van de problematiek is dat dit een bacheloropleiding is, waar, zoals u heel terecht heeft gesteld, ontzettend veel vraag naar is, maar waar de uiteindelijke positie en zelfstandige taakinvulling nog onder druk staan.
Minister De Block is volop bezig om met de nodige koninklijke besluiten en het nodige overleg hierin duidelijkheid te verschaffen. Wij proberen in de mate van het mogelijke aan te dringen.
De hogescholen, die zelf verantwoordelijk zijn voor de stageplaatsen, hebben mij laten weten dat er momenteel voor de huidige stageperiode geen tekort is aan stageplaatsen. Integendeel zelfs, ze laten weten dat er veel aanbiedingen komen van tandartsen en tandartspraktijken. Ze hebben hun studenten hierover ook geïnformeerd. Ik heb daarvan een brief, die ik straks als bijlage bij het antwoord zal geven.
Bovendien kunnen zij samenwerken met buitenlandse hogeronderwijsinstellingen, waaronder Nederlandse, om in het kader van bijvoorbeeld Erasmus de stages in het buitenland te organiseren. De hogescholen vragen wel dat de federale overheid tegen de volgende stageperiode, in februari 2019, de nodige voortgang maakt.
Er blijft immers, zoals u ook stelt, onduidelijkheid met betrekking tot de terugbetaling van handelingen uitgevoerd door stagiairs. Die handelingen kunnen nu nog niet geattesteerd en dus niet terugbetaald worden. Dat impliceert een inkomstenverlies voor de tandartspraktijken bij het verrichten van handelingen die zij normaal zelf voor hun rekening nemen en waarvoor zij dan wel kunnen attesteren. Dat is merkwaardig, want de stagiair handelt onder strikt toezicht van de tandarts, die op die manier ook de zorg blijft waarborgen. Als dat zo blijft, zet dat de getoonde goodwill van de tandartspraktijken zwaar onder druk.
Mocht er dus geen oplossing komen tegen de start van het tweede semester, dan kan het zijn dat stageplaatsen zich terughoudend gaan opstellen en stagiairs niet langer zullen willen begeleiden. We staan dus onder druk. Het in orde brengen van de attesteringsproblematiek is belangrijk zodat de afgestudeerde mondhygiënisten diverse opties krijgen op de arbeidsmarkt, zowel als zelfstandige als in dienstverband bij tandartspraktijken of zorginstellingen. Dat is een problematiek die behoort tot de bevoegdheid van minister De Block.
Ik verneem dat het overleg binnen de Nationale commissie tandartsen-ziekenfondsen nog steeds lopende is. Naar aanleiding van het signaal van de hogescholen, zal ik dit nogmaals bij de bevoegde minister aankaarten en aandringen op een snelle oplossing.
De heer Daniëls heeft het woord.
Het is niet onbelangrijk, voor de opleiding en ook voor de centen die we erin investeren, dat we vanuit Vlaanderen eenduidig het signaal geven aan de bevoegde federale minister, omdat het voor volgend jaar geen goede startbasis is voor de studenten. Men weet sinds 2016-2017 dat de studenten eraan komen. We zijn 2018 en er zijn nog altijd hangende zaken voor dingen die vrij duidelijk zijn.
Een andere bezorgdheid die ik heb, en ik hoop dat u die deelt, is dat alle kosten die zijn verbonden met de stage zouden moeten worden vergoed door de hogescholen of door het RIZIV. De stagemeester ontvangt een stagevergoeding maar wanneer het RIZIV die niet betaalt – en het RIZIV is nu niet onmiddellijk een instantie die geld over heeft – dan zouden de hogescholen die vergoeding moeten betalen. En dan komen die hogescholen onder druk te staan, want dan zal men op andere stageplaatsen vinden dat wanneer voor een bepaalde opleiding de stagemeester wordt betaald, dat ook voor hun opleiding moet kunnen. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de werkingsmiddelen die worden toegekend aan hogescholen worden gebruikt om stagemeesters te betalen.
Het kan ook niet de bedoeling zijn dat de verzekering en de beroepsaansprakelijkheid ten laste vallen van de hogescholen. In het secundair onderwijs gebeurt het ter beschikking stellen van persoonlijke beschermingsmiddelen zoals helm en veiligheidsschoenen door de stageplaats omdat die stageplaats natuurlijk ook enig voordeel geniet van die stagiair. Zo moeten er geen dure aanwervingsprocedures worden gevoerd en kan men zeker de derdejaarsstagiairs zaken laten doen waardoor men tijd over houdt voor andere zaken. Maar wanneer ik bijvoorbeeld vaststel dat een dosimeter zou moeten worden betaald door de hogeschool, dan komt men op een hellend vlak want dan zullen ook andere sectoren dergelijke vragen beginnen te stellen. Het lijkt me niet evident dat die zou moeten worden betaald door de hogescholen. Ik wil alle betrokkenen van dit dossier dan ook oproepen om gezond verstand aan de dag te leggen
Er is ook een link met het Agentschap Zorg en Gezondheid, dus met minister Vandeurzen die de erkenning geeft. Langs die weg moeten we ook nog wat druk zetten.
Minister, mijn vraag is verder vooral of u een zicht hebt op die timing. Het is nu november, het wordt dan ook kort dag.
Begrijp ik, wat de stageplaatsen betreft, dat er geen probleem meer is om stages te vinden en dat het probleem van de aanstelling van de mentoren dus is opgelost? Het kan zijn dat iemand een stagemeester wil zijn maar als de mentor niet wordt erkend, dan kan men die stage niet doen om erkend te worden als mondhygiënist.
Minister Crevits heeft het woord.
De attesteringen gebeuren op het eind, wanneer zij zijn afgestudeerd, dat is ook dringend, maar het acute probleem zit bij de stages. We hebben nu een voorlopige oplossing voor dit jaar maar in februari start de nieuwe ronde. Tegen die tijd moet dat probleem zijn opgelost. Zo niet, komen we in ernstige problemen. Alles moet dus de komende maanden rond geraken.
Ik zal naar aanleiding van uw vraag en van de signalen van de hogescholen nog eens contact opnemen met de bevoegde minister over die mentorenkwestie en het vergoedingensysteem. Dat moet federaal worden geregeld. Iedereen die hier aanwezig is, kan daar mee helpen voor zorgen.
Ik heb niet de indruk dat men op federaal niveau van slechte wil is, men wil dit opgelost krijgen maar de tijd dringt natuurlijk. Het gaat hier om een opleiding waar chronisch nood aan is. Iedereen, groot en klein, is ervan overtuigd dat dit een bijzonder belangrijke en noodzakelijke opleiding is, behalve misschien in Herselt.
Ik heb me niet uitgesproken over de noodzaak van de opleiding, het ging over de ruimte bij de tandarts.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik probeer mezelf tegen te houden om niet verder te reageren op Herselt. Dat is niet evident, maar ik behoed mij in het belang van de vraag en de kwestie die voorligt.
De hogescholen steken er momenteel heel veel tijd in om die zaken op te lossen en om studenten te motiveren. We mogen ook niet vergeten dat er ongeruste ouders zijn. Hun zoon of dochter heeft de driejarige opleiding gedaan en ze vragen zich af of hij of zij volgend jaar zal kunnen werken of dat hij of zij thuis zal blijven resideren tot het is geregeld. Dat zijn reële situaties.
Ik roep iedereen op, zowel federaal als Vlaams, over de partijgrenzen heen, maar ook de verschillende verenigingen van tandartsen, om met een open geest naar deze zaak te kijken. De mondhygiënisten zullen niet zozeer een grote concurrentie vormen. Ik ben ervan overtuigd dat als meer opgeleide mensen in monden kijken, er dan geen tekort aan doorverwijzingen naar de tandartsen zal zijn, maar dat er nog meer, weliswaar kleinere, problemen zullen worden ontdekt. Ik denk niet dat iemand moet vrezen voor minder inkomsten, integendeel.
Er zal meer preventie zijn en er zal meer tijdig curatief kunnen worden ingegrepen waardoor tanden behouden kunnen worden. Dat is nog altijd beter dan te moeten werken met implantaten. Alle nevenverschijnselen van betere voeding, beter kauwen, minder maag- en darmproblemen, minder infecties die het gevolg zijn van broeihaarden van bacteriën in de mond, zullen we kunnen tegengaan. Dat is in ieders belang. Dat is een oproep die ik wil lanceren aan iedereen die het hier en elders horen wil.
De vraag om uitleg is afgehandeld.