Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de strijd tegen grensoverschrijdend gedrag in de sport
Verslag
De heer Bajart heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik heb een vraag om een stand van zaken, met een aspect dat misschien wat meer politiek is. Er zijn meer sporters die een klacht of een melding omtrent grensoverschrijdend gedrag in hun sportclub hebben ingediend. Dat was te verwachten en zelfs de bedoeling van het beleid dat we het afgelopen jaar uitrolden. Sporters wisten voordien niet waar ze terecht konden met een klacht of een melding. Dat verklaart natuurlijk waarom er, nu alle sportfederaties een aanspreekpunt hebben, meer meldingen zijn.
Maar we konden in de pers ook lezen dat niet alle sportfederaties intussen even ver staan met de uitrol van hun aanpak. Iets meer dan de helft beschikt intussen over een gedragscode. 32 van de 34 andere zijn bezig die op punt te stellen. 36 procent van de sportfederaties zou een draaiboek hebben uitgewerkt om met verschillende scenario’s om te gaan. 42 procent beschikt over een tuchtreglement en een tuchtrechtelijk orgaan, maar er wordt ook gekeken naar een overkoepelend orgaan.
Minister, kunt u een overzicht geven van de huidige stand van zaken? Op verschillende vlakken zijn een aantal federaties nog niet in orde. Gaat het daarbij telkens om dezelfde federaties? Welke aansporingen hebt u de achterblijvers al gegeven?
De Vlaamse Sportfederatie werkt samen met een advocatenkantoor om de optie van een overkoepelend orgaan te bekijken. Hoe staat u daartegenover? Is het belangrijk dat alle federaties zich daar meteen bij zouden aansluiten, of kan een kopgroep het voortouw nemen? Gaat het hier enkel over een overkoepelend orgaan, of ook over een overkoepelend tuchtreglement, dat dan in alle sporten zou gelden?
– Bart Caron treedt als voorzitter op.
Net voor het zomerreces stemde het parlement over een decreet dat van toepassing is op het beleidsdomein Sport en ook een resolutie met aanbevelingen. Belangrijk daarbij is dat we de verplichtingen die u al oplegde, daarmee ook decretaal verankeren. Die decretale verplichtingen, namelijk het voeren van een integriteitsbeleid en het inrichten van een aanspreekpunt integriteit, treden pas in werking in 2022 en vereisen ook nog een uitwerking door de Vlaamse Regering. Plant u daarvoor al een initiatief of ziet u het als een beter idee om dat pas later te doen, zodat er ook geleerd kan worden uit de ervaringen van wat de federaties nu uitrollen? De resolutie met aanbevelingen vraagt ook duidelijk aan de Vlaamse Regering om het uittreksel van het strafregister, namelijk het model bestemd voor het uitoefenen van een activiteit in contact met minderjarigen, te verplichten voor werknemers die in loondienst zijn of voor hen die als zelfstandige werken, én die een verantwoordelijkheid dragen over minderjarigen. Bent u al gestart met de uitwerking van deze aanbeveling, om het ook echt verplicht te maken in de sportsector?
Ik geef graag het woord aan mijn YOUCA-studente die even de voorzittershamer zal hanteren.
De heer Poschet heeft het woord.
Ik vind dat het voorzitterschap bij elke persoon die het waarneemt, rasse schreden vooruit zet.
Minister, ik heb een vraag die in grote mate gelijkloopt met die die collega Bajart zojuist stelt. We hebben vorig zittingsjaar een speciale commissie opgericht rond de problematiek van grensoverschrijdend gedrag in de sport, en later veel ruimer, om een aantal aanbevelingen te doen en maatregelen te nemen. Onder andere daardoor is er een grotere bewustwording gekomen en is ook het aantal meldingen sterk gestegen. Op het moment dat ik mijn vraag indiende, had ik cijfers van een vijftigtal meldingen, terwijl er in de andere jaren minder dan vijf waren. Dat is op zijn minst al het topje van de ijsberg, vermoed ik.
Ik heb vijf concrete vragen, een beetje dezelfde als die van collega Bajart, maar op een andere manier. Alle 74 erkende sportfederaties hebben intussen een aanspreekpunt integriteitsbeleid (API), waar leden met vragen, klachten of opmerkingen rond grensoverschrijdend gedrag terecht kunnen. Op welke manier worden deze API’s zelf ondersteund en hoe wordt er voor onderlinge kennisuitwisseling gezorgd?
Nog maar de helft van de sportfederaties heeft een gedragscode uitgewerkt. Wat is de verklaring van de trage gang van zaken bij sommige? Zo zouden er twee nog niet eens gestart zijn met het proces voor de opmaak hiervan.
Een volgende vraag gaat over de handelingsprotocollen. Twee derde van de sportfederaties zou hiervan nog werk moeten maken. Op welke wijze worden ze hiervoor door Sport Vlaanderen ondersteund?
Voor een tuchtorgaan vragen sportfederaties en de Sportraad om met één overkoepelend orgaan in plaats van één orgaan per federatie te werken. Hoe staat u tegenover deze vraag?
Op welke wijze wordt er werk gemaakt van de bekendmaking van hulp- en informatielijnen zoals 1712, nupraatikerover.be en Awel bij de sportfederaties en de clubs, een van de aanbevelingen in de resolutie die we in juli hebben goedgekeurd?
Minister Muyters heeft het woord.
Via mijn persbericht heb ik proactief over de stand van zaken en de vorderingen van de sportfederaties gecommuniceerd. Dit gebeurde op basis van de informatie die de federaties aan Sport Vlaanderen in de maand juni bezorgden en die vervolgens door Sport Vlaanderen verwerkt werd. Op dit moment rondt Sport Vlaanderen de bilaterale gesprekken in het kader van de update van het beleidsplan voor 2019 met de gesubsidieerde sportfederaties af. Ook daar werd gesproken over het aspect seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGG). Een volgend formeel rapporteringsmoment, ook voor de erkende niet-gesubsidieerde sportfederaties, betreft de rapportering over het beleidsplan tegen eind maart 2019.
Ik wil in dezen niet in termen van ‘achterblijvers’ spreken. Uiteraard moeten we zorgen dat het doelstellingenkader geïmplementeerd wordt. Wat ik wel positief vind, mijnheer Bajart, is dat mij geen federaties gemeld werden die totaal niet zouden werken rond deze thematiek. Iedereen is ermee bezig, maar het sportfederatielandschap is erg divers. Elke sportfederatie is anders en heeft haar structuren en eigenheden. Er zullen dus steeds wat verschillende snelheden en verschillende ondersteuningsnoden zijn. Uit de rapportering bleek bijvoorbeeld duidelijk dat de gesubsidieerde federaties – terecht en gelukkig maar – al verder staan dan de erkende niet-gesubsidieerde.
Het doelstellingenkader is ook logisch opgebouwd, mijnheer Poschet. Daarom is er een zekere chronologie. Een aanspreekpersoon integriteit, afgekort als ‘API’, binnen de federatie was een duidelijke eerste stap. Zoals u weet, hebben we de verdere ontwikkeling van het profiel en de opleiding van deze API’s via Sensoa en ICES vanaf het najaar 2017 ondersteund. Dit resulteerde in de eerste opleidingsmomenten in maart van dit jaar. Daarnaast versterkten we ook ICES zelf met extra middelen en een extra vte om het integriteitsthema op te nemen, in het bijzonder naar de API’s toe. Ze hebben als het ware een super-API kunnen aannemen, die de andere kan ondersteunen.
Zo staan in het beleidsplan van ICES volgende acties: API’s op sectorniveau binnen sportfederaties opleiden en ondersteunen via een opleiding, een handleiding en het faciliteren van onderlinge kennisdeling; als backoffice fungeren voor API’s op sectorniveau bij cases inzake integriteit; een structureel opvolgingssysteem voor cases ontwikkelen en uitrollen via de opgeleide API’s op sectorniveau. Op die manier heeft ICES de mogelijkheid om extra ondersteuning te geven aan wat er op sectorniveau gebeurt. ICES organiseert ook terugkomdagen en intervisie met de pool van API’s.
Vorming, preventie en sensibilisering zijn de volgende stappen. Dit voorjaar werden een aantal ondersteunende documenten ontwikkeld. Naar aanleiding van de bevraging stellen we vast dat sommige federaties het moeilijk hebben om met deze documenten concreet aan de slag te gaan en tot op clubniveau door te geven. ICES werkt dit nu nog verder uit in de vorm van een ondersteuningspakket voor sportfederaties, met bijzondere focus op het uitrollen naar hun clubs. Leidende principes hierbij zijn: laagdrempelig qua taal en inhoud, hapklaar qua vorm, verschillende dimensies en in samenwerking met de sector.
Het uitwerken van gedragscodes per federatie vraagt tijd. Ik verkies hier echter kwaliteit boven snelheid. Ik leid uit de rapportering alvast af dat bijna alle federaties aangeven met gedragscodes bezig te zijn. De laatste twee federaties zullen worden opgevolgd en zullen via ICES de nodige ondersteuning krijgen bij de verdere uitwerking van hun gedragscode.
Het handelingsprotocol vormt samen met het tuchtsysteem het sluitstuk. Dit zijn meteen de moeilijkste items uit het doelstellingenkader. We hebben in de handleiding voor de federatie-API’s reeds een voorzet van handelingsprotocol ontwikkeld. Ook dit moet elke federatie vertalen in functie van haar eigenheid en in functie van haar relatie met haar clubs. En ook hierbij zal ICES verder de nodige ondersteuning bieden.
Zo kom ik tot de vragen over het gezamenlijk tuchtorgaan, want dat is het zesde en laatste punt. Ik sta uiteraard positief tegenover een intentie van de Vlaamse Sportfederatie (VSF) om een overkoepelend tuchtorgaan op te richten. Uit de monitoring die we hebben gedaan, blijkt dat de vele federaties daar ook vragende partij voor zijn. Ik denk dat het ook opportuun is om expertise en ervaring in één orgaan te bundelen. Ik denk dat dat beter is dan dat we voor iedereen apart een tuchtorgaan zouden gaan organiseren. Maar ik laat het aan de sportfederaties om te kiezen of ze daarbij aansluiten of niet. Als ze niet wensen aan te sluiten, moeten ze uiteraard een eigen tuchtorgaan organiseren.
Er is via de opdracht van Sport Vlaanderen ook al gewerkt aan een model van tuchtreglement. Ook hier kan elke federatie zijn interne reglementering daarvoor aanpassen, en ook bekijken of dat nodig is. Zo kunnen ze weten of de grensoverschrijdende dossiers daar behandeld kunnen worden. Maar ik bekijk in elk geval samen met Sport Vlaanderen, met VSF en met ICES hoe we de federaties bij de uitwerking en bij de concrete implementatie kunnen ondersteunen met de nodige juridische expertise.
Collega Bajart, ik kom dan tot uw vraag omtrent de bijzondere commissie. Ik wil die bijzondere commissie bedanken voor de werkzaamheden die zij al heeft verricht, en ook voor het feit dat zij besliste om over de verschillende sectoren heen te werken.
Mijnheer Bajart, het is in 2021, en niet in 2022, dat de volgende olympiade aanvangt en dus een decreetswijziging in werking zal treden. Ik wil de federaties tijdig duidelijkheid verschaffen over het concrete doelstellingenkader dat uiterlijk tegen 2021 verwacht wordt. En ik heb daarom aan Sport Vlaanderen de opdracht gegeven om de voorbereidingen voor die uitvoeringsbesluiten in overleg met ICES op te starten, zodat we die – hoop ik – nog deze legislatuur kunnen bekrachtigen.
Wat de aanbeveling rond het uittreksel van het strafregister betreft: de resolutie zegt dat elke werknemer en zelfstandige die verantwoordelijkheid draagt over minderjarigen, dat uittreksel zou moeten geven. Dat is zonder twijfel een beleidsoverschrijdend gegeven. Binnen de regering hebben we gezegd dat we dat thema van integriteit ook beleidsoverschrijdend gaan bekijken. Ik zou mijn collega’s van welzijn, onderwijs, jeugd en cultuur vragen om ook aandacht te hebben voor dit element van de uitvoering van die resolutie, zodanig dat dat effectief uitgevoerd wordt. Maar ik ga dat niet apart voor sport doen; we gingen dat doen voor een breder, beleidsoverschrijdend gegeven. Ik ben daar niet de trekker, maar ik zal zeker duwen voor dat aspect.
Ten slotte kom ik bij de vraag van mijnheer Poschet, omtrent de hulp- en informatielijnen. Zoals ik al heb aangegeven, denk ik dat preventie, vorming, en sensibilisering zonder twijfel belangrijke aspecten zijn van ons integriteitsbeleid. Daar wordt ook sterk op ingezet, zowel bij de vorming van onze API’s als bij de concrete ondersteuning naar de sector toe. We blijven de kanalen die er zijn naar voren schuiven. Idealiter kan de sporter dus bij heel wat kanalen terecht. Hij kan terecht bij een vertrouwensfiguur in de club, in de mate dat die al georganiseerd is, en in elk geval ook bij de API van de federatie. Je hebt de hulplijnen, zoals 1712 en Awel, en je hebt ook de hulpverlening, zoals een vertrouwenscentrum of een zorgcentrum seksueel geweld. Wat dat laatste betreft wil ik ook verwijzen naar het nieuwe communicatieplatform ‘WAT WAT’, dat de minister van Jeugd op 1 oktober specifiek naar jongeren lanceerde. Ik denk dus dat er heel wat aanspreekpunten zijn, en dat die ook ondersteund worden.
ICES en de nieuwe coördinator voor 1712 hebben reeds samengezeten om de nodige afspraken te maken. De ‘super-API’, zoals ik daarstraks al heb gezegd, zal bij ICES ook alvast een go-between zijn, en een brugfunctie hebben tussen de hulplijn 1712 en de sportsector. Verder moeten we ervoor zorgen dat de campagnes van 1712 ook voldoende herkenbaar zijn, en verspreid worden naar de sportsector toe.
Ik denk dat ik u hiermee een inzicht heb gegeven. Ik moet eerlijk zeggen: ik denk dat we vanuit de sport bijna een voorloper kunnen worden genoemd op vlak van de mogelijkheden die er zijn rond wat we allemaal verwerpelijk vinden, namelijk grensoverschrijdend gedrag. We hebben eigenlijk toch wel serieuze vorderingen gemaakt in dat geheel, en ik ben daar wel blij om. We zijn er nog niet, en we zullen er nooit helemaal zijn. We moeten altijd stappen blijven zetten, maar ik denk dat we wel goed gestart zijn.
De heer Bajart heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Het is zoals u zegt: het werk is niet af en zal nooit af zijn. Ik wil in deze dimensie een aantal zaken onderstrepen. Ten eerste volg ik u: er is geen enkele federatie die geen initiatief heeft genomen. Dat op zich is al bewonderenswaardig. Ten tweede, en dat hebt u zelf ook aangebracht, is het zo dat de realiteit verschillende structuren heeft, met verschillende snelheden en verschillende ondersteuningsnoden. U hebt ook aangebracht dat alle, of bijna alle federaties bezig zijn met de gedragscode, wat natuurlijk ook goed is.
Verder noteer ik ook dat u ertoe aanspoort om de voorbereiding van de uitvoeringsbesluiten op te starten. En dan het laatste punt: ik ga ervan uit dat het initiatief rond het attest van goed gedrag en zeden, weliswaar met de andere beleidsdomeinen, nog deze legislatuur zal landen.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik denk dat het verzamelen en delen van kennis en knowhow heel belangrijk is. Het is goed dat we hiervoor op ICES en Sensoa kunnen rekenen, en vooral dat dat tot op het clubniveau, het dichtst bij de sporter zelf geraakt.
Met betrekking tot de gedragscodes hebt u gezegd dat de kwaliteit primeert op de snelheid. Dat zou een vreemde redenering kunnen zijn, als je dan zegt dat degenen die het snelst klaar zijn, het slechtste werk geleverd hebben. Mijn vraag is: wat zijn de specifieke redenen van degenen die nog niets hebben gedaan? Heeft dat misschien te maken met de aard van de sport die wordt aangeboden? Zijn dat minder contactsporten? Ik weet niet of u daar iets over wilt of kunt zeggen. Het gaat er niet om om sportfederatie X of Y aan de schandpaal te nagelen.
Het is heel positief dat u er voorstander van bent dat er één tuchtorgaan komt, maar dat u vooral de vrijheid laat om bottom-up, van onderuit, de sportfederaties daarover te laten beslissen en zelf vanuit hun eigen gezond verstand die beslissing te nemen. Ik hoop dat ze daaraan meewerken en dat er goede onderlinge uitwisseling is van bijvoorbeeld dat model van tuchtreglement, zodat er geen dubbel werk wordt gedaan.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Het werk dat we de afgelopen maanden hebben gedaan met de tijdelijke commissie, was heel nuttig, maar ik vrees dat dat het gemakkelijke gedeelte was. Nu komt het moeilijkste: het uitrollen en het opvolgen van alles, en er vooral ook voor zorgen dat alles ook effect zal hebben.
Ik ben blij met uw antwoord. Het is heel goed om te horen dat er van alles in beweging is gezet. We zullen ook goed moeten monitoren of dat effectief de situatie verbetert en verandert. Mijn bijvraag gaat over iets dat ermee te maken heeft, maar dat nog niet is aangehaald. In de commissie hebben we ook gehoord dat de plek van slachtoffers en het feit dat zij kunnen getuigen, hun verhaal kunnen doen en gehoord worden, heel belangrijk is. Op het vlak van sport hadden we hier de afgelopen tijd het project van VOICE Vlaanderen van Tine Vertommen. Dat was een ongelooflijk sterk project, dat wij allemaal erkennen en dat u zelf ook meermaals hebt aangehaald. Het project bestaat nu niet meer in die hoedanigheid. Hebt u achteraf nog contact gehad met de mensen van VOICE Vlaanderen? Zo niet, hebt u concrete plannen om het werk dat zij hebben gedaan, mee te nemen in de volgende stappen, om ervoor te zorgen dat die slachtoffers nog altijd op de juiste manier gehoord zullen worden op sportvlak?
De heer Wouters heeft het woord.
Ik dank de collega’s voor hun vraag. Het is goed dat we de stand van zaken hier op geregelde tijdstippen bespreken. De positivo in mij komt vandaag naar boven, als ik zie dat de meeste federaties echt wel aan de slag zijn gegaan, sommige al met heel grote sprongen. Ik wil van dit moment gebruikmaken om die sportfederaties te bedanken, hen een hart onder de riem te steken en hen aan te moedigen om zeker verder te gaan op de ingeslagen weg en in deze materie zeker niet te verzwakken.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik geef nog een paar korte reacties, ten eerste over de gedragscode. Het feit dat er daar een verschil is, komt doordat sommige federaties daar al mee bezig waren en andere van nul moesten beginnen. Dat maakt een verschil. Natuurlijk spelen ook de aard van de sport en de aard van het bestuur mee. We hebben de laatste dagen nog gehoord dat het ene bestuur het andere niet is. We gaan altijd ondersteuning bieden. We eisen dat het er komt. En het ene gaat wat rapper dan het andere, maar meer is het niet. Ik blijf erbij dat wij in Sport al heel ver staan. Als ik vergelijk met andere sectoren, waren wij toch bij de eersten om met een aantal zaken naar voren te komen.
Wat betreft de tuchtcommissie: ik ben het daarmee eens. Ik ga zelf geen push geven. Ze moeten dat bottom-up zelf kiezen. Maar het moet er wel zijn. Als ze het samen doen en zo expertise bundelen, waarom niet? Ik ben eigenlijk wel voorstander. Maar als iemand zegt dat het bij hen wat specifieker is dan bij iemand anders, mij ook niet gelaten. Laat maar komen. Ik geef ze daar genoeg vrijheid in.
Collega Annouri, u sprak over het monitoren. Dat doen we ook. De eerste monitoring was de bevraging die we hebben gedaan. We doen een continue opvolging. We voorzien in extra personeel bij ICES. We monitoren dus niet alleen, maar begeleiden het ook, gericht op waar we zien dat er een tekort is. Dat is mijns inziens een heel juiste en goede aanpak die we doen.
Waar kunnen mensen die een getuigenis willen afleggen, terecht? Er zijn voldoende kanalen waar men terechtkan. Ik heb ze ook opgesomd. VOICE heeft een enorme rol gespeeld. Zij hebben ook een rapport afgeleverd. We hebben de mogelijkheden op dat moment zelfs uitgebreid, om nog meer getuigenissen te krijgen. De getuigenissen in sport zijn even goed als getuigenissen voor iemand in een jeugdbeweging, in onderwijs of in welzijn. De ondersteuning gebeurt overigens nooit door VOICE. VOICE ontving de getuigenissen en verwees door. Met wat nu allemaal is opgezet, denk ik dat we voldoende mogelijkheden hebben voor getuigen om die ondersteuning te bieden.
Er is eindelijk meer openheid. Er zijn mogelijkheden gecreëerd. Er is een beleid opgezet rond seksueel grensoverschrijdend gedrag. Ik bedank jullie daar ook voor, collega’s, want jullie hebben dat zeker mee geïnitieerd vanuit de commissie Sport. Ik denk dat we daar een grote stap vooruit hebben gezet.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.