Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van der Vloet heeft het woord.
Minister, wij ondertekenden als Vlaanderen het VN-verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap. Volgens het VN-verdrag, artikel 9, moet aan het volgende voldaan worden door iedereen die dat getekend heeft: “De staten die partij zijn, nemen tevens passende maatregelen om te voorzien in vormen van hulp en bemiddeling door mensen, met inbegrip van begeleiders, mensen die voorlezen en professionele doventolken, om de toegang tot gebouwen en andere faciliteiten die open staan voor het publiek, te faciliteren.”
In Vlaanderen kan iemand een beroep doen op uren Leefsituatie (L-uren). Die uren zijn echter beperkt, en dus is het heel belangrijk dat mensen die kunnen aanspreken wanneer zij dat nodig hebben. In januari 2015 vroeg ik u al om een studie te doen naar het aantal leefuren en de wijze waarop die worden gebruikt. Daarbij zou bekeken moeten worden of er bijvoorbeeld ook onterecht L-uren worden gebruikt in ziekenhuizen, rechtbanken en andere instanties die volgens het VN-verdrag eigenlijk zelf moeten instaan voor redelijke aanpassingen, in de vorm van onder andere tolken. De vraag die ik toen had, was of de Vlaamse overheid hen daar momenteel al op wijst of niet. In oktober 2017 beloofde u in deze commissie om het nogmaals na te vragen. Op 8 maart 2018 herhaalde ik de vraag nogmaals in deze commissie, maar kreeg ik niet echt een afdoende antwoord, en daarom ga ik nogmaals mijn vragen herhalen.
Kunt u de resultaten geven van de studie die u deed betreffende het gebruik van L-uren in ziekenhuizen, rechtbanken en andere instanties? Rekent u diensten als Kind en Gezin ook bij ‘andere instanties’ en dienen zij volgens u dus ook te voorzien in tolkdiensten voor doven? Wordt in de verschillende afdelingen van Kind en Gezin op dit moment voorzien in tolken voor doven?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, naar aanleiding van de vraag in 2015 is inderdaad aan het Vlaams Communicatie Assistentie Bureau voor Doven (CAB) gevraagd om een rapport op te maken trekken van de gebruikte uren in de medische settings, openbare diensten en juridische diensten. Ik neem aan dat ik u daar bij een vorige vraag al een antwoord op gegeven heb. Men zegt mij toch dat u die cijfers gekregen hebt. (Opmerkingen van Tine Van der Vloet)
De cijfers werden bij een vorige vraag om uitleg van mevrouw Van der Vloet gegeven, zegt men mij.
Ik geef u nu het antwoord dat door het VAPH is voorbereid. Dove gebarentaligen kunnen op een eenvoudige en gebruiksvriendelijke wijze met respect voor hun privacy een tolk Vlaamse Gebarentaal (VGT) aanvragen bij het Vlaams Communicatie Assistentie Bureau voor Doven. Dat heeft evenwel als gevolg dat het CAB niet het exacte aantal gepresteerde L-uren in ziekenhuizen, rechtbanken en openbare diensten kan rapporteren. Als dove gebarentalige plant men bijvoorbeeld een afspraak bij een zelfstandige oogarts, maar die vindt plaats in het kabinet van de oogarts in het ziekenhuis. In een dergelijke situatie is het onduidelijk of het de dove gebarentalige is die zijn L-uren gebruikt of dat het het ziekenhuis is dat voor de tolk Vlaamse Gebarentaal zorgt.
Rekening houdend met die beperking, kan gesteld worden dat in 2014 ongeveer 7 procent van het totale aantal getolkte uren werd ingezet voor gebruik in een ziekenhuis. In 2017 werd ongeveer 8 procent van het totale aantal getolkte uren ingezet voor gebruik door dove gebarentaligen in het ziekenhuis. In 2014 bleek dat slechts 1 procent van het totale aantal getolkte uren werd ingezet voor gebruik in een rechtbank. Gelet op dat lage percentage, werd dat niet verder gemonitord. Het gebruik van L-uren in ziekenhuizen, in rechtbanken en andere organisaties in kaart brengen, vraagt van het CAB een tijdsintensieve manuele zoekopdracht op trefwoorden en is bijgevolg geen standaardstatistiek die elk jaar wordt opgeleverd.
Net als SYNTRA, gemeentebesturen en provinciebesturen, voorziet ook Kind en Gezin in tolkdiensten voor doven. Het CAB ontving reeds van afdelingen van Kind en Gezin vragen om een tolk Vlaamse Gebarentaal te zoeken. In 2017 factureerde het CAB aan Kind en Gezin ongeveer 50 tolkuren voor 38 opdrachten. De afdelingen van Kind en Gezin zijn evenwel niet verplicht om via het CAB een tolk VGT te boeken: ze kunnen de tolk VGT ook rechtstreeks boeken. Tolken VGT zijn zelfstandigen en bepalen zelf welke opdrachten ze al of niet aanvaarden.
In 2017 heeft Unia onderzoek uitgevoerd in de ziekenhuizen. Daarover is in maart 2018 een workshop georganiseerd, waar het VAPH, alsook het CAB, aan heeft deelgenomen. Het VAPH heeft het oneigenlijke gebruik van de L-uren in de medische settings daar nogmaals ter sprake gebracht, uiteraard met de hoop dat de degenen die daar beleidsmatig voor Volksgezondheid aanwezig waren, dat ook zouden opnemen.
Mevrouw Van der Vloet heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik hoor u zeggen dat er bij Kind en Gezin toch al heel wat tolkuren zijn voor 38 personen, maar u zegt dat ze dat niet per se via Kind en Gezin moeten boeken. Het kan ook dat zijn dat ze dat rechtstreeks boeken. De vraag is dan: valt dat onder die L-uren? Ook al boeken ze dat er rechtstreeks, betaalt Kind en Gezin dat? (Minister Jo Vandeurzen bevestigt)
Het is toch wel vrij onduidelijk. Als je naar de website van Kind en Gezin kijkt, staat daar niet heel duidelijk op hoe ze zo’n tolk moeten boeken. Wij kregen daar verschillende vragen over, bijvoorbeeld van een mama die in zo’n situatie zat, die vroeg hoe ze dat juist kon regelen. Wij zijn dat dan gaan opzoeken, maar het is toch wel vrij onduidelijk. Blijkbaar zit er dus toch nog iets mis in de communicatie. Misschien kunt u dat meegeven, zodat dat voor die mensen, eender waar zij een tolk nodig hebben, toch iets vlotter verloopt dan op dit moment. Zij moeten toch al redelijk zuinig zijn met hun L-uren. Ik ben blij te horen dat ook Kind en Gezin hieronder valt en dat het stijgt in aantal en dat men er ook gebruik van maakt, maar ik denk dat er toch nog net iets meer duidelijkheid in de communicatie kan komen, zodat mensen daar ten volle gebruik van kunnen maken. Hoe duidelijker het voor hen wordt uitgelegd, in ziekenhuizen, bij Kind en Gezin, hoe beter het is voor hun situatie.
Minister, ik heb hier het verslag bij van de vergadering van 3 oktober, waar al een paar keer naar verwezen is. U had het toen over het onderzoek naar een procedure voor die mensen voor wie het contingent L-uren absoluut niet volstond. Uit het antwoord bleek dat er nog een grote differentiatie bestond: mensen die hun contingent niet uitputten, mensen die dat bij wijze van spreken 100 procent benutten, maar ook een deel mensen die absoluut een tekort ervaren. Er was geen procedure voor om dat op een vlotte manier op te vangen, om in te schatten hoe realistisch die vragen zijn enzovoort. We hebben het daar toen over gehad. Ik heb daar sindsdien geen nieuws meer over. Wat is de stand van zaken van die procedure? Wat gebeurt er als mensen door omstandigheden tijdelijk helemaal niet rondkomen met de uren in hun L-contingent?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik zal zeker aan Kind en Gezin vragen dat ze de nodige aandacht geven aan de communicatie met de ouders.
Uiteraard is er nogal wat overleg met de organisatie Doof Vlaanderen, ook vanuit het perspectief dat sommigen aangekondigd hebben dat ze daar juridische stappen rond zouden zetten. Er zijn uiteraard voorstellen gedaan om het aantal uren te verhogen en naar een formule te zoeken zodat daar ook een zekere flexibiliteit in kan zitten.
Men is daar nog niet geland, doordat de verwachtingen tussen de verschillende betrokkenen wat uiteenlopen. In ieder geval denk ik dat wat ik toen gezegd heb, nog altijd staande is, namelijk dat er absolute bereidheid is om op dat vlak initiatieven te nemen, zowel over het aantal uren als over de manier van inzetten. Dat gesprek loopt nog. Het is niet dat dat nu afgelopen is.
Er is een ander spoor dat ondertussen ook is opgestart, en dat is dat we in overleg ook een programma hebben ingediend als een innovatieve overheidsopdracht. Dat is natuurlijk altijd belangrijk, de uren en de flexibiliteit en de vraag wie kan beoordelen of die uren ingezet kunnen worden of niet. Dat blijft een oefening die niet zo eenvoudig is, ook al kun je dat wat groter maken. Bij de betrokkenen leven daar duidelijk verschillende verwachtingen over. Daarom heb ik voorgesteld om toch te kijken of we niet zouden kunnen gaan naar een meer flexibel en performant informaticaplatform, waardoor het ook mogelijk is dat tijd- en plaatsonafhankelijk gebruik kan worden gemaakt van afstandstolken. We zijn op dat spoor ook in overleg. Het dossier is ingediend. We weten niet of we daar als een innovatieve overheidsopdracht zullen worden aanvaard. Maar dat lijkt mij wel een spoor dat de moeite waard is om te exploreren, want op die manier zullen we veel meer tijd- en afstandonafhankelijk, en dus ook op een wat andere manier, kunnen kijken naar de inzet van het tolkeninstrument.
Het is nu wachten. Het is ingediend op 15 juni. We hebben dat samen met Doof Vlaanderen uitgewerkt en ik hoop natuurlijk dat dat wordt aanvaard, want dat lijkt mij een minstens even belangrijk spoor om te kijken of we daar een stap vooruit kunnen zetten.
Mevrouw Van der Vloet heeft het woord.
Ik heb geen bijkomende vragen, maar het laatste initiatief is inderdaad een positief iets. Laten we mee duimen dat het erdoor komt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.